Categorieën
Advies

Advies 2022-16

Hoogleraar klaagt dat een voormalige collega in strijd met norm 52 hoofdredacteur zou zijn van een ‘predatory journal’. Volgens het LOWI trekken de aangevoerde argumenten vooral de intenties en het handelen van het tijdschrift in twijfel, maar niet het standpunt van beklaagde dat hij niets met het tijdschrift te maken heeft.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Universiteit Twente

Procesverloop

Op 4 september 2021 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Twente (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

De CWI heeft het College van Bestuur van de Universiteit Twente (hierna: Bestuur) op 22 juni 2022 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en heeft de klacht in het aanvankelijk oordeel van 27 juni 2022 ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 27 juli 2022 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft het verzoek in zijn vergadering van 21 september 2022 besproken en besloten het verzoek niet verder in behandeling te nemen omdat het kennelijk ongegrond is. Hieronder wordt uitgelegd waarom.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker is hoogleraar aan de Universiteit Twente. Betrokkene was associate professor aan de Universiteit Twente, maar is dat nu niet meer. Betrokkene en Verzoeker waren collega’s, maar kenden elkaar verder niet.

2. Verzoeker heeft gesignaleerd dat Betrokkene op de website van een uitgeverij stond vermeld als hoofdredacteur van een bepaald tijdschrift. Verzoeker vermoedt dat het tijdschrift in kwestie een zogenoemd ‘predatory journal’ Verzoeker wil de connectie tussen Betrokkene en het tijdschrift aan de orde stellen. Hij vreest dat deze associatie de reputatie van de universiteit kan schaden.

3. Verzoeker heeft daarom bij de CWI geklaagd dat Betrokkene met zijn redacteurschap norm 52 uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 heeft geschonden. Deze norm luidt: “Richt geen wetenschappelijk tijdschrift op dat op publicaties niet de vereiste kwaliteitscontroles toepast en verleen geen medewerking aan zo’n tijdschrift.”

Standpunt Betrokkene

4. Betrokkene stelt dat hij tot het moment waarop hij bekend werd met de klacht van Verzoeker, niet op de hoogte was van het feit dat hij als hoofdredacteur op de website van de uitgeverij stond vermeld. Volgens Betrokkene heeft hij niets met de uitgeverij of het tijdschrift te maken. Betrokkene heeft de uitgever verzocht zijn naam onmiddellijk te verwijderen. Daar is gehoor aan gegeven. Betrokkene weet niet waarom hij als hoofdredacteur van het tijdschrift werd opgevoerd, maar oppert dat het misschien te maken heeft met een verblijf in het buitenland en dat hij gastspreker is geweest op verschillende conferenties waarbij het tijdschrift ook betrokken was.

CWI-advies en aanvankelijk oordeel

5. De CWI ziet geen reden om te twijfelen aan het standpunt van Betrokkene dat hij niets met het tijdschrift te maken heeft en dat hij er niet van op de hoogte was dat hij op de website van de uitgeverij stond vermeld als hoofdredacteur. Hierbij betrekt de CWI dat zij geen andere internetbronnen heeft gevonden waarin Betrokkene zichzelf als redacteur van het tijdschrift heeft gepresenteerd en dat de uitgeverij de naam van Betrokkene na diens verzoek daartoe heeft verwijderd. De CWI overweegt dat het helaas voorkomt dat namen en posities van wetenschappers zonder hun voorafgaande toestemming worden gebruikt, maar dat van wetenschappers niet kan worden verlangd dat zij diverse websites controleren op onheus gebruik van hun namen. De CWI acht de klacht tegen Betrokkene dan ook ongegrond en suggereert dat het Bestuur nagaat of het instrumenten kan ontwikkelen om ‘predatory journals’ op het spoor te komen die zich ten onrechte affiliëren met (wetenschappers van) de universiteit.

6. Het Bestuur heeft het CWI-advies overgenomen en Verzoekers klacht ongegrond verklaard.

Verzoek

7. Verzoeker betoogt dat het feitenonderzoek in deze zaak niet diepgravend is geweest en stelt te twijfelen aan het aanvankelijk oordeel. Verzoeker meent dat verschillende vragen over rollen en verantwoordelijkheden in de klachtenprocedure nog open liggen. Verzoeker legt de volgende vragen voor aan het LOWI:

  • Is een klager in de formele procedure automatisch iemand die een ander beschuldigt?
  • In hoeverre moet een CWI zich afvragen of zij voldoende capaciteit heeft om inkomende klachten te behandelen en in hoeverre zou een CWI het Bestuur moeten informeren dat zij een capaciteitsprobleem heeft?
  • Zijn de overwegingen van de CWI voldoende? De CWI heeft volgens Verzoeker niet meegewogen dat Betrokkene op die website ongeveer zes jaar als redacteur vermeld heeft gestaan, waarin 179 artikelen zijn gepubliceerd en meer dan vier miljoen websitebezoekers verkeerd zijn geïnformeerd over de positie van Betrokkene. Ook valt Verzoeker op dat het tijdschrift wel heel snel heeft gereageerd op de vraag van Betrokkene om zijn naam weg te halen, terwijl predatory journals meestal juist traag reageren op verzoeken van buiten. Verzoeker wijst verder op mailcontact dat hij heeft gehad met een voormalig redacteur van het tijdschrift waaruit blijkt dat die persoon wel op de hoogte was van zijn eigen rol als redacteur van het tijdschrift. Ook wijst Verzoeker erop dat het tijdschrift potentiële auteurs ontmoedigt om contact op te nemen met de redacteurs.
  • Had de CWI aanvullende informatie moeten verzamelen of mocht zij volstaan met het gebruiken van de informatie die Verzoeker had verzameld?
  • Wiens taak is het om aanvullende informatie te verzamelen?

Oordeel LOWI

8. Verzoeker stelt het LOWI verschillende algemene vragen over de aard van de klachtenprocedure en over de rol die een klager en de CWI daarin (behoren te) vervullen. De mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij het LOWI is gelet op de gedragscode echter niet bedoeld om dit soort algemene vragen te adresseren, maar om een second opinion te vragen als partijen het niet eens zijn met het CWI-advies. Het LOWI zal daarom alleen ingaan op Verzoekers standpunten die concreet over de voorliggende zaak gaan. Dat zijn Verzoekers argumenten waarom er volgens hem, anders dan de CWI meent, reden is om te twijfelen aan het standpunt van Betrokkene. En dat is ook Verzoekers betoog dat de CWI een grondiger feitenonderzoek had moeten verrichten. Over deze punten overweegt het LOWI als volgt.

9. Aan de basis van het CWI-advies ligt de stelling van Betrokkene ten grondslag dat hij geen hoofdredacteur is of was van het tijdschrift en zijn stelling dat hij niet wist dat hij als zodanig op de website van de uitgeverij stond vermeld. Het LOWI constateert dat de CWI Betrokkene niet zonder meer in zijn verklaring heeft gevolgd, maar dat de CWI is nagegaan of uit andere internetbronnen wellicht het tegendeel blijkt. Dit was niet het geval. Ook heeft de CWI meegewogen dat de uitgeverij Betrokkene na diens verzoek daartoe niet langer als hoofdredacteur van het tijdschrift vermeldt, hetgeen volgens de CWI kennelijk impliceert dat Betrokkene inderdaad geen hoofdredacteur is of was. Naar het oordeel van het LOWI vormt dat in deze zaak een voldoende feitenonderzoek om het CWI-advies op te kunnen baseren. De argumenten van Verzoeker zijn indirect in die zin dat ze naar het oordeel van het LOWI vooral de intenties en het handelen van het tijdschrift in twijfel trekken, maar niet het standpunt van Betrokkene. Verzoeker heeft het LOWI niet overtuigd dat de CWI had moeten twijfelen aan de verklaring van Betrokkene en daarom verder feitenonderzoek had moeten verrichten. Het LOWI verwacht verder niet dat een schriftelijke uitwisseling van standpunten door partijen nog een zodanig ander licht op deze zaak zal werpen dat het LOWI tot een ander oordeel zal komen dan dat het verzoek ongegrond is. 

Conclusie

10. Het verzoek is kennelijk ongegrond. Het LOWI zal het verzoek daarom niet verder in behandeling nemen (artikel 9, lid 1, aanhef en onder a, Reglement LOWI 2022).

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek kennelijk ongegrond;

II. adviseert de klacht definitief ongegrond te verklaren.

Aldus vastgesteld op 4 oktober 2022 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.