Categorieën
Advies

Advies 2024-11

Klacht over onderzoek naar Sars-Cov-2-virus. LOWI wijkt in grote mate af van CWI-advies vanwege extra informatie ten behoeve van feitenvaststelling. Ook in meer principiële zin wijkt LOWI af van CWI omdat LOWI meerdere klachtonderdelen kwalificeert als professioneel verschil van opvatting die thuishoren in het wetenschappelijk debat en niet in een klachtenprocedure.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. de Raad van Bestuur van het Erasmus MC

Procesverloop

Op 20 en 22 januari 2023 heeft [Klager] klachten ingediend bij de Raad van Bestuur van het Erasmus MC (hierna: het Bestuur) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door onder meer [Verzoeker].

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van het Erasmus MC (hierna: CWI) heeft het Bestuur in oktober 2023 geadviseerd de klachten over Verzoeker op alle onderdelen gegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en heeft de klachten over Verzoeker in het aanvankelijk oordeel van 7 november 2023 gegrond verklaard.

Verzoeker heeft het LOWI op 15 december 2023 bij monde van zijn rechtsbijstandverlener gevraagd om advies over dit aanvankelijk oordeel. Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Verzoeker op 9 januari 2024 de gronden van zijn verzoek aangevuld.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 11 januari 2024 besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Op 27 februari 2024 heeft het Bestuur een verweerschrift ingediend.

Klager is vanwege bepaald gedrag niet langer aangemerkt als betrokken partij in de LOWI-procedure. Zijn schriftelijke reactie op het verzoek is daarom buiten behandeling gelaten.

Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur.

Het Bestuur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een laatste reactie in te dienen.

Het LOWI heeft deze zaak in zijn vergadering van 24 april 2024 besproken en besloten dat het op basis van het dossier onvoldoende geïnformeerd was om tot advisering aan het Bestuur over te gaan en dat een hoorzitting noodzakelijk was.

Deze hoorzitting vond plaats op 17 mei 2024.

Op 21 mei 2024 heeft Verzoeker nadere stukken aan het LOWI toegezonden. Op 22 mei 2024 heeft het LOWI Verzoeker geïnformeerd dat deze stukken buiten beschouwing worden gelaten. Een afschrift van dit bericht is verstuurd aan het Bestuur.

Op 4 juni 2024 heeft het LOWI een ontbrekend dossierstuk opgevraagd bij Verzoeker. Verzoeker heeft dit stuk op 5 juni 2024 aan het LOWI toegestuurd. De berichten van 4 en 5 juni zijn ter informatie met het Bestuur gedeeld.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker was als UD verbonden aan het Erasmus MC, totdat hij op staande voet werd ontslagen. Eind 2022 heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit ontslag rechtsgeldig is gegeven. Hierbij heeft de kantonrechter zich niet uitgelaten over de door het Erasmus MC aangevoerde ontslaggrond dat Verzoeker in strijd met de wetenschappelijke integriteit zou hebben gehandeld.

2. Kort na de uitspraak van de kantonrechter zijn bij de CWI de in het procesverloop beschreven klachten over Verzoeker ingediend.

3. Deze klachten gaan over een preprint (hierna ook: manuscript 1) en een working paper (hierna ook: manuscript 2) waarvan Verzoeker co-auteur is en die in het laatste kwartaal van 2022 zijn gepubliceerd. Beide publicaties gaan over detectie van het Sars-Cov-2-virus met behulp van PCR-tests. De preprint (manuscript 1) is in het eerste kwartaal van 2023 in aangepaste vorm gepubliceerd in een tijdschrift, waarbij verschillende opmerkingen van klager zijn meegenomen en verwerkt.

Klachten

4. Bij onderstaande weergave van de klachten maakt het LOWI gebruik van de samenvatting door de CWI. De klachten luiden kort samengevat als volgt:

1. samenwerking met partners die de gedragscode en principes van wetenschappelijke integriteit niet onderschrijven;
2. inhoudelijke tekortkomingen in de manuscripten;
3. het zich laten leiden door buiten-wetenschappelijke belangen, argumenten of voorkeuren;
4. niet transparant zijn over de manier waarop data voor het onderzoek is verkregen;
5. het weglaten van bronnen die relevant kunnen zijn voor de interpretatie van de onderzoeksresultaten.

CWI-advies

5. Volgens de CWI zijn alle vijf klachtonderdelen gegrond. Daarnaast is de CWI van oordeel dat Verzoeker normen uit de gedragscode heeft geschonden door de beoogd laatste auteur van manuscript 2 te schrappen in plaats van aan zijn inhoudelijke bezwaren tegemoet te komen. De motivering die de CWI per klachtonderdeel heeft gegeven, wordt omwille van de leesbaarheid van het LOWI-advies niet op deze plaats uitgeschreven, maar komt bij de beoordeling van het verzoek door het LOWI nog uitgebreid aan de orde.

6. Volgens de CWI heeft Verzoeker de wetenschappelijke integriteit geschonden, omdat:

  • het niet-naleven niet is beperkt tot één norm, maar in ieder geval tien van de elf onderzochte normen omvat bij twee verschillende manuscripten;
  • er geen sprake is van slordigheid of onwetendheid, maar van bewust niet-naleven;
  • er mogelijk een groot effect is op het vertrouwen in de wetenschap (door de samenleving) door de verspreiding van gekleurde en mogelijk onjuiste informatie, waarbij één van de effecten kan zijn dat testen of vaccinatie wordt ontmoedigd.

7. Hoewel verschillende van de normen die volgens de CWI zijn geschonden niet binnen de categorie ‘duidelijkste schendingen van de wetenschappelijke integriteit’ vallen, en er slechts bij uitzondering aanleiding zal zijn om dit te kwalificeren als een schending van de wetenschappelijke integriteit, is er in dit geval volgens de CWI voldoende grond om deze niet-nalevingen als geheel ook te beschouwen als een schending van de wetenschappelijke integriteit nu het gaat om uitgebreide en op meerdere vlakken vastgestelde overtredingen.

