naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. de Raad van Bestuur van het Erasmus MC
Procesverloop
Op 9 september 2021 hebben [Betrokkene 1] en [Betrokkene 2] (hierna: Betrokkenen) een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van het Erasmus MC (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Verzoeker].
De CWI heeft de Raad van Bestuur van het Erasmus MC (hierna: Bestuur) op 9 december 2021 geadviseerd de klachtonderdelen 1 t/m 4 gegrond en klachtonderdeel 5 gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Met het aanvankelijk oordeel van 15 december 2021 heeft het Bestuur dit advies van de CWI overgenomen.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 25 januari 2022 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Prof. dr. J.G. van Erp heeft zich in deze zaak verschoond.
Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkenen in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
Verzoeker heeft gereageerd op de ingediende verweerschriften.
Het Bestuur heeft een laatste reactie ingediend.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 mei 2022 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker was vanaf 2013 via een gastvrijheidsverklaring aan een afdeling van het Erasmus MC verbonden om promotieonderzoek te doen. Toen dit traject spaak liep, is Verzoeker in overleg een nieuw promotietraject gestart bij een andere afdeling van het Erasmus MC. Ook hier strandde de promotie na enige tijd, waarna Verzoeker opnieuw bij een andere afdeling van het Erasmus MC is gestart met een promotietraject. Bij deze derde afdeling van het Erasmus MC zijn wederom problemen in de werksfeer ontstaan. Toen duidelijk werd dat het Verzoeker en de betreffende afdeling ondanks het inschakelen van derden niet lukte om de problemen op te lossen, is in medio 2021 uiteindelijk de gastvrijheidsverklaring ingetrokken. Verzoeker heeft zijn promotietraject niet af kunnen ronden.
2. De positie van Verzoeker is kort gezegd dat hij meent in zijn promotie te zijn tegengewerkt en dat hij zou moeten kunnen promoveren op basis van de manuscripten zoals hij deze heeft opgesteld. Verzoeker heeft verschillende malen actie ondernomen om de manuscripten in kwestie te publiceren.
3. Betrokkenen zijn de promotor van Verzoeker respectievelijk het hoofd van de afdeling van het Erasmus MC waaraan Verzoeker als laatste was verbonden in het kader van zijn promotietraject.
4. De hierboven beschreven achtergrond van deze casus wijst erop dat een groot deel van de problemen tussen Verzoeker en de afdeling arbeidsrechtelijk is, waarover het LOWI niet bevoegd is te adviseren. Ten dele gaat deze casus ook over toelating tot de promotie. Dit behoort evenmin tot de bevoegdheid van het LOWI. Naast voornoemde aspecten heeft deze casus echter ook een zelfstandig aspect dat ziet op de wetenschappelijke integriteit. In dit advies staat dat aspect centraal. Het gaat daarbij om het volgende.
5. Verzoeker heeft twee manuscripten naar aanleiding van het verrichte onderzoek aan het Erasmus MC ter publicatie aangeboden. Het eerste manuscript is door een wetenschappelijk tijdschrift geaccepteerd en gepubliceerd. Het tweede manuscript is als preprint op een wetenschappelijk platform gepubliceerd (en inmiddels ingetrokken). Betrokkenen hebben over beide publicaties bij de CWI geklaagd dat Verzoeker is overgegaan tot publicatie zonder toestemming van zijn promotor en dat hij zijn promotor ten onrechte niet als coauteur heeft vermeld. Ook zou Verzoeker met betrekking tot beide onderzoeken zijn labjournaal niet goed hebben bijgehouden, ongepaste vermelding van betrekkingen bij het Amsterdam UMC en de KNAW hebben gedaan en ten onrechte gebruik hebben gemaakt van onderzoekgegevens die zijn verzameld bij het Erasmus MC terwijl zijn werkrelatie daar al was beëindigd.
6. Bij wijze van inleiding is verder relevant om te vermelden dat, nog voordat Betrokkenen een klacht over Verzoeker hadden ingediend, Verzoeker ook een klacht had ingediend over verschillende personen bij het Erasmus MC. Verzoeker heeft het LOWI in laatstgenoemde zaak destijds niet gevraagd om advies uit te brengen. Die klacht is beoordeeld door de CWI en inmiddels definitief ongegrond verklaard door het Bestuur.
CWI-advies en aanvankelijk oordeel
7. De CWI overweegt met betrekking tot auteurschap kort gezegd dat de promotor van Verzoeker een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de manuscripten waardoor hij in de publicaties als coauteur had moeten worden genoemd. De CWI stelt vast dat de promotor veelvuldig is geraadpleegd om de manuscripten te verbeteren en dat de promotor in eerdere versies van de manuscripten die Verzoeker ter publicatie had aangeboden ook (nog) als coauteur stond vermeld. Volgens de CWI heeft Verzoeker normen 29, 30 en 31 uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 geschonden en kwalificeert dit als een schending van de wetenschappelijke integriteit, omdat sprake is van opzet of grove nalatigheid en het niet de eerste keer is dat Verzoeker opgelegde standaarden niet naleeft.
8. Ten aanzien van het indienen van de manuscripten zonder toestemming van de promotor (coauteur) overweegt de CWI dat uit de overgelegde stukken niet duidelijk wordt of Verzoeker de coauteurs om goedkeuring (voor het indienen) van het manuscript heeft gevraagd. De CWI vaart daarom op het feit dat de afdeling van Betrokkenen actie heeft ondernomen en om terugtrekking van de publicatie heeft verzocht toen zij erachter kwam dat het manuscript was ingediend. De CWI neemt ook in aanmerking dat Verzoeker in het verleden al eens eerder een manuscript ter publicatie heeft aangeboden zonder de vereiste goedkeuring van coauteurs en dat hij door het Erasmus MC uitdrukkelijk is gevraagd dit niet nog een keer te doen. De CWI acht ook dit klachtonderdeel gegrond (schending norm 32) en kwalificeert dit als bedenkelijk gedrag.
9. Over het labjournaal overweegt de CWI dat uit de stukken blijkt dat vanuit de afdeling van het Erasmus MC eerder al zorgen zijn geuit over de accuratesse van het labjournaal, zodat Verzoekers standpunt dat er niets aan de hand is omdat hij hier nooit eerder op is aangesproken geen stand kan houden. Volgens de CWI heeft Verzoeker deze zorgen niet weggenomen en heeft hij deze ontkend zonder verder argument. De CWI acht ook dit klachtonderdeel gegrond (schending norm 16, 21 en 24) en kwalificeert dit als bedenkelijk gedrag.
10. Ook het klachtonderdeel over het ongepast vermelden van betrekkingen acht de CWI gegrond. Hierbij overweegt de CWI dat het vermelden van betrekkingen allereerst en vooral is bedoeld om aan te geven aan welke instelling het merendeel van het onderzoek is verricht. De data is verzameld bij het Erasmus MC, niet bij het Amsterdam UMC of de KNAW. Laatstgenoemde instellingen hebben verder in een schriftelijke reactie laten weten dat het noemen van hun instellingen door Verzoeker niet correct is. De CWI kwalificeert Verzoekers handelen op dit punt ook als bedenkelijk gedrag.
11. Over het laatste klachtonderdeel (gebruik van onderzoeksgegevens na beëindiging werkrelatie) overweegt de CWI dat de gedragscode hier geen normen voor geeft. Volgens de CWI gelden daarom de afspraken die binnen een instelling gelden over eigendom van data. Volgens de CWI is het vrij gebruikelijk om manuscripten voor publicatie in te dienen na beëindiging van een werkrelatie, zolang er onder de coauteurs maar consensus is. De CWI acht het klachtonderdeel gedeeltelijk gegrond, omdat het vergelijkbaar is met het gegronde klachtonderdeel over toestemming/goedkeuring van coauteurs (overweging 8).
12. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en klachtonderdelen 1 t/m 4 gegrond en klachtonderdeel 5 gedeeltelijk gegrond verklaard.
Verzoek
13. Verzoeker is het niet eens met dit aanvankelijk oordeel en betoogt dat hij ten onrechte niet is gehoord door de CWI.
Verweerschrift Bestuur
14. Het Bestuur stelt zich op het standpunt dat het beginsel van hoor en wederhoor zorgvuldig is toegepast. Verzoeker is niet gehoord, omdat de CWI het voor de beoordeling van de klacht niet nodig achtte en het op dat moment ook niet mogelijk was vanwege de uitbraak van het Coronavirus en het beleid van het Erasmus MC in die fase van de uitbraak. In plaats daarvan heeft de CWI gekozen voor een schriftelijke ronde waarbij Betrokkenen als klagers en Verzoeker als beklaagde in de gelegenheid zijn gesteld om op elkaar te reageren. Volgens het Bestuur is Verzoeker meermaals in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt over de klachten te verwoorden en heeft hij gelegenheid gehad om op het concept advies te reageren waarvan hij ook gebruik heeft gemaakt. Verder wijst het Bestuur erop dat Verzoeker eerder wel is gehoord in het kader van de klacht die hij zelf had ingediend over verschillende personen bij het Erasmus MC. Aan die klacht lag grotendeels hetzelfde feitencomplex ten grondslag als aan deze klacht. De CWI bestond in beide klachtprocedures uit dezelfde bemensing. Dat Verzoeker toen reeds was gehoord heeft volgens het Bestuur ook meegewogen bij de beslissing om nu geen hoorzitting te houden.
15. Betrokkenen onderschrijven het aanvankelijk oordeel en onderliggend CWI-advies. In hun verweerschrift lichten zij de diverse klachtonderdelen verder toe en geven zij de context weer waarbinnen de klacht is ontstaan.
