Categorieën
Advies

Advies 2024-21

Opdrachtonderzoek voor overheid. Het LOWI adviseert de klacht niet-ontvankelijk te verklaren wegens schending geheimhoudingsplicht door klager.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Universiteit Twente

Procesverloop

Op 5 februari 2024 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend bij het College van Bestuur van de Universiteit Twente (hierna: Bestuur) over een schending van de wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene] en zijn team.

Het Bestuur heeft de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI) verzocht om advies uit te brengen over deze klacht.

De CWI heeft op 6 mei 2024 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Het Bestuur heeft dit advies opgevolgd en heeft op 24 mei 2024 de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) op 26 juni 2024 verzocht om advies uit te brengen over dit voorlopig oordeel van het Bestuur.

Het LOWI heeft op 1 juli 2024 besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Prof. dr. J.G. van Erp en prof. dr. H.E. Bröring hebben zich verschoond in deze zaak.

Het Bestuur en Betrokkene en zijn team hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft op de stukken van het Bestuur en Betrokkenen gereageerd.

Betrokkene en zijn team hebben op 7 september 2024 een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 9 oktober 2024 besloten dat het zich op basis van deze schriftelijke uitwisseling van standpunten voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Betrokkene en zijn team hebben onderzoek verricht in opdracht van de overheid. Het onderzoek richtte zich op de vraag wat de overheid kan leren van bepaalde rampen uit het verleden en van de rol die zij daarin heeft gespeeld.

2. Aanleiding voor dit onderzoek was een motie van de Tweede Kamer waarin wordt gevraagd om (een voorstel voor) onafhankelijk onderzoek. Deze motie volgde na een klokkenluidersrapport dat nieuw licht had geworpen op de schuldvraag rondom een ramp uit het verleden.

3. In de afbakening van het onderzoek van Betrokkene en zijn team is de aandacht verschoven van de schuldvraag naar lessen voor de toekomst.

4. Verzoeker is in het verleden verantwoordelijk gehouden voor de ramp waarover de klokkenluider rapporteerde.

Klacht

5. Verzoeker klaagt bij het Bestuur dat Betrokkene en zijn team geen hoor en wederhoor hebben toegepast terwijl Verzoeker onderwerp van onderzoek was.
De klacht luidt verder dat feiten in het rapport zijn weggelaten en contra-indicaties niet zijn benoemd. Volgens Verzoeker zijn hiermee verschillende normen uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (hierna: gedragscode) geschonden waaronder norm 38 (wees expliciet over onzekerheden en contra-indicaties en trek geen ongefundeerde conclusies). Verzoeker klaagt verder dat het onderzoek ten onrechte als onafhankelijk is gepresenteerd. Het onderzoek is dat volgens hem niet en kan dat ook niet zijn, omdat eerder onderzoek naar de ramp is verricht onder leiding van een persoon aan wie de UT een eredoctoraat heeft uitgereikt. Betrokkenen konden logischerwijs onder de vlag van de UT geen kritisch rapport schrijven over een eredoctor van diezelfde universiteit, aldus Verzoeker. Volgens Verzoeker had de UT de onderzoeksopdracht vanwege gebrek aan onafhankelijkheid moeten weigeren. Het rapport moet worden gerectificeerd of worden teruggetrokken, aldus Verzoeker.

CWI-advies en voorlopig oordeel

6. De CWI overweegt onder verwijzing naar de Klachtenregeling UT (oud) dat de CWI niet bevoegd is om klachten te behandelen die zijn gericht tot de Universiteit Twente of tot het College van Bestuur. Voor zover de klacht tegen een van deze twee is gericht, is de klacht daarom niet-ontvankelijk (de CWI gebruikt in dit verband ook de term ‘kennelijk ongegrond’).