8. De CWI adviseert het Bestuur om Verzoeker te vragen zelf een verzoek om terugtrekking van diens beide artikelen in te dienen en daarbij aan te geven dat als hij dit niet binnen twee weken doet, het Erasmus MC hiertoe over gaat. De CWI adviseert het Bestuur daarnaast de betrokken afdeling te ondersteunen bij eventuele andere te nemen maatregelen waarbij valt te denken aan:

  • Een verzoek tot intrekking van beide artikelen vanuit de afdeling aan het tijdschrift en aan de preprint servers;
  • Een publiek statement van Erasmus MC over deze terugtrekking en de redenen daarvoor;
  • Het verwijderen van de publicaties / preprints uit de PURE repository.

Aanvankelijk oordeel

9. Het Bestuur volgt het advies van de CWI op en verklaart de klachten over Verzoeker gegrond. Het Bestuur vraagt Verzoeker in zijn aanvankelijk oordeel om binnen twee weken actie te ondernemen tot terugtrekking van de publicaties bij het tijdschrift en bij de preprint servers. Indien Verzoeker dit niet doet, zal de actie worden ingezet door het Erasmus MC, aldus het Bestuur in het aanvankelijk oordeel.

Verzoek

10. Verzoeker heeft gedurende de CWI-procedure besloten om niet langer aan de procedure deel te nemen, omdat hij gelet op zijn eerdere ontslag geen vertrouwen had in het Bestuur en ook geen vertrouwen had in het voortraject bij de CWI. Verzoeker betoogt bij het LOWI dat de CWI-procedure niet conform de daarvoor geldende meldingsregeling is verlopen en voert daartoe verschillende procedurele argumenten aan, waaronder het argument dat klager zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden zonder dat de CWI of het Bestuur hier consequenties aan heeft verbonden. Verzoeker weerspreekt daarnaast de inhoud van het CWI-advies dat volgens hem vele onjuistheden, verdraaiingen en een aantal zorgelijke elementen bevat. Verzoeker gaat daarbij gedetailleerd in op het CWI-advies en het daarin opgenomen rapport van een deskundige. Verzoeker spreekt van een heksenjacht en kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de wetenschappelijke integriteitsprocedure is ingezet om zijn eerdere ontslag kracht bij te zetten en kritische discussies over Covid-19 de mond te snoeren. Volgens Verzoeker hangt er een zweem van machtsmisbruik over dit dossier en worden andere dan wetenschappelijke belangen beschermd over het hoofd van Verzoeker die als onderzoeker gewoon zijn werk heeft gedaan op een EU-project en meer dan twintig jaar een goede staat van dienst heeft.

Standpunt Bestuur

11. Het Bestuur acht het onaanvaardbaar dat Verzoeker niet heeft meegewerkt aan de CWI-procedure en pas in de fase bij het LOWI zijn inhoudelijke standpunten naar voren brengt. Volgens het Bestuur dient de keuze van Verzoeker om niet aan de CWI-procedure mee te werken voor zijn eigen rekening te blijven omdat de CWI-procedure anders betekenisloos zou worden, hetgeen niet de bedoeling kan zijn.

12. Over het procedurele bezwaar van Verzoeker dat klager de geheimhoudingsplicht heeft geschonden, stelt het Bestuur hieraan geen consequenties te hebben willen verbinden gelet op het belang van het onderwerp waarover wordt geklaagd.

13. Het Bestuur heeft Verzoekers inhoudelijke reactie op het deskundigenoordeel dat in het CWI-advies was opgenomen voorgelegd aan de desbetreffende deskundige. Het antwoord hierop van de deskundige maakt onderdeel uit van het verweerschrift.

Beoordeling LOWI

Niet deelnemen aan de CWI-procedure

14. Het LOWI onderschrijft het standpunt van het Bestuur dat het in zijn algemeenheid onwenselijk is als een wetenschapper waarover wordt geklaagd niet (volledig) deelneemt aan het onderzoek van de CWI, omdat dit de betekenis van de CWI-procedure ondergraaft. Gelet op de concrete omstandigheden in dit specifieke geval heeft het LOWI echter begrip voor de keuze van Verzoeker om niet langer mee te werken aan het onderzoek van de CWI. Deze omstandigheden zijn dat Verzoeker nog maar kort geleden op staande voet was ontslagen door het Bestuur en dat de CWI geen consequenties verbond aan het feit dat de klager zijn geheimhoudingsplicht had geschonden. Zoals tijdens de hoorzitting met partijen is besproken, is het LOWI in dit specifieke geval daarom van oordeel dat Verzoeker zijn inhoudelijke standpunt en zijn kritiek op het CWI-advies naar voren mag brengen bij het LOWI. Het verzoek voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten die in het Reglement LOWI 2022 aan een verzoek worden gesteld en maakt in die zin reeds aanspraak op inhoudelijke behandeling. In dit geval komt de herkansing voor Verzoeker bovendien de zorgvuldigheid van de klachtenprocedure in haar totaliteit bezien ten goede.

Professioneel verschil van opvatting of kwestie van wetenschappelijke integriteit?

15. Met betrekking tot verschillende klachtonderdelen komt het LOWI tot de conclusie dat geen sprake is van schending van normen van wetenschappelijke integriteit, maar dat sprake is van een professioneel verschil van opvatting c.q. wetenschappelijk debat waarvoor de klachtenprocedure niet is bedoeld. Het LOWI kan zich bij gebrek aan input van Verzoeker voorstellen dat het totaalbeeld voor de CWI was dat Verzoeker verschillende normen van wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Het LOWI is met inachtneming van de nadere input van Verzoeker echter van oordeel dat dit voor het merendeel van de afzonderlijke klachtonderdelen toch niet het geval is, zodat het op een ander totaalbeeld uitkomt. Verderop in dit advies wordt dit per betreffend klachtonderdeel nader gemotiveerd.

16. Het gesprek tussen het LOWI en partijen op de hoorzitting ging dan ook hoofdzakelijk over dit verschil tussen wetenschappelijke integriteit en professioneel verschil van opvatting. In dit verband heeft het Bestuur tijdens de hoorzitting onder verwijzing naar het Reglement LOWI 2022 naar voren gebracht dat het LOWI advies uitbrengt op basis van het verzoekschrift. Volgens het Bestuur heeft Verzoeker in zijn verzoekschrift niet gesteld dat sprake is van een professioneel verschil van opvatting c.q. wetenschappelijk debat.

