Categorieën
Advies

Advies 2017-08

Advies van het LOWI van 14 juni 2017 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 13 februari 2017 betreffende het voorlopige besluit van … Bestuur van … van 10 februari 2017, inzake een klacht van 17 januari 2017 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 13 februari 2017 heeft … mede namens … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van 10 februari 2017 (verder: besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 17 januari 2017 (verder: klacht).

De klacht

De klacht betreft het proefschrift … (verder: proefschrift) en is gericht tegen … (verder: Belanghebbende).

De klacht bestaat uit negen onderdelen.

Klachtonderdeel 1 betreft een gestelde schending van uitwerking 1.1 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Volgens Verzoeker had Belanghebbende bij het aanhalen van bepaalde gebeurtenissen in het proefschrift moeten vermelden dat het om controversiële gevallen gaat. Door dit niet te doen, kiest Belanghebbende volgens Verzoeker partij voor …, terwijl het proefschrift gaat over … .

Klachtonderdeel 2 betreft een gestelde schending van uitwerking 1.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, omdat Belanghebbende websites en webfora heeft onderzocht en uit navraag van Verzoeker is gebleken dat geen van de eigenaren van de nog bestaande websites ervan op de hoogte was onderwerp te zijn geweest van een wetenschappelijk onderzoek. Volgens Verzoeker toont Belanghebbende hiermee geen respect voor deze personen en kan worden betwijfeld of zij, als het hun wél was gevraagd, medewerking hadden verleend aan het onderzoek.

Klachtonderdeel 3 betreft een gestelde schending van uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Volgens Verzoeker laat de bronvermelding in het proefschrift te wensen over, omdat een deel van de voetnoten in de elektronische versie bestaat uit dode links.

Klachtonderdeel 4 betreft een gestelde schending van uitwerking 1.9 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Volgens Verzoeker rijst het vermoeden dat Belanghebbende banden (mogelijk met X) onderhoudt die een onbevooroordeelde behandeling van zijn onderzoeksmateriaal in de weg staan.

Klachtonderdeel 5 betreft een gestelde schending van uitwerking 2.1 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende ten onrechte de sites A en B buiten het onderzoek gelaten, zodat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de gegevens en criteria.

Klachtonderdeel 6 betreft een gestelde schending van uitwerking 2.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Volgens Verzoeker had Belanghebbende content analysis moeten toepassen en had hij de auteurs van de door hem aangehaalde reacties op internet, die vaak uit spontane opwellingen voorkomen, moeten benaderen om te vragen of zij de geuite standpunten nog steeds aanhangen. In de tijd dat Verzoeker hoofdredacteur was van B, waren de personen die hij ontmoette overwegend geheel compos mentis. Belanghebbende schetst een onjuist beeld van deze personen.

Klachtonderdeel 7 betreft een gestelde schending van uitwerking 3.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Volgens Verzoeker is geen sprake van een goede verslaglegging van alle stappen en controle op de uitvoering van het onderzoek.

Klachtonderdeel 8 betreft een gestelde schending van uitwerking 4.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Verzoeker twijfelt aan de onpartijdigheid van Belanghebbende. Mede gelet op de partiële financiering door Y, is sprake van contractonderzoek.

Verder is de keuze om bij de bespreking van … niet in te gaan op het waarheidsgehalte ervan, ingegeven door de bedoeling de aanhangers van … te stigmatiseren. Ook stelt Verzoeker de vraag in hoeverre Belanghebbende door Y en X naar voren is geschoven om de standpunten van X en Y uit te dragen. Uit een aantal passages uit het proefschrift concludeert Verzoeker dat Belanghebbende feitelijk pleit voor meer controle op het internet en censuur.

Klachtonderdeel 9 betreft een gestelde schending van uitwerking 5.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Verzoeker acht het wonderlijk dat een medewerker van Y is opgetreden als copromotor.

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) heeft op 1 februari 2017 advies uitgebracht over de klacht. De CWI heeft overwogen dat zij niet bevoegd is om te oordelen over wetenschappelijke controversen en dat het van belang is om onderscheid te maken tussen schending van wetenschappelijke integriteit en bekritiseerbare wetenschap, waarbij veelal sprake is van een interpretatieverschil of een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel.

Uit de klacht blijkt dat Verzoeker het niet eens is met hetgeen in het proefschrift is vermeld, en de wijze waarop het proefschrift tot stand is gekomen bekritiseert.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1 heeft de CWI erop gewezen dat twijfels die in niet-wetenschappelijke fora worden geuit niet per definitie hoeven worden meegewogen in wetenschappelijk werk.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 heeft de CWI overwogen dat een analyse van teksten op publieke fora geen onderzoek van personen betreft en geen toestemming van de auteurs behoeft. Ten aanzien van klachtonderdeel 3 heeft de CWI overwogen dat Verzoeker dit klachtonderdeel niet deugdelijk heeft onderbouwd en dat zogenaamde dode links onvermijdelijk zijn als een geciteerde auteur een tekst naderhand verwijdert.

Ten aanzien van klachtonderdeel 4 heeft de CWI overwogen dat Verzoeker dit klachtonderdeel niet deugdelijk heeft onderbouwd.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 5, 6 en 7 heeft de CWI overwogen dat het gaat om methodologische kwesties die elders aangekaart dienen te worden.

Hetzelfde geldt voor klachtonderdeel 8, en als Belanghebbende beleidsadviezen geeft op basis van zijn onderzoek, dan is dit aan te merken als valorisatie. Tot slot zijn verbindingen met derden helder aangegeven en dat Verzoeker bepaalde verbanden wonderlijk vindt, doet volgens de CWI niet ter zake.

In de wetenschap is het gebruikelijk dat kritiek op een wetenschappelijke publicatie wordt uiteengezet in een ingezonden artikel, bij voorkeur in een op het gebied van de klacht gespecialiseerd tijdschrift. De klachtprocedure is niet bedoeld noch uitgerust om evidente wetenschappelijke geschilpunten te beslechten.

De CWI heeft het Bestuur onder verwijzing naar artikel 4, lid e, onderdeel 5, sub d van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … geadviseerd om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Het besluit

In het besluit heeft het Bestuur conform dit advies van de CWI de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Het verzoek

Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoeker is verkort weergegeven in onderdeel 3.

2. De procedure

Op 16 maart 2017 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbende ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.

Het verweerschrift van het Bestuur is op 13 april 2017 bij het LOWI ingediend. Belanghebbende heeft op 10 april 2017 laten weten geen zelfstandig verweer te zullen voeren.

Het LOWI heeft het verweerschrift van het Bestuur op 13 april 2017 aan Verzoeker gezonden. Op 19 april 2017 heeft Verzoeker op het verweer gereageerd. Dit stuk van Verzoeker is op 19 april 2017 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbende gezonden. Het Bestuur heeft op 2 mei 2017 laten weten geen aanleiding te zien om inhoudelijk te reageren.

Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken te behandelen en dit aan partijen medegedeeld op 4 mei 2017.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoeker

Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.

In de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening wordt geen onderscheid gemaakt tussen wetenschappelijke fora en niet-wetenschappelijke fora. De redenering van de CWI laat dus onverlet dat Belanghebbende deze Gedragscode schendt door geen twijfels en contra-indicaties te presenteren.

In de klacht is als voorbeeld aangevoerd dat de uitgebreide verwijzingen in het proefschrift naar de met name genoemde Z onjuist zijn. Een onderzoeker heeft de plicht om respect en zorgvuldigheid te betrachten en niet zomaar wat op te schrijven.

De CWI heeft de dode links niet gecontroleerd. Deze behelzen overwegend verwijzingen naar de bronnen voor het onderzoek. Nu het proefschrift geen deugdelijk aanhangsel met alle gebruikte bronnen bevat, is het voor een belangrijk deel gebaseerd op bronnen die niet meer zijn na te trekken.

Volgens Verzoeker is het vierde klachtonderdeel deugdelijk onderbouwd. Het proefschrift bevat een partijdige en wetenschappelijk niet noodzakelijke stellingname voor de onschuld van een … derde. Volgens Verzoeker is deze derde lid van dezelfde organisatie als de promotor van Belanghebbende.

Belanghebbende heeft geen behoorlijke fundering gegeven van zijn selectie van 50 toonaangevende websites. Op de lijst ontbreken enkele belangrijke, veel bezochte sites. De CWI is tot haar oordeel gekomen zonder te beschikken over de daarvoor vereiste kennis van deze sector van het internet.

Het zesde klachtonderdeel is onweerlegbaar en is aangetoond door het voorbeeld in de klacht van een internetscribent die niet langer achter zijn ooit geuite mening staat. De resultaten van het onderzoek van Belanghebbende zijn dus speculatief.

Het oordeel van de CWI over klachtonderdeel 7 vloeit voort uit gebrek aan kennis en inzicht in de materie.

Ook ten aanzien van klachtonderdeel 8 is de CWI niet ingegaan op de kern van de zaak. Naar het zich laat aanzien heeft Belanghebbende zich laten leiden door de wensen van de financier, Y.

Verzoeker is tot slot van mening dat het in strijd is met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening wanneer een opdrachtgever als lid van een promotiecommissie mede mag oordelen over de wetenschappelijke waarde van contractonderzoek.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Uit de klacht blijkt dat Verzoeker het op bepaalde punten niet eens is met wat in het proefschrift is vermeld, dan wel kritiek heeft op de wijze waarop het onderzoek en het proefschrift tot stand zijn gekomen. Na bestudering van de negen door Verzoeker gestelde schendingen van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, heeft de CWI geoordeeld dat deze zijn aan te merken als wetenschappelijke controversen en daarmee een interpretatieverschil of verschil van mening vormen over een wetenschappelijk oordeel.

Het standpunt van het Bestuur is dat de klachten kritiekpunten zijn die onderwerp kunnen zijn van een wetenschappelijk debat. Het is uiteraard denkbaar dat er discussie is over vorm en inhoud van een wetenschappelijk onderzoek en publicaties. Het staat Verzoeker vrij zijn kritiek uiteen te zetten in bijvoorbeeld een ingezonden artikel, bij voorkeur in een wetenschappelijk tijdschrift dat is gespecialiseerd op het gebied waarop de klacht betrekking heeft.

Het Bestuur is het niet eens met de redenering van Verzoeker dat op basis van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening geen onderscheid mag worden gemaakt tussen wetenschappelijke fora en niet-wetenschappelijke fora. Een onderzoeker is niet gehouden om ook niet-wetenschappelijke fora te noemen en te bespreken, het staat hem vrij om niet-wetenschappelijke fora buiten beschouwing te laten zonder dat dit leidt tot een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit.

De door Verzoeker in klachtonderdeel 4 gestelde band tussen Belanghebbende en een in het proefschrift genoemde derde, is niet concreet onderbouwd. Zelfs als er aangenomen moet worden dat een persoonlijke relatie bestaat, al dan niet via één van de promotoren, heeft Verzoeker niet aangetoond dat deze redelijke twijfel zou kunnen wekken aan de objectiviteit van Belanghebbende.

De klachtonderdelen 5, 6 en 7 zien op de methodologie van het onderzoek. Ook hiervoor geldt dat Verzoeker zijn kritiekpunten in een wetenschappelijk debat naar voren kan brengen.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 8 en 9 heeft het Bestuur opgemerkt dat de omstandigheid dat Y het onderzoek mede heeft ondersteund, niet betekent dat Y zeggenschap heeft gehad over de wijze waarop het onderzoek tot stand is gekomen of invloed heeft gehad op het eindresultaat en Y is in die zin ook niet aan te merken als opdrachtgever in de zin van uitwerking 5.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Daarnaast is duidelijk aangegeven dat Y het onderzoek financieel heeft ondersteund en dat een van de copromotoren daar werkzaam is.