7. Voor zover de klacht zich richt tot Betrokkene en zijn team, overweegt de CWI dat de klacht kennelijk een professioneel verschil van opvattingen betreft en dat dit niet kan leiden tot het oordeel dat het handelen van Betrokkene een schending van de wetenschappelijke integriteit betreft. Of Betrokkene en zijn team naar de mening van de lezer verkeerde interpretaties geven in het rapport, bepaalde zaken niet of onvoldoende benoemen en fouten hebben gemaakt, zijn zaken van inhoudelijke discussie inherent aan elke wetenschappelijke publicatie. Deze zaken moeten daarom onderdeel zijn van de normale wetenschappelijke discussie, aldus de CWI. Onder verwijzing naar LOWI-advies 2022-13 overweegt de CWI dat zij niet gaat over het beslechten van wetenschappelijk-inhoudelijke discussies en dat zo’n discussie niet thuishoort in een klachtenprocedure waarin het gaat om wetenschappelijke integriteit. Als er al fouten – van welke aard dan ook – zijn gemaakt, aldus de CWI, is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de integriteit van wetenschapsbeoefening in het geding is. De CWI acht de klacht ook in zoverre niet-ontvankelijk.

8. De CWI overweegt ten overvloede onder meer dat Verzoeker de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door zijn klacht integraal op het internet te publiceren kort voor het indienen van zijn klacht bij het Bestuur. De CWI refereert aan eerdere LOWI-adviezen over schending van de geheimhoudingsplicht, waaronder advies 2022-06, maar stelt niet toe te komen aan de vraag of deze schending van de geheimhoudingsplicht moet leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring omdat de eerder aangedragen argumenten reeds leiden tot het oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

9. Het Bestuur volgt dit advies op en besluit voorlopig om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren en daarmee de klacht niet inhoudelijk in behandeling te nemen.

Verzoek

10. Verzoeker verzet zich tegen de conclusie van de CWI dat sprake is van een professioneel verschil van opvatting dat niet thuishoort in een klachtenprocedure. Hiertoe verwijst hij naar de verduidelijking van zijn klacht van 16 april 2024 die hij op verzoek van de CWI had gegeven en waarmee hij in 41 pagina’s duidelijk maakt welke normen uit de gedragscode volgens hem zijn geschonden en tot de conclusie zouden moeten leiden dat er sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit. Volgens Verzoeker hebben Betrokkene en zijn team met het onderzoeksrapport over hem geoordeeld zonder dat er hoor en wederhoor is toegepast en kan dit niet worden getypeerd als ‘normale wetenschappelijke discussie’.

11. Verzoeker weerspreekt dat hij de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Volgens Verzoeker heeft Betrokkene zich in een tv-programma na de start van de klachtenprocedure juist inhoudelijk uitgelaten over de verwijtbaarheid van de ramp. Het kan volgens hem niet zo zijn dat Betrokkene tijdens een klachtenprocedure wel inhoudelijk zou mogen reageren op zaken en Verzoeker niet. Verzoeker stelt dat hij in reactie op het tv-programma en de Kamervragen die naar aanleiding daarvan zijn verstuurd, een bericht heeft geplaatst op voormalig Twitter (nu: X). In dat bericht wordt verwezen naar openbare informatie voorafgaand aan de start van de klachtenprocedure en dat is, aldus Verzoeker, geen schending van de geheimhoudingsplicht.

Standpunt Bestuur

12. Het Bestuur onderschrijft het aanvankelijk oordeel en gaat nader in op de geheimhoudingsplicht. Het Bestuur is het eens met de overweging van de CWI dat Verzoeker zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met zijn tweet opnieuw publiekelijk aandacht te vragen voor zijn klacht. Volgens het Bestuur had die klacht in eerste instantie al niet openbaar moeten zijn of ten minste offline moeten worden gehaald nadat Verzoeker op zijn geheimhoudingsplicht was gewezen. Het Bestuur schaart zich achter de redenering van de CWI dat dergelijk handelen niet past in het normenkader waarbij belangrijk uitgangspunt is dat iemand die beschuldigd wordt van een schending van de wetenschappelijke integriteit wordt geacht onschuldig te zijn totdat het tegendeel is bewezen. Het op voorhand publiekelijk spreken over een ingediende klacht is uitermate schadelijk voor de wetenschappers in kwestie, maar ook voor het zorgvuldig kunnen doorlopen van een klachtenprocedure. Volgens het Bestuur heeft Betrokkene in het tv-programma waarnaar Verzoeker verwijst geen uitspraken gedaan over Verzoekers klacht en daarmee de geheimhoudingsplicht niet geschonden. Het Bestuur benadrukt dat Verzoeker met zijn schending van de geheimhoudingsplicht de zuiverheid en vertrouwelijkheid zodanig heeft geschaad dat een eventuele inhoudelijke behandeling van de oorspronkelijke klacht onrechtvaardig zou zijn. De uitingen van Verzoeker en de wijze waarop hij deze heeft gedaan, schaden de wetenschap en wetenschappers.