17. Het LOWI volgt het Bestuur niet in deze stelling. In het verzoekschrift en de reactie op het verweerschrift van het Bestuur heeft Verzoeker betoogd dat hij is belemmerd in zijn academische vrijheid om te kunnen discussiëren en te kunnen publiceren over Covid-19 gerelateerde aangelegenheden die zijn vakinhoudelijke expertise raken en dat ook onderhavige klachtenprocedure is bedoeld om hem de mond te snoeren. Het LOWI meent daarom dat Verzoeker, anders dan het Bestuur stelt, wel heeft betoogd dat sprake is van een professioneel verschil van opvatting c.q. wetenschappelijk debat en dat het LOWI reeds daarom over dit punt kan adviseren aan het Bestuur. Het LOWI wijst ter verdere onderbouwing op de volgende passages in de stukken van Verzoeker:

“Dit onderdeel is eigenlijk een wetenschappelijke discussie die ook in het openbaar gevoerd zou kunnen worden op de inhoud, ik snap eigenlijk niet waarom dit is toegevoegd.”

“Het door de afdeling wegblijven van de discussie over de covid vaccinaties en mijn […]bevindingen en hier dan gelijk een integriteitsprobleem van te maken.”

“(…) en lijkt er ineens een netwerk te zijn om coronacritici de mond te snoeren.”

“Voor mij komt deze hele procedure dus over als een heksenjacht, waarbij het fijne netwerk dat ik […] had opgebouwd op het Erasmus MC geprobeerd is volledig kapot te maken en mij te beschadigen vanwege niet welgevallige informatie.”

Samenwerking partners (klachtonderdeel 1)

18. Volgens klager had Verzoeker niet mogen samenwerken met vier onderzoekspartners die pseudowetenschapper en anti-vaxxer zouden zijn.

19. De CWI komt naar aanleiding van dit klachtonderdeel tot het oordeel dat Verzoeker norm 15 onvoldoende heeft nageleefd.

20. Norm 15 luidt: “Ga gezamenlijk onderzoek met een onderzoekspartner, die niet behoort tot een instelling die deze code of een vergelijkbare code heeft onderschreven, uitsluitend aan als voldoende vertrouwen bestaat dat het eigen aandeel van het onderzoek kan worden uitgevoerd overeenkomstig deze code en de gezamenlijke producten zullen beantwoorden aan algemeen aanvaarde principes van wetenschappelijke integriteit.”

21. Over drie van de vier onderzoekspartners die klager blijkens het CWI-advies heeft genoemd, overweegt de CWI dat zij niet op voorhand zonder meer kunnen worden weggezet als partners die de gedragscode of een vergelijkbare gedragscode niet onderschrijven. Dit is volgens de CWI omdat zij werkzaam zijn (geweest) bij instituten die de (Europese) code onderschrijven en deze instituten ook als affiliatie op manuscript 1 gebruiken.

21.1. Het LOWI onderschrijft deze vaststelling van de CWI en ziet reeds daarom geen aanleiding voor de conclusie dat Verzoeker in strijd met norm 15 van de gedragscode zou hebben gehandeld door samen te werken met deze drie partners. Norm 15 gaat immers over de situatie dat er wordt samengewerkt met een onderzoekspartner die niet behoort tot een instelling die de Nederlandse of een vergelijkbare gedragscode onderschrijft. Die situatie is voor deze drie co-auteurs niet aan de orde.

21.2. Tijdens de hoorzitting heeft het Bestuur aangegeven dat deze drie co-auteurs in de media en in wetenschappelijke publicaties uitlatingen hebben gedaan die de CWI desondanks deden twijfelen. Welke uitlatingen dit betrof, kon het Bestuur desgevraagd niet preciseren. Het LOWI acht dit aanvullende argument van het Bestuur niet overtuigend en oordeelt dat Verzoekers samenwerking met deze drie co-auteurs niet in strijd is met norm 15 van de gedragscode.

22. Over de vierde co-auteur die klager heeft genoemd en om wie het klager in het bijzonder te doen is, heeft de CWI overwogen dat online geen informatie te vinden is over de affiliatie die de persoon in kwestie gebruikt, zodat het onduidelijk is of dit instituut een vergelijkbare code onderschrijft. Tijdens de hoorzitting heeft het Bestuur in aanvulling hierop gesteld dat het een gefingeerde affiliatie betreft, zoals klager in zijn klacht ook al had gesteld.

22.1. Het LOWI stelt vast dat de onderzoekspartner in kwestie niet aan een instelling is verbonden die de Nederlandse gedragscode of een daarmee vergelijkbare code onderschrijft. Gelet op norm 15 is het daarom de vraag of Verzoeker, die gezamenlijk onderzoek met deze partner is aangegaan, voldoende vertrouwen mocht hebben dat zijn eigen aandeel aan het onderzoek en de manuscripten 1 en 2 zouden beantwoorden aan algemeen aanvaarde principes van wetenschappelijke integriteit.

22.2. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift uitgelegd waar zijn vertrouwen in deze persoon als onderzoekspartner op was gebaseerd en heeft dit op de hoorzitting bij het LOWI herhaald. Die uitleg is als volgt. Voor de validatie van diagnostiektests was het voor Verzoeker van belang om zich te vergewissen van de kwaliteit van een bepaald protocol dat in de literatuur als ‘gouden standaard’ voor PCR-tests werd gezien. Verzoeker had in de wetenschappelijke literatuur een kritiek gelezen op dit protocol. Deze kritiek was onder meer afkomstig van de latere onderzoekspartner in kwestie. Naar aanleiding hiervan heeft Verzoeker een validatieproef uitgevoerd. De uitkomsten hiervan waren volgens Verzoeker in lijn met de kritiek die hij in de literatuur had gelezen. Verzoeker had daarom vertrouwen gekregen in de inhoudelijke kwaliteiten van zijn latere onderzoekspartner en heeft contact met hem gezocht hetgeen uiteindelijk resulteerde in de samenwerking.

22.3. Uit deze toelichting blijkt dat Verzoeker zich heeft vergewist van de inhoudelijke kwaliteit van de wetenschappelijke bijdrage waarop Verzoeker wilde voortborduren. Na de validatieproef waarmee Verzoeker die kwaliteit bevestigd zag en waarmee hij vertrouwen had gekregen in de toekomstige onderzoekspartner, heeft hij geen aanleiding gezien om te twijfelen aan diens wetenschappelijke integriteit. Ter zitting heeft het Bestuur gesteld dat de bijdrage van de onderzoekspartner aan de wetenschappelijke literatuur aan twijfel onderhevig was omdat het een kritiek zonder ‘bewijs’ betrof. Het LOWI volgt het Bestuur hierin niet. Kritiek kan in de wetenschap immers zeer goed worden gebaseerd op theoretische aanwijzingen. Bovendien blijkt uit de toelichting van Verzoeker dat deze kritiek overeind bleef na de laboratoriumtesten die Verzoeker zelf had verricht voordat hij contact zocht met zijn latere onderzoekspartner. In het CWI-advies staat verder nog een passage over sociale media en persoonlijke internet blogs: “Informatie op social media of dergelijke persoonlijke internet sites is niet altijd betrouwbaar, maar zou naar de mening van de CWI wel reden moeten zijn geweest voor [Verzoeker] om te beoordelen of het in de norm bedoelde vertrouwen aan (enkele van) de samenwerkingspartners kon worden gegeven of misschien had moeten worden heroverwogen.” Op de hoorzitting bij het LOWI heeft Verzoeker aangegeven dat de wetenschap voor hem leidend is. Het LOWI zal Verzoeker in dit standpunt volgen en acht het argument over uitingen in het publieke domein van onvoldoende gewicht om in dit geval te kunnen oordelen dat Verzoeker in redelijkheid niet voldoende vertrouwen kon hebben zoals bedoeld in norm 15 om een samenwerking met de onderzoekspartner in kwestie aan te gaan. Verzoeker heeft norm 15 niet geschonden.

Inhoudelijke tekortkomingen (klachtonderdeel 2)

23. Volgens klager bevatten manuscripten 1 en 2 ernstige onvolkomenheden en bevat manuscript 2 medische desinformatie.

24. De CWI heeft voor de inhoudelijke beoordeling van manuscripten 1 en 2 een inhoudelijk expert geraadpleegd. Het rapport van die deskundige is integraal opgenomen in het CWI-advies. Op basis van dit rapport concludeert de CWI dat manuscript 1 inhoudelijke tekortkomingen heeft en dat daarmee norm 16 (wees precies en accuraat bij de uitvoering van het onderzoek) onvoldoende wordt nageleefd.

25. In het rapport van de deskundige wordt wetenschappelijke kritiek op -hoofdzakelijk – manuscript 1 besproken. Die kritiek is eerder op een website verschenen waarop klager heeft gewezen en waarop post-publicatie peer review plaatsvindt.

26. In zijn rapport geeft de deskundige aan dat een deel van de bezwaren tegen manuscript 1 niet meer relevant is, omdat de preprint inmiddels als artikel is gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift waarbij verschillende van die bezwaren zijn meegenomen en verwerkt. Verder geeft de deskundige aan dat de kritiek die in manuscript 1 wordt geuit op de ‘gouden standaard’ terecht is en dat de auteurs hiermee hun boekje waarschijnlijk niet te buiten gaan. Wel merkt de deskundige op dat de kritiek die de ‘gouden standaard’ wordt verweten ook van toepassing lijkt op het eigen ontwerp in manuscript 1 maar dat dit door de auteurs zelf niet wordt benoemd. Verder valt er technisch gezien volgens de deskundige niet echt iets vreemds op aan de beschreven tests. Wel vindt de auteur dat er weinig data is gebruikt om de conclusie te onderbouwen en zou dat iets zijn wat de auteurs beter zouden moeten toelichten als de deskundige het artikel te reviewen kreeg.

26.1. Hetgeen de deskundige hier naar voren brengt, is naar het oordeel van het LOWI in wezen niets anders dan een wetenschappelijk oordeel over manuscript 1 dat thuishoort in het wetenschappelijk forum (en daar in eerste instantie ook is verschenen). Het deskundigenoordeel zoals beschreven in overweging 26 biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de CWI hier vervolgens aan gekoppeld heeft, te weten dat Verzoeker norm 16 van de gedragscode (wees precies en accuraat bij de uitvoering van het onderzoek) zou hebben geschonden.

27. Volgens klager bevat manuscript 2 gevaarlijke medische desinformatie vanwege de volgende zin: [quote zin]. Volgens klager suggereert deze zin in combinatie met verschillende bronvermeldingen waarnaar wordt verwezen dat de middelen Ivermectine en HCQ zouden werken tegen Covid-19. De deskundige noch de CWI is expliciet op dit klachtonderdeel ingegaan, zodat het LOWI dit alsnog doe De zin waarop klager heeft gewezen bevat geen medische desinformatie, ook niet in combinatie met de genoemde referenties. De suggestie die klager in deze passage leest, is naar het oordeel van het LOWI te vergezocht om voldoende grondslag te bieden voor de conclusie dat Verzoeker norm 16 (of andere normen) van de gedragscode heeft geschonden.

28. Het deskundigenrapport bevat voor het overige nog een passage over het redeneren vanuit een sterke mening in manuscript 1. Dit wordt besproken bij klachtonderdeel 3. Het deskundigenrapport bevat ook een passage over gebruikte samples in manuscripten 1 en 2. Dit wordt besproken bij klachtonderdeel 4.

Buiten-wetenschappelijke belangen, argumenten of voorkeuren (klachtonderdeel 3)

29. Volgens klager laten selecte referenties in manuscript 2 zien dat de auteurs tegen vaccinatie zijn. Ook stelt klager dat manuscript 1 is gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift met twijfelachtige reputatie.

30. Volgens de CWI is het duidelijk dat verschillende co-auteurs van manuscript 1 meerdere publicaties hebben gepubliceerd waarover veel discussie is onder wetenschappers, zoals de eerder genoemde kritische review op de ‘gouden standaard’, welke tot doel had om de publicatie over die gouden standaard te laten intrekken. Voor de CWI sluit dit aan bij haar indruk en die van de deskundige dat de auteurs werken vanuit een sterke mening die mogelijk de onafhankelijkheid heeft beïnvloed. Volgens de CWI versterken de in de manuscripten genoemde referenties dit beeld.

30.1. In het deskundigenrapport staat: “De manier van schrijven duidt op het feit dat de auteurs werken vanuit een sterke mening. Wetenschappelijk gezien is dit twijfelachtig. Dit beïnvloedt vaak de onafhankelijkheid van de onderzoekers, en leidt vaak tot selectief gebruik van referenties. Dit lijkt ook terug te komen in dit artikel.” De CWI heeft daaraan in het advies toegevoegd dat die mening onder meer blijkt uit het gebruik van aanhalingstekens in de titel van manuscript 1 (de preprint) en de wat ongebruikelijke termen in het abstract van de uiteindelijke publicatie zoals ‘neglected principles of good scientific practice’ voor de beschrijving van het artikel over de gouden standaard met ‘atrocious collateral damage’ als gevolg en de bestempeling van het gebruik van de standaardtest op dat moment als ‘misconduct’.

30.2. De CWI is daarom van mening dat sprake is van schending van norm 18: “vermijd dat de keuze van de onderzoeksmethode, de data-analyse, de beoordeling van de resultaten en de weging van mogelijke verklaringen worden bepaald door buiten-wetenschappelijke belangen, argumenten of voorkeuren (bijvoorbeeld commerciële of politieke).”

30.3. Het LOWI stelt voorop dat wetenschappelijke controversen horen bij de wetenschap. Dat er onder wetenschappers veel (en scherpe) discussie is over eerdere publicaties van verschillende co-auteurs van manuscript 1, is naar het oordeel van het LOWI niet relevant voor de vraag of Verzoeker zich bij de totstandkoming van manuscript 1 heeft laten leiden door buiten-wetenschappelijke belangen, argumenten of voorkeuren die volgens norm 18 vermeden moeten worden. Het LOWI stelt vast dat in manuscript 1 een felle toon wordt gehanteerd. Verzoeker heeft op de hoorzitting desgevraagd aangegeven dat hiervoor is gekozen om de boodschap van het manuscript kracht bij te zetten en ervoor te zorgen dat de publicatie zou worden opgepikt. Daargelaten of de toon en bijbehorende woordkeuze nou zo passend zijn voor een wetenschappelijke publicatie, is dit naar het oordeel van het LOWI te weinig substantieel voor de conclusie dat Verzoeker zich in strijd met norm 18 door buiten-wetenschappelijke voorkeuren heeft laten leiden die hij had moeten en kunnen vermijden. Het LOWI neemt bij deze beoordeling in aanmerking dat het voor alle wetenschappers in Verzoeker zijn vakgebied ten tijde van de Corona-pandemie en in de nasleep daarvan niet eenvoudig was om zich enkel door zuiver intern-wetenschappelijke drijfveren te laten leiden, gelet op de grote zorgen die er destijds wereldwijd waren over de volksgezondheid en de grote impact die de Corona-maatregelen hadden op eenieders leven. Bij beoordeling van de vraag of norm 18 is geschonden, is het van belang om deze context waarbinnen onderzoekers destijds hun werk verrichtten in ogenschouw te nemen. Ook in de referenties bij de preprint (die in het uiteindelijk gepubliceerde artikel overigens zijn aangevuld) ziet het LOWI onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat norm 18 zou zijn geschonden.

30.4. Het Bestuur heeft op de hoorzitting nog aangevoerd dat het zich laten leiden door buitenwetenschappelijke belangen, argumenten of voorkeuren ook terug is te zien in manuscript 2, daar waar de auteurs ten onrechte suggereerden dat Ivermectine en HCQ konden worden gebruikt als geneesmiddelen tegen Sars-Cov-2. Zoals in overweging 27 van dit advies al is overwogen, is het te vergezocht om deze suggestie in manuscript 2 te lezen en hieraan te verbinden dat sprake is van een schending van een norm uit de gedragscode. Het LOWI acht dit argument van het Bestuur dan ook niet overtuigend en ziet geen aanleiding om anders te oordelen over norm 18.

31. De CWI overweegt verder dat de preprint uiteindelijk is gepubliceerd in een tijdschrift dat een zogenoemd predatory journal zou kunnen zijn. Volgens de CWI heeft Verzoeker daarmee norm 52 geschonden: richt geen wetenschappelijk tijdschrift op dat op publicaties niet de vereiste kwaliteitscontroles toepast en verleen geen medewerking aan zo’n tijdschrift.

31.1. Het LOWI volgt de CWI niet in dit oordeel. Naar het oordeel van het LOWI moet norm 52 beperkter worden uitgelegd dan de CWI heeft gedaan. Norm 52 is immers ondergebracht in rubriek 3.5 ‘Beoordeling en peer review’. Uit deze situering in de gedragscode leidt het LOWI af dat norm 52 zich met name richt tot oprichters, peer reviewersen redactieleden (vgl LOWI-advies 2022-16) van tijdschriften, maar niet tot auteurs. Daarom wordt naar het oordeel van het LOWI met de zinsnede ‘verleen geen medewerking aan zo’n tijdschrift’ in norm 52 gedoeld op het verrichten van peer review en redactiewerkzaamheden, maar niet op het publiceren in zo’n tijdschrift. Reeds hierom heeft Verzoeker norm 52 van de gedragscode niet geschonden.

31.2. Het voorgaande neemt niet weg dat de (grootschalige) opkomst van zogenoemde predatory journalseen zorgelijke ontwikkeling is. In het licht van deze ontwikkeling dringt zich steeds meer het besef op dat wetenschappers die een artikel willen publiceren een verantwoordelijkheid hebben om te onderzoeken of het tijdschrift dat zij voor publicatie op het oog hebben geen predatory journal  Dat is in de praktijk echter niet altijd eenvoudig. Predatory journals vormen geen scherp afgebakende categorie tijdschriften: er zijn in de praktijk vele grijstinten. De huidige kennis over wat wel en geen predatory journal is en de ondersteuning die wetenschappelijke instellingen onderzoekers bieden om hun verantwoordelijkheid in deze adequaat te kunnen nemen is nog maar beperkt ontwikkeld. Ook daarom strekt het naar het oordeel van het LOWI te ver om wetenschappers die publiceren in een mogelijk predatory journal hierop af te straffen in een klachtenprocedure wetenschappelijke integriteit. Het is beter om in vakverenigingen of als wetenschappelijke instellingen vooraf vast te stellen welke tijdschriften als predatory journal hebben te gelden en hierover met onderzoekers afspraken te maken dan dat wetenschappers achteraf en ad hoc in een procedure bij een CWI of het LOWI de maat wordt genomen over hun keuze om in een bepaald tijdschrift te publiceren. Ook het LOWI twijfelt aan de kwaliteit van het betreffende wetenschappelijke tijdschrift maar er zijn geen evidente argumenten of criteria die kunnen vaststellen of dit specifieke tijdschrift een predatory journal is.

Gebrek aan transparantie over data (klachtonderdeel 4)

32. Klager stelt dat voor de gebruikte samples in manuscript 2 niet duidelijk is of de vereiste toestemmingen zijn verkregen en of aan wet- en regelgeving is voldaan en dat de herkomst van de samples niet transparant staat vermeld.

33. De CWI heeft overwogen dat de eigenaar van de samples niet op de hoogte was van het feit dat de samples voor iets anders werden gebruikt dan voor het project waarvoor de samples in eerste instantie waren bedoeld. Daarmee heeft de eigenaar niet de gelegenheid gehad om te controleren of de samples voor dit doel gebruikt mochten worden, waardoor er geen juridische dan wel ethische toets heeft plaatsgevonden en het vertrouwen tussen wetenschappers onderling is geschaad, aldus de CWI. Volgens de CWI heeft Verzoeker daarmee norm 13 niet nageleefd (zorg dat de vereiste toestemmingen worden verkregen en dat voor zover nodig ethische toetsing plaatsvindt).

33.1. Onder verwijzing naar e-mail correspondentie weerspreekt Verzoeker dat de eigenaar van de samples geen toestemming zou hebben gegeven voor het gebruik van de samples voor manuscript 2.

33.2. In een e-mail van 18 maart 2021 aan Verzoeker staat: “Goed nieuws! RvB heeft goedkeuring gegeven (op advies van CWO) voor delen van samples. Onze analisten hebben ook de eerste 100 pos en 50 neg samples klaar staat voor verzending. Ik bel je morgen even voor de details.” Deze e-mail is afkomstig van een van de werknemers van het bedrijf dat eigenaar is van de samples en die als contactpersoon optreedt. Volgens Verzoeker blijkt hieruit dat de benodigde toestemming voor de samples is gegeven.

33.3. In e-mails van 21 juni 2022 en 27 juli 2022 weerspreekt de contactpersoon, die op dat moment tevens beoogd co-auteur is van manuscript 2, echter dat de verkregen toestemming zich ook uitstrekte tot het onderzoek dat heeft geresulteerd in manuscript 2. In deze e-mails staat: “Ik benadruk ook dat [een bepaald protocol] niet genoemd is in de aanvraag bij [eigenaar samples]. Ik ben wel van mening dat alle resultaten alsnog te gebruiken zijn met andere analyses.“ En: “dat de gedeelde materialen vanuit [eigenaar samples] oneigenlijk gebruikt zijn voor deze studie. Uw aanvraag bij [eigenaar samples] is immers anders dan de opgeschreven studie.”

33.4. Het LOWI ziet zich voor de vraag gesteld tot hoever de toestemming, zoals gecommuniceerd per e-mail van 18 maart 2021, zich uitstrekte. Uit de onderzoekomschrijving die Verzoeker bij de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) van de eigenaar van de samples had aangeleverd, blijkt dat Verzoeker de samples heeft gevraagd en verkregen ten behoeve van het [Europese] project, waaraan onderzoek naar het Sars-Cov-2-virus met urgentie was toegevoegd. Voor de eigenaar van de samples was duidelijk dat Verzoeker en zijn team Point of Care testen zouden ontwikkelen op grond van een bepaalde technologie. In de onderzoekomschrijving wordt ‘de gouden standaard’ niet expliciet vermeld. Duidelijk was wel dat de onderzoekers de bevindingen wilden publiceren in een wetenschappelijk tijdschrift indien de resultaten goed genoeg zijn voor een publicatie. Naar het oordeel van het LOWI vormt het onderzoek dat heeft geresulteerd in manuscript 2 en waarin ‘de gouden standaard’ een belangrijke rol speelt geen harde breuk met het [Europese] project waarvoor de samples met toestemming zijn gedeeld. In Delivery Report D6.2 van het [Europese] project worden de vernieuwende testen die Verzoeker met zijn team heeft ontwikkeld reeds afgezet tegen de ‘gouden standaard’. Er wordt niet gerefereerd aan het verbeteren van de primer-combinaties, maar dat is voor andere virussen waarvoor binnen het [Europese] project nieuwe diagnostiek wordt ontwikkeld wel het geval. Het onderzoek dat heeft geresulteerd in manuscript 2 kan naar het oordeel van het LOWI worden gezien als voor de hand liggend uitvloeisel van het [Europese] project. Verzoeker had hierin als ‘work package leader’ een coördinerende rol, die hem ook ruimte gaf om hierin keuzes te maken. Gelet op deze documenten die Verzoeker heeft ingebracht, is het LOWI van oordeel dat Verzoeker erop mocht vertrouwen dat hij met het onderzoek dat heeft geresulteerd in manuscript 2 binnen de scope van de afspraken en toestemming is gebleven zoals hij die per e-mail op 18 maart 2021 van zijn contactpersoon had gekregen. Het LOWI ziet zich gesterkt in dit oordeel door de omstandigheid dat de contactpersoon van Verzoeker, die tevens beoogd co-auteur was van manuscript 2, in eerste instantie op 22 mei 2022 per e-mail aangeeft dat de eerste draft van manuscript 2 er goed uitziet en pas een maand later per e-mail aangeeft dat de verkregen toestemming voor het gebruik van de data niet toereikend zou zijn. Naar het oordeel van het LOWI heeft Verzoeker norm 13 van de gedragscode niet geschonden.

34. Vast staat verder – zoals de deskundige in zijn rapport ook signaleert – dat in manuscript 2 niet duidelijk is beschreven waar de gebruikte samples vandaan komen.

34.1. Verzoeker erkent dit. Volgens Verzoeker is dit gedaan op verzoek van een van de beoogde co-auteurs van manuscript 2 die tevens werkzaam is voor de eigenaar van de samples en die zich later heeft teruggetrokken als auteur (zie ook overwegingen 39 tot en met 41). In de mailcorrespondentie die Verzoeker ter onderbouwing van zijn stelling heeft ingebracht staat hierover: “Indien het manuscript in de huidige vorm alsnog gesubmitted wordt, wil ik niet met naam en toenaam genoemd worden. Tevens geldt dit ook voor [naam eigenaar]” (e-mail van 21 juni 2022). En: “Ik verzoek u nadrukkelijk om de uitgevoerde assays bij [naam eigenaar] niet te noemen” (e-mail van 27 juli 2022).

34.2. Naar het oordeel van het LOWI had Verzoeker omwille van de transparantie geen gehoor mogen geven aan dit verzoek. Door niet langer bij name te noemen van welke partij de gebruikte samples afkomstig waren, heeft Verzoeker norm 23 van de gedragscode geschonden (beschrijf eerlijk, zorgvuldig en zo transparant mogelijk de data die verzameld zijn voor en/of gebruikt zijn in het onderzoek).

34.3. Om te bepalen welke kwalificatie aan deze normschending moet worden verbonden (lichte tekortkoming, bedenkelijk gedrag of schending van de wetenschappelijke integriteit), heeft het LOWI de volgende relevante omstandigheden in zijn weging betrokken. Allereerst betreft manuscript 2 een working paper. Dergelijke publicaties kunnen het best worden gekwalificeerd als “work in progress”. Zoals Verzoeker in zijn verzoekschrift schrijft, biedt een working paper de mogelijkheid om tussentijdse data publiekelijk te delen met vakgenoten. Hoewel het LOWI van oordeel is dat ook in een working paper transparantie moet worden betracht over de herkomst van de samples, maakt de aard van de publicatie de normschending minder ernstig dan het geval zou zijn geweest bij een reguliere wetenschappelijke publicatie. Ook betrekt het LOWI in zijn weging dat de samples anoniem restmateriaal van uitgevoerde diagnostische testen betreffen. Tot slot acht het LOWI van belang dat Verzoeker het gebrek aan transparantie niet op eigen initiatief heeft doorgevoerd in manuscript 2, maar op verzoek van de eigenaar van de samples. Verzoeker had aan dit verzoek geen gehoor mogen geven, maar deze gang van zaken vermindert naar het oordeel van het LOWI wel de ernst van de normschending. Gelet op het voorgaande, kwalificeert de schending van norm 23 naar het oordeel van het LOWI als een lichte tekortkoming.

Weglaten van relevante bronnen (klachtonderdeel 5)

35. Klager stelt dat in manuscript 1 geen getrouwe weergave is gegeven van de literatuur die op dat moment beschikbaar was en dat er daardoor geen geldige conclusies worden getrokken.

36. De CWI overweegt dat de kritiek in manuscript 1 zich richt op een verouderde versie van de ‘gouden standaard’ terwijl er in de tussentijd al meerdere publicaties zijn verschenen die het oorspronkelijke protocol hebben verbeterd. Het Bestuur heeft dit punt tijdens de hoorzitting onderstreept. Verder ontbreken in de referenties van manuscript 1 volgens de CWI meerdere publicaties uit dezelfde periode die onderschrijven dat het protocol in kwestie ‘de gouden standaard’ is maar tegelijkertijd ook duidelijk benoemen dat de standaard beperkingen heeft. Door deze publicaties niet te noemen in de referenties van manuscript 1 wordt volgens de CWI niet voldaan aan normen 34 (presenteer op zorgvuldige wijze bronnen, data en argumenten) en 39 (wees expliciet over serieuze alternatieve inzichten die relevant kunnen zijn voor de interpretatie van de data en de onderzoeksresultaten).

37. Dat de ‘gouden standaard’ in de tussentijd is verbeterd, neemt volgens Verzoeker het principiële punt van kritiek dat in manuscript 1 wordt geuit niet weg. Verder betoogt hij dat in manuscript 1 reeds wordt gerefereerd aan artikelen die verder gingen dan het artikel waarmee de ‘gouden standaard’ werd geïntroduceerd. Ook stelt hij dat in de discussie van manuscript 1 staat aangegeven dat er sprake is van voortschrijdend inzicht en dat manuscript 1 een tijdlijn bevat waaruit blijkt dat de ‘gouden standaard’ is geëvalueerd. Verder weerspreekt Verzoeker dat hij en zijn co-auteurs in de referenties van manuscript 1 niet zouden hebben verwezen naar artikelen die onderschrijven dat het protocol in kwestie ‘de gouden standaard’ is en die tegelijkertijd ook duidelijk benoemen dat de standaard beperkingen heeft.

38. Het LOWI volgt Verzoeker in zijn standpunt dat het voor het principiële punt van kritiek op de ‘gouden standaard’ dat in manuscript 1 wordt geuit geen relevant verschil maakt of de kritiek zich uit tegen het oorspronkelijke protocol waarmee de ‘gouden standaard’ werd geïntroduceerd of op de op dat moment meest recente verbeterde versie van het protocol. Voorts onderschrijft het LOWI Verzoekers standpunt dat reeds in manuscript 1 wordt verwezen naar publicaties die zowel kritisch zijn op het protocol in kwestie als onderschrijven dat dit protocol de ‘gouden standaard’ is. Naar het oordeel van het LOWI bestaat reeds hierom onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat Verzoeker norm 34 of norm 39 zou hebben geschonden. Weliswaar zouden Verzoeker en zijn co-auteurs meer of andere referenties hebben kunnen gebruiken om tot een completer beeld te komen, maar dit betreft naar het oordeel van het LOWI een kritiek van wetenschappelijke kwaliteit op het manuscript welke thuishoort in het wetenschappelijk forum en geen kritiek van wetenschappelijke integriteit van het werk dat thuishoort in een klachtenprocedure.

