Categorieën
Besluit

Besluit 2017-07

Besluit van het LOWI van 4 mei 2017 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend bij brief van 21 maart 2017, betreffende het besluit van … Bestuur van … van 10 februari 2017.

1. Het verzoek

Bij brief van 21 maart 2017 heeft … (verder: Verzoeker) het LOWI verzocht om middels een advies aan … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopig besluit van het Bestuur van 10 februari 2017 (verder: besluit).

Het besluit is genomen naar aanleiding van de klacht van Verzoeker van 30 september 2016. De klacht is gericht tegen … en … (verder: Belanghebbenden), beiden medewerker van …, en heeft betrekking op het … rapport “…” uit 2009 en het proefschrift “…” uit 2011.

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … heeft op 31 januari 2017 aan het Bestuur geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen in zijn besluit en de klacht ongegrond verklaard.

Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft zich tot het LOWI gewend.

2. De ontvankelijkheid van het verzoek

Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk beoordeelt, moet eerst worden vastgesteld of het verzoek voor behandeling in aanmerking komt. In dit geval gaat het om de vraag of het verzoek voldoet aan de indieningsvereisten. Ten aanzien van de te gebruiken taal is de hoofdregel dat de Nederlandse taal wordt gehanteerd. Als dat doelmatiger is, kan het LOWI toestaan dat een verzoek wordt ingediend in de Engelse taal. Dat gebeurt alleen wanneer één van de partijen anderstalig is.

Het verzoek is geschreven in de Engelse taal en de gronden van het verzoek, ingediend als afzonderlijke bijlage 3, zijn eveneens in het Engels. Ook de andere bijlagen van de hand van Verzoeker zijn in het Engels. De bijlagen van de hand van Belanghebbenden, het Bestuur en de CWI zijn in het Nederlands.

Het is het LOWI ambtshalve bekend dat Verzoeker Nederlandstalig is. Ook Belanghebbenden en uiteraard het Bestuur zijn Nederlandstalig.

Correspondentie met Verzoeker

Op 29 maart 2017 heeft het LOWI aan Verzoeker laten weten dat Nederlands de voertaal is in een LOWI-procedure en dat het gebruik van de Engelse taal weliswaar wordt toegestaan indien dat doelmatiger is, maar dat dit in casu niet het geval is omdat alle bij het verzoek betrokken partijen Nederlandstalig zijn. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 12 april 2017 een Nederlandse vertaling van zijn verzoek en de bijlagen te overleggen. Verzoeker is medegedeeld dat wanneer hij niet (tijdig) voldoet aan deze indieningsvoorwaarde, het LOWI kan besluiten om het verzoek niet in behandeling te nemen.

Bij Engelstalige brief van 7 april 2017 heeft Verzoeker onder meer uiteengezet waarom hij vindt dat het gebruik van de Engelse taal doelmatiger is.

Op 10 april 2017 heeft het LOWI opnieuw aan Verzoeker laten weten dat het indienen van stukken in de Nederlandse taal het meest doelmatig is en dat het LOWI het gebruik van de Engelse taal alleen toestaat indien één der partijen anderstalig is, hetgeen in casu niet het geval is. Verzoeker is erop gewezen dat de termijn om alsnog te voldoen aan het betreffende indieningsvereiste op 12 april 2017 eindigt en dat wanneer hij weigert om het verzoek in het Nederlands in te dienen, het LOWI kan besluiten om het verzoek niet in behandeling te nemen.

Bij Engelstalige brief van 11 april 2017 heeft Verzoeker opnieuw uitgebreid uiteengezet waarom hij de Engelse taal gebruikt.

Op 24 april 2017 heeft het LOWI Verzoeker laten weten dat de kwestie in de vergadering van 20 april 2017 is besproken en dat is besloten om Verzoeker nog eenmaal in de gelegenheid te stellen een Nederlandse vertaling van het verzoek te verstrekken. Om Verzoeker tegemoet te komen, is bepaald dat alleen twee documenten hoeven te worden vertaald, namelijk het verzoek van 21 maart 2017 en bijlage 3, inhoudende de gronden van het verzoek. Verzoeker is gevraagd om de vertaling uiterlijk op 2 mei 2017 te overleggen. Verzoeker is medegedeeld dat wanneer hij hieraan geen gevolg geeft, het LOWI zijn verzoek niet in behandeling zal nemen.

Bij Engelstalige brief van 26 april 2017 heeft Verzoeker andermaal uiteengezet waarom hij de Engelse taal gebruikt.

Op 26 april 2017 heeft de adjunct ambtelijk secretaris telefonisch contact opgenomen met Verzoeker, onder meer om uit te leggen dat een vertaling door een beëdigde tolk niet nodig is. Verzoeker heeft bij die gelegenheid nogmaals toegelicht waarom hij de Engelse taal gebruikt. Het telefoongesprek is in de Nederlandse taal gevoerd.