Standpunt Betrokkenen

13. Betrokkenen stellen zich op het standpunt dat Verzoeker zijn klacht gelijktijdig met de indiening daarvan bij het Bestuur, in de openbaarheid heeft gebracht via publieke media. Betrokkene weerspreekt dat hij zelf de geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden; noch in het tv-programma waaraan Verzoeker refereert noch in andere communicatie over het onderzoek is verwezen naar de integriteitsklacht van Verzoeker.

14. Betrokkenen kaarten aan dat zij in het openbaar niet ingaan op de publieke uitingen van Verzoeker over hun integriteit. En dat dit soms meebrengt dat zij zich minder vrij voelen om de discussie over het onderzoeksrapport aan te gaan, omdat Betrokkenen de geheimhoudingsplicht serieus nemen en koste wat kost willen voorkomen dat hun toelichting wordt opgevat als verhulde reactie op de klacht. Betrokkenen attenderen het LOWI erop dat zij deze asymmetrie buitengewoon zorgelijk vinden. De twijfels die Verzoeker ten onrechte publiekelijk zaait over de integriteit van het onderzoeksteam kunnen schade toebrengen aan het publieke belang dat het onderzoeksrapport dient en de politieke en maatschappelijke oordeelsvorming over dit onderwerp op een onwenselijke manier beïnvloeden. Volgens Betrokkenen is het niet-ontvankelijk verklaren van een klacht na schending van de geheimhoudingsplicht beslist een adequaat middel, maar laat de onderhavige procedure helaas zien dat dit aan kracht verliest als niet direct en doorslaggevend tegen een bewuste schending van de geheimhoudingsplicht kan worden opgetreden.

Oordeel LOWI

15. Verzoeker heeft zich tot het LOWI gericht, omdat hij meent dat zijn klacht ten onrechte is aangemerkt als ‘professioneel verschil van opvatting’ zoals bedoeld
in paragraaf 5.4, onder 7, sub a, van de gedragscode, en op basis waarvan de CWI heeft afgezien van een inhoudelijke behandeling van Verzoekers klacht.

16. Het LOWI begrijpt dat de CWI zich heeft afgevraagd of de klachtenprocedure is bedoeld voor het type klacht dat in deze zaak centraal staat. Na het lezen van de klacht en de verduidelijking daarvan van 16 april 2024 rijst immers ook bij het LOWI de vraag of het hier niet veeleer gaat om een kritiek op de kwaliteit van het rapport die, met behulp van de vele normen die de gedragscode bevat, wordt gepresenteerd als kritiek op de wetenschappelijke integriteit van het rapport. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in advies2023-12, gaat het in de klachtenprocedure niet om de vraag of een wetenschapper zo goed mogelijk heeft gehandeld. Wetenschappers kunnen veelal eerlijker, zorgvuldiger, transparanter, onafhankelijker en verantwoordelijker handelen en rapporteren. In klachtenprocedures over wetenschappelijke integriteit gaat het niet om kwaliteit van wetenschap, maar om integriteit van wetenschap. Uit een eerste inhoudelijke bestudering van Verzoekers klacht, blijkt dit spanningsveld zich ook in deze zaak voor te doen. De discussie die Verzoeker wil voeren is een inhoudelijke, maar gaat in de kern niet over wetenschappelijke integriteit. De duiding van de CWI dat Verzoekers klacht een ‘professioneel verschil van opvatting betreft’ vindt het LOWI echter minder gelukkig. Verzoeker is zelf immers geen wetenschapper die uit dien hoofde met Betrokkenen wil discussiëren, maar iemand met een persoonlijk belang bij de uitkomst van het onderzoeksrapport gezien het feit dat hij in het verleden verantwoordelijk is gehouden voor de ramp waarop het onderzoek zich mede richtte.