Auteurschap

39. In aanvulling op de klachtonderdelen 1 tot en met 5 heeft de CWI overwogen dat manuscript 2 is gepubliceerd ondanks bezwaren van één van de oorspronkelijk beoogde co-auteurs. Volgens de CWI hebben de overige auteurs ervoor gekozen om deze beoogde co-auteur weg te laten in plaats van tegemoet te komen aan de door hem, in de ogen van de CWI terechte, ingebrachte bezwaren. Hiermee worden volgens de CWI norm 29 (doe recht aan een ieder die aan het onderzoek en het verkrijgen en/of verwerken van de data heeft bijgedragen), norm 30 (sta voor een eerlijke toedeling en volgorde van auteurschap. Volg hierbij de binnen de discipline(s) geldende normen) en norm 32 (alle auteurs moeten de definitieve versie van het wetenschappelijke product hebben goedgekeurd) onvoldoende nageleefd.

40. Verzoeker stelt dat de beoogde co-auteur is geschrapt op diens eigen verzoek. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Verzoeker e-mailcorrespondentie overlegd aan het LOWI.

41. Deze correspondentie behelst het volgende. In een e-mail van 22 mei 2022 schrijft de beoogde co-auteur dat de eerste draft van manuscript 2 er goed uitziet en vraagt hij om bepaalde labnummers om een aantal dingen te checken in het lab. Op 21 juni 2022 heeft de beoogd co-auteur aangegeven dat hij niet met naam en toenaam genoemd wenst te worden indien het manuscript zou worden ingediend in de vorm zoals het zich toen bevond. Hierna heeft Verzoeker op 19 juli 2022 een aangepaste versie van het manuscript rondgestuurd waarin verschillende opmerkingen van de beoogde co-auteur zijn doorgevoerd, maar niet de voor hem meest pregnante opmerkingen. Daarop heeft de beoogde co-auteur Verzoeker op 27 juli 2022 per e-mail geïnformeerd dat hij zijn co-auteurschap geheel intrekt. Hierbij verzoekt hij vriendelijk maar dringend om zijn naam en affiliaties ook niet te noemen.

42. Uit deze e-mailcorrespondentie blijkt dat in het team van wetenschappers dat werkte aan manuscript 2 een inhoudelijk conflict over de voorgenomen publicatie is ontstaan. Uit de correspondentie blijkt ook dat is geprobeerd om (ten dele) aan de inhoudelijke bezwaren van de beoogde co-auteur tegemoet te komen; aan zijn meest pregnante bezwaar wilden de overige co-auteurs echter niet tegemoet komen. Toen aldus een inhoudelijk meningsverschil bleef bestaan heeft de co-auteur die het manuscript weigerde goed te keuren zich teruggetrokken. Dat hieraan gehoor is gegeven is naar het oordeel van het LOWI in overeenstemming met normen van wetenschappelijke integriteit. Aangezien de voormalig beoogde co-auteur daarbij ook had aangegeven dat hij in het geheel niet genoemd wenste te worden, acht het LOWI het evenmin in strijd met normen van wetenschappelijke integriteit dat deze persoon niet is bedankt in de acknowledgments. Dat de CWI zich in het advies heeft uitgelaten over de vraag of de inhoudelijke kritiek van die voormalig beoogde co-auteur terecht was of niet, acht het LOWI niet passen bij de rol van de CWI. Het betreft hier immers een inhoudelijk meningsverschil binnen een team van wetenschappers waar een CWI, die zich enkel buigt over wetenschappelijke integriteitskwesties, zich verder niet in behoort te mengen.

Conclusie

43. Het verzoek is gegrond. De klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 zijn ongegrond. Klachtonderdeel 4 is gegrond. Verzoeker heeft norm 23 geschonden en dit kwalificeert als een lichte tekortkoming (zie overweging 34.2 en 34.3).

44. Het voorgaande betekent dat het LOWI niet onderschrijft dat sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit zoals het Bestuur voorlopig heeft geoordeeld. Het LOWI kan zich goed voorstellen dat, hoewel dit door het Bestuur tijdens de hoorzitting niet zo naar voren is gebracht, de CWI tot een ander advies aan het Bestuur zou zijn gekomen indien zij de inhoudelijke input van Verzoeker (toen beklaagde) mee had kunnen nemen in haar advisering. In de fase bij het LOWI is meer materiaal voorhanden geweest ten behoeve van de feitenvaststelling, waaronder e-mail correspondentie die Verzoeker bij het LOWI heeft ingebracht. Dat het advies van het LOWI in deze zaak in grote mate afwijkt van het CWI-advies heeft grotendeels te maken met deze extra informatie ten behoeve van de feitenvaststelling die bij het LOWI voorhanden was.

45. Met dit advies wijkt het LOWI ook in meer principiële zin af van de CWI. Dit wil zeggen dat het LOWI verschillende klachtonderdelen kwalificeert als een professioneel verschil van opvatting dat thuishoort in het wetenschappelijk debat. Wetenschappelijke controversen zijn onderdeel van de wetenschap en horen thuis in het wetenschappelijke forum. Zij moeten niet in termen van wetenschappelijke integriteit worden beslecht in een klachtenprocedure die uitmondt in een normatief-juridisch oordeel.

46. Gelet op het voorgaande zal het LOWI het Bestuur adviseren om het aanvankelijk oordeel te wijzigen en in het definitieve oordeel te beslissen dat klachtonderdeel 4 gegrond is en dat dit kwalificeert als lichte tekortkoming maar niet als een schending van de wetenschappelijke integriteit en dat de overige klachtonderdelen ongegrond zijn.

47. Gelet op deze conclusie zal het LOWI het Bestuur adviseren om zijn voorlopig oordeel over terugtrekking van de manuscripten en verwijdering van de manuscripten uit de onderzoekdatabase te heroverwegen.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.   Verklaart het verzoek gegrond;

II.  Adviseert de Raad van Bestuur:

a. definitief te oordelen dat klachtonderdeel 4 gegrond is en hierbij te verduidelijken dat Verzoeker norm 23 heeft geschonden en dat dit kwalificeert als een lichte tekortkoming maar niet als een schending van de wetenschappelijke integriteit;
b. definitief te oordelen dat klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 ongegrond zijn;
c. om het voorlopig oordeel over terugtrekking van de manuscripten en verwijdering van de manuscripten uit de onderzoekdatabase te heroverwegen.

Aldus vastgesteld op 26 juni 2024 door prof. dr. H.E. Bröring, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.