Indieningsvereisten verzoek

Zoals ook aan Verzoeker is uiteengezet, is het Nederlands de voertaal in een LOWI-procedure. Dat volgt niet alleen uit het Reglement LOWI en de Werkwijze LOWI, maar ook uit de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Het LOWI is geen bestuursorgaan, maar past de Awb naar analogie toe (zie ook artikel 15 Reglement LOWI). Het LOWI hanteert de lijn uit de rechtspraak dat processtukken moeten worden ingediend in de Nederlandse taal en geeft naar analogie toepassing aan artikel 2:6, eerste lid, van de Awb. Uit deze bepaling vloeit voort dat in het bestuursrechtelijke verkeer de Nederlandse taal wordt gebruikt, in woord en geschrift.

In afwijking van de hierboven geschetste hoofdregel kan de Engelse taal worden gebruikt, maar alleen als dit doelmatiger is (zie artikel 4, vierde lid van de Werkwijze LOWI en artikel 2:6, tweede lid, van de Awb). Zoals ook aan Verzoeker is uiteengezet, staat het ter beoordeling van het LOWI of het gebruik van de Engelse taal al dan niet doelmatiger is en de huidige vaste lijn is dat het LOWI het gebruik van de Engelse taal toestaat wanneer één der partijen anderstalig is. In casu zijn alle betrokken partijen Nederlandstalig. De omstandigheid waaronder kan worden afgeweken van de hoofdregel, doet zich derhalve niet voor. Verzoeker is hier uitdrukkelijk op gewezen.

Standpunt Verzoeker

In zijn reacties op de drie berichten van het LOWI hierover en in het tot slot gevoerde telefoongesprek, heeft Verzoeker verschillende redenen gegeven waarom hij de Engelse taal gebruikt. Kort samengevat heeft Verzoeker aangevoerd dat het gebruik van de Engelse taal doelmatiger is en dat het aan hem is om dat te bepalen, dat internationale experts of internationale lezers kennis moeten kunnen nemen van de klacht, dat Verzoeker niet beschikt over de middelen om het LOWI te voorzien van een vertaling door een beëdigde vertaler, dat Verzoeker wegens drukte niet in staat dan wel niet bereid is om eerder dan binnen een termijn van 3 of 6 maanden zelf te zorgen voor een vertaling van zijn stukken, dat het niet de taak is van Verzoeker om te zorgen voor een vertaling, dat het LOWI in het verleden wel heeft geaccepteerd dat Verzoeker de Engelse taal heeft gebruikt, dat de oorspronkelijke klacht bij het Bestuur ook in het Engels is ingediend en verder dat niet is voldaan aan de voorwaarden die volgens Verzoeker gelden voor het gebruik van de Nederlandse taal in de procedure.

Beoordeling ontvankelijkheid

Verzoeker is uitdrukkelijk gewezen op het indieningsvereiste dat het LOWI hanteert ten aanzien van de taal van het verzoek en waaraan zijn verzoek niet voldoet. Dat het LOWI in het verleden hiermee anders is omgegaan of dat het Bestuur in de klachtprocedure heeft toegestaan dat Verzoeker de Engelse taal gebruikte, is niet van belang. Verzoeker is uitdrukkelijk gewezen op de huidige lijn van het LOWI om het gebruik van de Engelse taal alleen toe te staan wanneer één der partijen anderstalig is en op de vaststelling van het LOWI dat in casu alle partijen Nederlandstalig zijn.

Dat Verzoeker vindt dat er nog andere redenen zijn om het gebruik van de Engelse taal toe te staan, is niet van belang. Verzoeker is meermalen in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek alsnog in de Nederlandse taal in te dienen. Het is niet gebleken dat Verzoeker hiertoe niet in staat zou zijn. Verzoeker is Nederlandstalig, zodat er geen noodzaak is voor een vertaling door een beëindigde tolk. Het is evenmin gebleken dat Verzoeker niet is staat is om de gestelde termijn te halen. Het gaat om (twee) stukken die Verzoeker zelf heeft geschreven en die in totaal 8 pagina’s beslaan.

Anders dan Verzoeker stelt, is het uitsluitend de verantwoordelijkheid van Verzoeker om ervoor te zorgen dat het verzoek voldoet aan de indieningsvereisten. Dat Verzoeker dit heeft nagelaten, komt voor zijn rekening en risico. Verzoeker is uitdrukkelijk gewezen op de mogelijke consequentie hiervan, namelijk dat het LOWI het verzoek niet in behandeling neemt.

Conclusie

Het verzoek voldoet niet aan de indieningsvereisten en Verzoeker heeft de geboden termijn(en) om dit te herstellen ongebruikt laten verstrijken. Er is geen reden om het verzoek desondanks in behandeling te nemen.

3. Besluit van het LOWI

Het bovenstaande betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. Voor de goede orde wordt Verzoeker erop gewezen dat de procedure bij het LOWI hiermee tot een einde is gekomen.

Het LOWI komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en zal om deze reden ook geen advies geven aan het Bestuur over het te nemen definitieve besluit.

Prof. mr. W.J. Zwalve, (plv) Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris