naar aanleiding van de verzoeken van:
1. [Verzoeker 1] en
2. [Verzoeker 2]
over het aanvankelijk oordeel van
3. de Raad van Toezicht van Saxion Hogeschool
Procesverloop
Op 10 oktober 2023 heeft [Verzoeker 1] een klacht ingediend bij de gezamenlijke Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI) van verschillende hogescholen waaronder Saxion Hogeschool.
Op verzoek van de CWI heeft hij zijn klacht op 24 oktober 2023 verduidelijkt.
Op 9 november 2023 heeft de CWI de klacht van Verzoeker 1 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze eerder onderzocht zou zijn door de voorzitter van het College van Bestuur (hierna: CvB) van Saxion Hogeschool.
Op 28 november 2023 heeft Verzoeker 1 zijn eerdere klacht aangevuld. Op dezelfde dag ontvangt de CWI een klacht van [Verzoeker 2] over hetzelfde onderwerp.
De CWI besluit hierop in weerwil van de eerdere niet-ontvankelijkverklaring om de klacht van Verzoeker 1 toch inhoudelijk in behandeling te nemen en beide klachten (van Verzoekers 1 en 2) gezamenlijk te behandelen.
Omdat de klacht van Verzoeker 2 gericht is tegen een bestuurder, heeft de CWI advies uitgebracht aan de Raad van Toezicht (hierna: de RvT) in plaats van aan het CvB.
De CWI heeft de RvT op 28 juni 2024 geadviseerd beide klachten ongegrond te verklaren. In haar advies doet zij verder verschillende aanbevelingen.
De RvT heeft hierna op 18 juli 2024 een aanvankelijk oordeel vastgesteld en daarin onder meer overwogen dat er geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit.
Verzoeker 1 heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 31 juli 2024 verzocht om advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel. Het LOWI heeft op diezelfde dag besloten dit verzoek in behandeling te nemen.
Verzoeker 2 heeft het LOWI op 24 augustus 2024 om advies gevraagd. Het LOWI heeft op 26 augustus 2024 besloten ook dit verzoek in behandeling te nemen.
Mr. E.J. Daalder heeft zich verschoond in deze zaken.
De RvT heeft gereageerd op de verzoekschriften van Verzoekers 1 en 2.
Daartoe door het LOWI in de gelegenheid gesteld, hebben verschillende personen die door de CWI als bij de zaak betrokken personen zijn aangemerkt […] ook een schriftelijke reactie gegeven.
Verzoeker 1 en Verzoeker 2 hebben op deze stukken gereageerd.
Enkele van de betrokken personen […] hebben een laatste reactie ingediend. Het LOWI heeft beide zaken besproken in zijn vergadering van 13 november 2024.
Na de vergadering heeft het LOWI nog verschillende stukken opgevraagd bij de RvT. De andere partijen zijn hierover ingelicht. Nadat de opgevraagde stukken waren ontvangen, heeft het LOWI besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht om tot advisering over te gaan en dat het de zaken op de stukken (zonder hoorzitting) zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Deze zaken gaan over een onderzoeksproject dat voortijdig is stopgezet.
2. In het project werkten twee verschillende lectoraten van Hogeschool Saxion samen met externe partners uit het MKB, waaronder Verzoekers 1 en 2. Doel van het project was om een medisch device (verder) te ontwikkelen. Verzoeker 1, tevens patenthouder, was verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de hard- en software voor het project. Verzoeker 2 had een taak op het gebied van wet- en regelgeving, maar omdat het project voortijdig is gestopt is het hier niet van gekomen.
3. Verzoekers 1 en 2 menen dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden in het onderzoeksproject. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de informatie die in de subsidieaanvraag is verstrekt en om de gang van zaken die heeft geleid tot het stopzetten van het project.
Klachten
4. Verzoekers 1 en 2 klagen dat in de subsidieaanvraag te hoog is opgegeven over het technische stadium waarin een sensorchip zich bevond die nodig was voor het medische device waaraan in het onderzoeksproject werd gewerkt. Volgens Verzoekers ligt de oorzaak hiervan in eerdere onderzoeksprojecten (van onder meer Saxion) waarover positieve eindverslagen zijn geschreven die niet strookten met de werkelijkheid. Verzoeker 1 heeft een technisch rapport bij zijn klacht gevoegd, waarin verslag wordt gedaan van de metingen die hij aan de sensorchip heeft verricht met een andere externe MKB-partner uit het onderzoeksproject. Uit dit rapport blijkt dat de sensorchip zich in een minder vergevorderd technisch stadium bevindt dan in de subsidieaanvraag is gesteld. Deze metingen hadden volgens Verzoeker 1 voorafgaand aan de subsidieaanvraag kunnen en moeten worden verricht, zodat daaruit was gebleken dat de ontwikkelingsfase van de sensorchip nog niet op het niveau was dat in de subsidieaanvraag wordt vermeld.
5. Verzoekers 1 en 2 klagen ook dat Saxion ten onrechte en onder onjuiste opgaaf van redenen aan de subsidieverstrekker te kennen heeft gegeven dat het project gestopt moest worden. In de communicatie met de subsidieverstrekker heeft Saxion gesteld dat het complete systeem niet op tijd gereed is. Daarmee wordt volgens Verzoekers de indruk gewekt dat het mislukken van het project is toe te schrijven aan de externe partners, terwijl het mislukken van het project komt door de falende techniek van de sensorchip die onder Saxions verantwoordelijkheid valt.
6. Verzoeker 1 geeft bij zijn klacht verder nog aan dat gemeenschapsgeld is verspild, dat er onzorgvuldig met zijn octrooi is omgesprongen en dat dit alles grote impact heeft gehad op zijn onderneming en gezin. In de verduidelijking van zijn klacht van 24 oktober 2023 schrijft hij met zijn klacht tevens te beogen om weer in gesprek te komen met Saxion over enige vorm van herstel voor zijn onderneming in de vorm van schadevergoeding of gezamenlijk gesubsidieerd voortzetten van het onderzoek.
7. Verzoeker 2 legt in zijn klacht de nadruk op het stopzetten van het project en dat daarbij niet conform de consortiumovereenkomst is gehandeld. Hij betoogt dat een bestuurder die de consortiumovereenkomst mede heeft ondertekend niet heeft toegezien op naleving daarvan, ook niet toen deze per e-mail is geïnformeerd over het feit dat de overeenkomst niet werd nageleefd.
CWI-advies
8. De CWI stelt voorop dat zij niet gaat over de zorgplichten van de instelling (zorgplichten zijn uitgezonderd van de klachtmogelijkheid) en ook niet over eventuele contractbreuk (de consortiumovereenkomst-gerelateerde klachtonderdelen) rondom stopzetten van het onderzoeksproject. De CWI heeft de klacht daarom in zoverre niet inhoudelijk behandeld.
9. De CWI heeft het klachtonderdeel over de subsidieaanvraag en de informatie die daarin is verstrekt over de sensorchip wel inhoudelijk beoordeeld en een deskundige ingeschakeld. Deze moest kort gezegd de vraag beantwoorden of de sensorchip zich bij aanvang van het onderzoeksproject in het technische stadium bevond dat in de subsidieaanvraag werd vermeld. Volgens de deskundige was dit niet het geval; hij onderschreef daarmee in de kern de bevindingen uit het rapport dat Verzoeker 1 als bijlage bij zijn klacht had gevoegd. Op basis van het deskundigenoordeel overweegt de CWI dat Saxion geen wetenschappelijk bewijs / voldoende validering kon leveren voor een sensorchip die werkt als basis voor het onderzoeksproject. Door dit gedrag zijn de principes en normen 3, 5, 15, 16, 17 en 23 uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (hierna: gedragscode) volgens de CWI in het geding geraakt. Dit kan, aldus de CWI, niet eenduidig aan het handelen van één persoon worden gekoppeld en eerder worden toegeschreven aan de resultante van een collectief proces binnen Saxion en tussen Saxion en overige consortiumpartners. De CWI rekent Saxion aan dat zij op een te wankele basis een projectaanvraag heeft ingediend. Tegelijk hadden ook Verzoekers als consortiumpartners scherper moeten zijn. Alle betrokken partners zijn tekortgeschoten, aldus de CWI. Geen van hen had mogen aannemen dat er een werkende sensorchip was zonder dit te verifiëren of naar verificatie te vragen. De CWI heeft gesignaleerd dat in het project verschillende specialistische vak- en onderzoeksgebieden samenkomen, maar dat geen van de betrokken personen een totaaloverzicht had. Er werd op vertrouwd dat de bijdragen van anderen valide, betrouwbaar en in lijn met de projectambities waren. De CWI ziet onvoldoende (kritische) communicatie op dit punt. Er is ten onrechte geen risicoanalyse uitgevoerd bij de start van het project. De CWI acht de klachten van beide klagers over schendingen van de wetenschappelijke integriteit jegens individuele onderzoekers ongegrond.
10. De CWI adviseert om, al dan niet onder begeleiding van een mediator, met Verzoekers en met de binnen Saxion betrokken personen het gesprek aan te gaan om de gang van zaken te evalueren, eventueel voorafgegaan door een grondige interne evaluatie.
11. De CWI adviseert ook om na te gaan op welke punten en met welke procedures het kwaliteitszorgsysteem voor onderzoek verbetering / aanvulling behoeft met het oog op complexe projecten zoals het project dat in deze casus centraal staat.
12. De CWI adviseert tot slot om te bezien of er mogelijkheden zijn om eerder en laagdrempelig signalen van onregelmatigheden te laten onderzoeken, bijvoorbeeld door een CWI.
Voorlopig oordeel
13. De RvT komt tot het voorlopige oordeel dat er ten aanzien van de binnen Saxion betrokken personen, voor zover zij als beklaagde moeten worden beschouwd, geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit. Conform het CWI-advies zal de RvT het CvB vragen om een procesevaluatie uit te voeren en te bezien of er binnen Saxion in vergelijkbare projecten verbeteringen mogelijk zijn op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Het advies om een CWI eerder en laagdrempeliger signalen van onregelmatigheden te laten onderzoeken, neemt de RvT niet over omdat dit volgens de RvT niet in lijn is met de rol en bevoegdheden van een CWI op basis van de gedragscode.
14. In het voorlopig oordeel uit de RvT kritiek op de CWI. De RvT overweegt onder meer dat de CWI-procedure op belangrijke punten niet heeft voldaan aan elementaire beginselen van een eerlijk proces, doordat de CWI aan de binnen Saxion betrokken personen niet duidelijk heeft gemaakt of zij bij de procedure waren betrokken als beklaagde en wat de klachten jegens wie zouden inhouden.
Standpunt Verzoekers
15. Verzoeker 1 betoogt dat zijn klacht ten onrechte ongegrond is verklaard omdat deze niet aan individuele personen zou zijn toe te wijzen. Hij stelt dat de CWI hem op alle inhoudelijke punten meer dan in het gelijk heeft gesteld en dat de gedragscode niet uitsluitend individuele personen, maar ook instituten en afdelingen noemt. Verzoeker 1 acht zichzelf deskundig noch bevoegd om individuele personen te koppelen aan mogelijke schendingen van wetenschappelijke integriteit, omdat hij niet weet hoe de gezagsverhoudingen binnen Saxion liggen. Volgens Verzoeker 1 had de CWI dit kunnen en moeten doen. Daarnaast stelt Verzoeker 1 dat hij in zijn klacht de werkpakketleider voor het maken van de sensorchip heeft genoemd.
16. Ook Verzoeker 2 betoogt dat voor hem niet precies duidelijk is wie binnen Saxion waar verantwoordelijk voor is en dat het principieel onjuist is om van een klager te eisen dit duidelijk te maken. Verder wijst hij erop dat hij wel degelijk verschillende personen en hun verantwoordelijkheden heeft benoemd in zijn klacht. Net als Verzoeker 1, legt ook Verzoeker 2 ten aanzien van het klachtonderdeel over de subsidieaanvraag de nadruk op de werkpakketleider voor het maken van de sensorchip. Ten aanzien van het klachtonderdeel over het stopzetten van het onderzoeksproject legt Verzoeker 2 de nadruk op de communicatie en het beeld dat richting de subsidieverzoekers is geschetst teneinde het onderzoeksproject te laten stoppen. Verzoeker 2 keert zich hiermee nadrukkelijk tegen de penvoerder van het project en tegen een voormalige lector van Saxion die destijds onderzoeksdirecteur was van het project. Volgens Verzoeker 2 was zijn klacht mede tegen laatstgenoemde gericht en heeft hij dit ook aangegeven bij de CWI maar heeft de CWI deze voormalige medewerker ten onrechte niet gehoord.
17. Beide Verzoekers wijzen erop dat de RvT het CWI-advies om met Verzoekers en de binnen Saxion betrokken personen in gesprek te gaan – eventueel onder begeleiding van een mediator – ten onrechte heeft genegeerd.
Standpunt RvT en binnen Saxion betrokken personen
18. De RvT geeft aan dat hij moeite had met de aanpak, werkwijze en conclusies van de CWI, waarbij betrokkenen bij voortduring in onzekerheid werden gelaten wat de inhoud van de klachten van Verzoekers precies waren en of zij beklaagden waren of niet. De binnen Saxion bij het onderzoeksproject betrokken personen alsmede de bestuurder, onderschrijven dit en wijzen het LOWI op de onzekerheid die zij tot op het laatst hebben ondervonden. Desondanks is de RvT van mening dat het onderzoek van de CWI voldoende basis biedt voor het voorlopig oordeel dat geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit door individuele onderzoekers. Met betrekking tot de klacht van Verzoeker 2 over het niet-naleven van de consortiumovereenkomst, wijst de RvT erop dat dit een civielrechtelijke kwestie betreft die niet tot de bevoegdheden van CWI/LOWI behoort. Volgens de RvT schetst Verzoeker 2 een verkeerde voorstelling van zaken over het mislukken van het onderzoeksproject en is het onbegrijpelijk en ongepast dat Verzoeker 2 in deze fase van de klachtbehandeling de aandacht verschuift naar de penvoerder en voormalig onderzoeksdirecteur van het project die geen eerdere betrokkenheid bij de klachtbehandeling had.
Oordeel LOWI
Ontvankelijkheid klacht Verzoeker 1
19. Verzoeker 1 heeft in de klachtenprocedure gewezen op de verantwoordelijkheid van de werkpakketleider voor het maken van de sensorchip. Blijkens het verslag van de hoorzitting heeft hij tijdens de hoorzitting bij de CWI echter gesteld dat zijn klacht niet tegen de werkpakketleider is gericht, maar tegen Saxion. Het LOWI stelt gelet hierop vast dat de klacht van Verzoeker 1 niet is gericht tegen individuele onderzoekers of anderen zoals genoemd in paragraaf 1.3 van de gedragscode. Naar het oordeel van het LOWI had de CWI Verzoeker 1 moeten uitleggen dat een klacht tegen Saxion te algemeen is en leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht. In de klachtenprocedure wetenschappelijke integriteit is het immers niet mogelijk om een klacht in te dienen tegen een onderzoeksinstelling; een klacht moet zijn gericht tegen personen die medewerker (in ruime zin) zijn van een onderzoeksinstelling, zoals ook voldoende blijkt uit de Gezamenlijke Regeling Klachten Wetenschappelijke Integriteit van 17 mei 2022 die Saxion hanteert. Het LOWI volgt Verzoeker 1 niet in zijn stelling dat de CWI de koppeling met personen binnen Saxion had moeten maken. Het is primair de verantwoordelijkheid van een klager om duidelijk te maken tegen wie een klacht zich richt (en wat de gronden van de klacht zijn). In geval van onduidelijkheid hierover moet een CWI vragen om verduidelijking van de klacht, maar het is niet de taak van een CWI om de verantwoordelijkheid van klagers op dit punt over te nemen en zelf beklaagden aan te wijzen. Het LOWI zal de RvT adviseren de klacht van Verzoeker 1 in het definitieve oordeel niet-ontvankelijk te verklaren.
Partijconstellatie klacht Verzoeker 2
20. Verzoeker 2 stelt in zijn klacht ten aanzien van de bestuurder dat hij hem medeverantwoordelijk acht voor het overtreden van regels voor wetenschappelijke integriteit. De CWI had de bestuurder daarom als beklaagde moeten aanmerken. Volledigheidshalve had de CWI bij Verzoeker 2 kunnen informeren of zijn klacht zich uitsluitend richtte tegen de bestuurder of ook tegen andere personen, om discussie hierover te voorkomen zoals deze nu is ontstaan over de penvoerder en voormalig onderzoeksdirecteur met betrekking tot klachtonderdeel 2. In deze casus heeft de CWI echter onduidelijkheid laten bestaan over de partijconstellatie. De bestuurder en verschillende andere bij het onderzoeksproject betrokken personen hebben daardoor gedurende de klachtenprocedure niet geweten of zij beklaagde waren of niet. Het CWI-advies bevat tegenstrijdige informatie over de positie van de bestuurder. Enerzijds staat er dat hij louter als informant is gehoord; anderzijds staat er dat de klacht van Verzoeker 2 tegen de bestuurder is gericht. Dit geldt ook voor een aantal andere personen, die bewust als ‘betrokken personen’ en niet als beklaagde zijn aangemerkt; anderzijds zijn zij wel uitgenodigd om ‘een verweerschrift’ op te stellen. Het verdedigingsbeginsel verlangt dat een wetenschapper over wie wordt geklaagd, zichzelf kan verweren. Dit betekent dat duidelijk moet zijn ten eerste dat de wetenschapper als beklaagde wordt aangemerkt en ten tweede waartegen hij of zij zich moet verweren. Dat was nu niet het geval. Het LOWI is met de RvT van oordeel dat dit niet getuigt van een zorgvuldige klachtbehandeling.