3.3 Het standpunt van Belanghebbende

Belanghebbende heeft laten weten geen zelfstandig verweer te zullen voeren.

3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur

Verzoeker heeft naar aanleiding van het verweerschrift van het Bestuur, samengevat, als volgt gereageerd.

Het oordeel van de CWI dat de klacht niet ziet op een schending van de wetenschappelijke integriteit, is pover onderbouwd. In de klacht is aangetoond dat Belanghebbende onwelgevallige feiten en interpretaties met opzet buiten beschouwing laat, het onderzoek heeft gebaseerd op niet langer na te trekken bronnen en niet inzichtelijk maakt op grond van welke objectieve criteria hij zijn bronnen heeft geselecteerd. De kritiek van Verzoeker is ten onrechte afgedaan als een verschil van mening. Daarnaast is geen sprake van een werkelijk open discussie in de relevante wetenschappelijke tijdschriften.

De opvatting dat er bij een wetenschappelijke discussie onderscheid moet worden gemaakt tussen wetenschappelijke fora en niet-wetenschappelijke fora, is onverdedigbaar. Het Bestuur maakt ook niet duidelijk wie bepaalt wat wetenschappelijk is en welke niet-wetenschappelijke fora mogen worden toegelaten tot de discussie. In het proefschrift hebben uitsluitend niet-wetenschappelijke fora gediend als object van onderzoek.

Het verweer van het Bestuur dat een onderzoeker vrij is om niet-wetenschappelijke fora buiten beschouwing te laten, betekent dat een onderzoeker alles mag opschrijven wat hij wil zolang het maar gebaseerd is op wetenschappelijke fora. Aangezien de grens tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke fora arbitrair is, mag dus alles. Die onduidelijke grens geldt juist op het gebied van de … wetenschappen, waar door gepromoveerde wetenschappers bijdragen worden geschreven op niet-wetenschappelijke fora.

Belanghebbende doet in zijn proefschrift zijn uiterste best om de genoemde derde vrij te pleiten van beschuldigingen van strafbare feiten. Er zijn banden tussen deze derde en één van de promotoren en de universiteit. In het licht daarvan is de lans die Belanghebbende voor de derde breekt, extra merkwaardig. Het is genoeg dat Belanghebbende de schijn tegen heeft.

Het verweer dat het Verzoeker vrij staat om zijn kritiek in een debat naar voren te brengen, is gratuit. Wie probeert om met Belanghebbende of zijn collega’s in debat te gaan, wordt genegeerd. Klachtonderdelen 5, 6 en 7 betreffen fraude. Een wetenschappelijk debat, zoals gesuggereerd door het Bestuur, is dan niet het aangewezen forum. Voor dit soort gevallen dient juist de klachtprocedure.

De zaak is ernstig omdat het gaat om onderzoek met mogelijk verstrekkende maatschappelijke en politieke gevolgen en dat zal worden gebruikt om de vrijheid van meningsuiting in Nederland nog verder aan banden te leggen. In feite gaat het om contractonderzoek in opdracht van Y, ten behoeve van in grote lijnen reeds uitgestippeld beleid. Dat is de reden dat onwelgevallige feiten en meningen niet aan bod komen. Verzoeker vraagt het LOWI te kijken naar de wetenschappelijke waarde en gebreken van het proefschrift en niet te oordelen op dezelfde manier als het Bestuur heeft gedaan.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 heeft het Bestuur laten weten geen aanleiding te zien om inhoudelijk te reageren.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI.

Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU). Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit.

Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 Toepasselijke regelingen

De klacht van Verzoeker is door het Bestuur beoordeeld onder toepassing van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling). Artikel 4, lid e, onderdeel 5, sub d van de Klachtenregeling luidt als volgt:

Het College van Bestuur kan na verkregen advies van de commissie wetenschappelijke integriteit beslissen dat de klacht niet in behandeling wordt genomen indien: d. de klacht geen betrekking heeft op een schending van de wetenschappelijke integriteit;

4.3 Overwegingen van het LOWI

De CWI heeft, kort samengevat, geoordeeld dat de klacht geen betrekking heeft op een schending van de wetenschappelijke integriteit, maar moet worden gekwalificeerd als een wetenschappelijke controverse. Omdat de klachtprocedure niet is bedoeld om een wetenschappelijk debat te beslechten, is de klacht op grond van artikel 4, lid e, onderdeel 5, sub d van de Klachtenregeling niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel degelijk sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI stelt voorop dat mogelijke kritiek op een wetenschappelijk onderzoek niet automatisch met zich meebrengt dat dit onderzoek in strijd is met de principes en uitwerkingen van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Een discussie over de totstandkoming en verantwoording van een onderzoek of over de methodologie, is pas dan een kwestie van wetenschappelijke integriteit, wanneer aannemelijk is geworden dat de betreffende wetenschapper willens en wetens in strijd met de regels van goede wetenschapsbeoefening heeft gehandeld.

Daarbij ligt het op de weg van de klager om in ieder geval een begin van een onderbouwing te leveren van zijn stelling dat de grens tussen bediscussieerbaar onderzoek en frauduleus onderzoek is overschreden. Als de klager dit nalaat, is er eenvoudig geen aanleiding voor een integriteitsprocedure. Dan gaat het hooguit om een wetenschappelijke controverse.

Hieronder wordt, per gesteld geschonden uitwerking van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, weergegeven of hetgeen Verzoeker heeft gesteld voldoende is onderbouwd en daarmee redelijkerwijs kan leiden tot twijfel aan het advies van de CWI.

Uitwerking 1.1 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Verzoeker is van mening dat Belanghebbende het zorgvuldigheidsvereiste als neergelegd in uitwerking 1.1 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening heeft geschonden door geen twijfels en contra-indicaties te presenteren bij de drie door hem beschreven casus.

Het LOWI overweegt als volgt.

Op pagina … van het proefschrift staat de centrale onderzoeksvraag geformuleerd als: “…” Aansluitend staat vermeld dat niet wordt onderzocht of …theorieën al dan niet waar zijn, maar dat Belanghebbende alleen is geïnteresseerd in de … werking, functie en betekenis van … in relatie tot … . Gelet op de onderzoeksvraag zijn het juistheidsgehalte van … en de vraag in hoeverre de drie beschreven casus controversiële gevallen zouden zijn, van geen belang. De omstandigheid dat het volgens verschillende digitale gemeenschappen gaat om controversiële gevallen, is eenvoudig niet relevant voor het onderzoek en behoeft reeds daarom geen afzonderlijke vermelding.

Overigens blijken de twijfels die binnen die digitale gemeenschappen worden geuit, genoegzaam uit het proefschrift. In die zin mist het standpunt van Verzoeker ook feitelijke grond.

Nu Belanghebbende met het proefschrift niet heeft beoogd te onderzoeken wat het juistheidsgehalte is van …, is de overweging van de CWI dat twijfels die in niet-wetenschappelijke fora worden geuit niet per definitie hoeven worden meegewogen in wetenschappelijk werk, niet per se heel adequaat.

Waar het om gaat, is dat de bovenbeschreven begrenzing van het onderzoek het resultaat is van een wetenschappelijk onderbouwde keuze van Belanghebbende. Dat Verzoeker het niet eens is met deze begrenzing, is hooguit een kwestie voor het wetenschappelijke debat.

Uitwerking 1.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende, door de eigenaren van de onderzochte websites niet op de hoogte te brengen of om medewerking te vragen, niet het in uitwerking 1.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening vereiste respect getoond voor de personen die hij heeft gebruikt voor zijn onderzoek.

Het LOWI overweegt als volgt

Het LOWI kan zich vinden in de overweging van de CWI dat een analyse van teksten op publieke fora geen onderzoek van personen betreft en geen toestemming van de auteurs behoeft. Zoals in het proefschrift ook staat uitgelegd, waren niet individuen het onderwerp van de analyse, maar de (digitale) gemeenschappen waarbinnen … floreren.