17. Het voorgaande leidt echter niet tot het oordeel dat de CWI Verzoekers klacht (verder) inhoudelijk had moeten behandelen. Dit komt omdat Verzoeker zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden zoals door de partijen terecht naar voren is gebracht en aan een inhoudelijke beoordeling dus niet hoeft te worden toegekomen. In het tegelijkertijd met dit advies uitgebrachte advies in zaak 2024-22 ligt dat anders (zie dat advies).

18. Op 5 februari 2024 heeft Verzoeker zijn klacht ingediend bij het Bestuur. Op diezelfde dag heeft hij zijn klacht online op zijn website geplaatst. Dit is door verschillende media gesignaleerd en die hebben daar vervolgens over Naar het oordeel van het LOWI heeft Verzoeker met dit handelen zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Dat de CWI Verzoekers klacht op 5 februari 2024 nog niet formeel in behandeling had genomen zoals Verzoeker stelt, maakt naar het oordeel van het LOWI geen relevant verschil (vgl. LOWI-besluit 2022-06). Een vroegtijdig in de openbaarheid gebrachte beschuldiging van schending van de wetenschappelijke integriteit kan aan wetenschappers veel schade toebrengen en een zorgvuldige behandeling van de klacht in de weg staan. Met de geheimhoudingsplicht wordt beoogd dergelijke situaties te voorkomen. Verzoeker heeft met de online publicatie van zijn klacht deze bedoeling van de geheimhoudingsplicht doorkruist. Bovendien staat de klacht ten tijde van het uitbrengen van dit advies nog altijd online. Het twitterbericht van 1 april 2024 waarmee Verzoeker verwijst naar de online publicatie van zijn klacht is wederom een schending van zijn geheimhoudingsplicht. Dat Verzoeker met zijn Twitterbericht reageerde op het optreden van Betrokkene in een tv-programma, doet naar het oordeel van het LOWI niet ter zake. Dit vormde geen enkele valide reden voor Verzoeker om zijn geheimhoudingsplicht opnieuw te doorbreken.

19. Het LOWI zal het Bestuur adviseren om de klacht buiten behandeling te laten wegens schending van de geheimhoudingsplicht door Verzoeker en de klacht definitief niet-ontvankelijk te verklaren. Het LOWI adviseert dus een andere reden (schending geheimhoudingsplicht) aan de niet-ontvankelijkverklaring van de klacht ten grondslag te leggen dan in het voorlopig oordeel is gedaan.

20. Ter informatie voor Betrokkenen en voor wetenschappers die zich in de toekomst geconfronteerd zien met een integriteitsklacht, overweegt het LOWI als volgt. De geheimhoudingsplicht is in de eerste plaats bedoeld ter bescherming van de reputatie van de wetenschapper over wie wordt geklaagd. De geheimhouding beoogt vooral de situatie te voorkomen dat een klager zijn klacht (voortijdig) in de openbaarheid brengt ten koste van de wetenschapper in kwestie. In situaties waarin een klager zijn geheimhoudingsplicht schendt en de wetenschappelijke integriteit van een wetenschapper publiekelijk ter discussie stelt, zoals hier is gebeurd, mag het echter niet zo zijn dat de beschuldigde wetenschapper door diezelfde geheimhoudingsplicht ervan wordt weerhouden om zichzelf te verdedigen tegen de publiekelijk gedane beschuldigingen. In de gevallen waarin een klager zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, staat het de beklaagde wetenschapper vrij om, ter verdediging van zijn reputatie, publiekelijk te reageren op de gedane beschuldiging. Daarbij moet de reactie van de wetenschapper zorgvuldig en proportioneel zijn en zou de wetenschapper ook kunnen volstaan met een simpele verwijzing naar de lopende procedure. Dat neemt niet weg dat het LOWI een dergelijke publiekelijke discussie liever niet ziet. Een eventuele schending van de wetenschappelijke integriteit dient primair onderzocht te worden in een klachtenprocedure met de daarbij behorende procedurele zorgvuldigheidsvereisten en niet in het openbaar.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  Verklaart het verzoek ongegrond;

II. Adviseert het Bestuur om de klacht buiten behandeling te laten wegens schending van de geheimhoudingsplicht door Verzoeker en de klacht definitief niet-ontvankelijk te verklaren.

Aldus vastgesteld op 16 december 2024 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.