Reikwijdte beoordeling LOWI
21. Het LOWI-advies zal zich uitsluitend richten op het eerste klachtonderdeel van Verzoeker 2, te weten hetgeen in de subsidieaanvraag is vermeld over de sensorchip. Het tweede klachtonderdeel, over de communicatie vanuit Saxion richting de subsidieverstrekker alsmede dat de bestuurder hierop niet heeft ingegrepen, acht het LOWI geen kwestie van wetenschappelijke integriteit maar veeleer een civielrechtelijke kwestie over het al dan niet naleven van de consortiumovereenkomst en/of een subsidierechtelijke kwestie. Klachten hierover horen niet thuis in een klachtenprocedure wetenschappelijke integriteit, zoals de CWI en de RvT zelf ook terecht opmerkten. De gedragscode bevat wel enkele normen over communicatie en algemene normen die voor alle onderzoeksfasen gelden, maar het LOWI is in dit geval van oordeel dat het tweede klachtonderdeel over communicatie niet moet worden begrepen in termen van wetenschappelijke integriteit, maar veeleer in termen van civielrechtelijke aansprakelijkheid en/of subsidierecht. Het LOWI komt daarom ook niet meer toe aan het procedurele bezwaar van Verzoeker 2 dat de CWI een voormalige onderzoeksdirecteur van het project had moeten horen.
De subsidieaanvraag
22. Het LOWI onderschrijft het standpunt van de RvT dat het onderzoek van de CWI, ondanks de gebrekkige verdedigingspositie van beklaagde(n), voldoende basis biedt om de klacht (van Verzoeker 2) ongegrond te verklaren.
23. De CWI heeft terecht overwogen dat alle betrokken partners zijn tekortgeschoten en dat geen van hen had mogen aannemen dat de sensorchip op het technische niveau was zoals in de aanvraag werd genoemd, zonder dit te verifiëren of naar verificatie te vragen. Hiermee is norm 3 (doe geen ongefundeerde claims over te behalen resultaten) van de gedragscode onvoldoende nageleefd. Het LOWI acht het echter onjuist om dit als normschending aan te rekenen aan de bestuurder, nu Verzoeker 2 (dit geldt overigens ook voor Verzoeker 1) zelf ook projectpartner is en zich daarom zelf ook had moeten vergewissen van het technische stadium waarin de sensorchip zich bevond. Het LOWI volgt Verzoeker 2 niet in zijn stelling zoals geuit in de hoorzitting bij de CWI dat dit zijn taak niet was omdat hij over wet- en regelgeving gaat.
24. Hetgeen hiervoor is overwogen laat onverlet dat in subsidieaanvragen geen irreële uitgangsposities of irreële eindresultaten mogen worden voorgespiegeld (ook niet waar sprake is van een zeer competitief subsidieklimaat). Ook al leidt de klacht van Verzoeker 2 niet tot de conclusie dat de klacht gegrond is: nu de subsidieaanvraag een ongefundeerde claim bevatte, zal het LOWI de RvT adviseren dit advies ter informatie te delen met de subsidieverstrekker.
Conclusie
25. Gelet op het voorgaande zijn de verzoeken ongegrond.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart de verzoeken ongegrond;
II. adviseert:
a. de klacht van Verzoeker 1 in het definitieve oordeel niet-ontvankelijk te verklaren;
b. de klacht van Verzoeker 2 in het definitieve oordeel ongegrond te verklaren;
c. dit advies, in het bijzonder overwegingen 19 t/m 21, ter lering te delen met de CWI;
d. dit advies ter informatie te delen met de subsidieverstrekker.
Aldus vastgesteld op 28 januari 2025 door prof. mr. H.E. Bröring, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.