Reactie Verzoeker
16. Verzoeker stelt dat er in de thans aan de orde zijnde klachtprocedure minimaal een online hoorzitting had moeten plaatsvinden. In zijn reactie gaat Verzoeker verder nog inhoudelijk in op de klachtonderdelen. Zijn reactie komt grotendeels overeen met hetgeen hij in de CWI-procedure reeds naar voren heeft gebracht.
Beoordeling LOWI
17. Een zorgvuldige klachtbehandeling vereist dat het beginsel van hoor en wederhoor wordt toegepast. Tussen Verzoeker en het Bestuur is in geschil of Verzoeker voldoende is gehoord. Volgens Verzoeker is dat niet het geval omdat hij niet mondeling is gehoord in een (online) hoorzitting. Volgens het Bestuur is Verzoeker wel voldoende gehoord, nu Verzoeker in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk op de klacht en het concept CWI-advies te reageren en omdat hij in het kader van zijn eigen klacht eerder al door de CWI was gehoord.
18. Het LOWI overweegt dat Verzoeker ten onrechte niet mondeling is gehoord. Dit had vanuit het oogpunt van een zorgvuldige klachtbehandeling en gelet op artikel 4.5, onder d, van de Meldingsregeling van het Erasmus MC (CWI hoort betrokkenen en van het horen worden gespreksverslagen gemaakt) wel gemoeten. Dat de CWI zich voldoende geïnformeerd achtte op basis van het dossier en de eerdere hoorzitting in de zaak waarin Verzoeker klager was, vormt onvoldoende reden om van het horen af te zien. Het horen heeft niet alleen de functie van informatievoorziening voor de CWI, maar heeft ook tot doel dat betrokkenen zich mondeling kunnen uiten. Verzoeker heeft dat niet kunnen doen met betrekking tot de klacht die tegen hem is gericht.
De hoorzitting in de andere zaak waaraan het Bestuur refereert, betrof Verzoekers eigen klacht over andere personen en vond plaats toen Betrokkenen nog geen klacht over Verzoeker hadden ingediend. Daar komt bij dat het hier een beklaagde betreft over wie de CWI tot de conclusie komt dat hij de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Ook de uitbraak van het Coronavirus acht het LOWI onvoldoende reden om van het horen af te zien. Verzoeker heeft er in dit verband terecht op gewezen dat online horen ook mogelijk was geweest.
19. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het CWI-onderzoek naar de klacht niet voldoet aan de daaraan uit het oogpunt van een zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen.
20. Het LOWI heeft beoordeeld of Verzoeker alsnog zou moeten worden gehoord en heeft de klacht die aan het aanvankelijk oordeel ten grondslag ligt zelfstandig beoordeeld aan de hand van de beschikbare stukken. Hierbij heeft het LOWI Verzoekers standpunt betrokken. Met uitzondering van de opmerking dat hij ten onrechte niet is gehoord, bevat dat standpunt niets (relevant) nieuws. Verzoeker geeft niet aan wat hij bij de CWI mondeling nog naar voren had willen brengen. Ook maakt hij niet duidelijk op welk punt het CWI-advies volgens hem onjuist is. Verzoeker heeft in zijn stukken aan het LOWI vooral beschuldigingen geuit aan het adres van diverse personen. Het LOWI heeft in de door Verzoeker overgelegde stukken voor die beschuldigingen evenwel geen grondslag [in de] feiten aangetroffen.
21. Het LOWI onderschrijft het CWI-advies dat Verzoeker met betrekking tot klachtonderdeel 1 de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden en met betrekking tot de overige klachtonderdelen bedenkelijk gedrag heeft vertoond. Op basis van de bij hem gewisselde stukken is het LOWI er verder van overtuigd dat het horen van Verzoeker redelijkerwijs niet meer kan leiden tot andere inzichten die er toe moeten leiden dat het aanvankelijk oordeel gewijzigd zou moeten worden. In dit stadium waarin Verzoeker ook bij het LOWI in tweede instantie geen feiten naar voren heeft gebracht die reden geven om anders te oordelen over de klacht dan de CWI heeft gedaan, is het alsnog horen van Verzoeker – louter om recht te doen aan het principe dat een beklaagde wetenschapper zijn standpunt mondeling naar voren moet kunnen brengen daarom niet (meer) noodzakelijk.
22. Het LOWI zal het Bestuur daarom adviseren het aanvankelijk oordeel dat Verzoeker op één punt (coauteurschap promotor) de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden en op de andere punten bedenkelijk gedrag heeft vertoond, vast te stellen als definitief oordeel. Het LOWI zal het Bestuur ook adviseren om aan de CWI terug te koppelen dat zij in het vervolg een beklaagde wetenschapper mondeling moet horen.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek gegrond;
II. adviseert het Bestuur het aanvankelijk oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel;
III. adviseert het Bestuur om aan de CWI terug te koppelen dat zij een beklaagde wetenschapper in het vervolg ook mondeling moet horen conform artikel 4.5, lid d, van de Meldingsregeling Erasmus MC.
Aldus vastgesteld op 4 augustus 2022 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.