Vanwege het openbare karakter van de onderzochte websites was er geen aanleiding om de eigenaren van de websites of de auteurs van de teksten te informeren over het onderzoek, laat staan hun om medewerking te vragen. Van gebrek aan respect voor mensen is dan ook niet gebleken en van onderzoek mét mensen, zoals bedoeld in uitwerking 1.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, is eenvoudig geen sprake.

De stelling van Verzoeker dat de informatie in het proefschrift over Z bij herhaling onjuist is, is niet onderbouwd. Het zonder nadere toelichting overleggen van een open brief van Z aan Belanghebbende, is onvoldoende. Dat Belanghebbende, zoals Verzoeker stelt, te weinig zorgvuldigheid heeft betracht en zomaar wat heeft opgeschreven, is dan ook niet gebleken.

Uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Verzoeker heeft aangevoerd dat het proefschrift geen deugdelijk aanhangsel met alle gebruikte bronnen bevat en voor een belangrijk deel is gebaseerd op bronnen die niet meer zijn na te trekken. Aldus zou het vereiste van correcte bronvermelding van uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening zijn geschonden.

Het LOWI overweegt als volgt

De enkele omstandigheid dat het tegenwoordig niet meer mogelijk is om elke door Belanghebbende als bron genoemde link naar een website op te vragen, is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van strijd met uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Het LOWI kan de CWI volgen in haar overweging dat zogenaamde dode links onvermijdelijk zijn als een geciteerde auteur een tekst naderhand verwijdert. Dit is inherent aan het internet.

Dat niet alle links nog opvraagbaar zijn, betekent niet dat de websites ten tijde van het onderzoek niet hebben bestaan of dat de inhoud van de geciteerde teksten anders was dan in het proefschrift is vermeld. Dat voor een derde op dit moment niet meer alle bronnen rechtstreeks controleerbaar zijn, betekent niet dat Belanghebbende de ruwe data van zijn onderzoek niet heeft bewaard op de wijze zoals voorgeschreven in de principes van Controleerbaarheid uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Uitwerking 1.9 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Volgens Verzoeker bevat het proefschrift een partijdige stellingname voor een beschuldigde derde, die volgens Verzoeker lid is van dezelfde organisatie als de promotor van Belanghebbende.

Ook heeft Verzoeker gesteld dat er mogelijk banden zijn met X en dat de relatie met Y mogelijk verder gaat dan alleen een relatie met een financier. In zoverre zou Belanghebbende zijn tekortgeschoten in het vermijden van persoonlijke relaties als bedoeld in uitwerking 1.9 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI overweegt als volgt

Met de CWI is het LOWI van oordeel dat Verzoeker dit klachtonderdeel niet heeft onderbouwd. Het is aan Verzoeker om aannemelijk te maken dat er redelijkerwijs twijfel kan bestaan aan de objectiviteit van Belanghebbende. Verzoeker heeft echter, ook in het verzoek aan het LOWI, volstaan met het formuleren van verdachtmakingen en vermoedens en heeft zijn stellingen op geen enkele wijze onderbouwd.

Uitwerking 2.1 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende geen behoorlijke onderbouwing gegeven van zijn selectie van websites. Op de lijst ontbreken twee belangrijke, veel bezochte sites. Belanghebbende zou op deze wijze niet hebben voldaan aan het vereiste van vermelding en beargumentering van het selectief weglaten van onderzoeksresultaten als bedoeld in uitwerking 2.1 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI overweegt als volgt

Verzoeker heeft in zijn proefschrift inzichtelijk gemaakt hoe hij de onderzochte websites heeft geselecteerd. Deze selectie is het resultaat van een wetenschappelijk onderbouwde keuze. Het valt niet in te zien waarom Belanghebbende, zoals Verzoeker stelt, bij het maken van die keuze een IT-specialist had moeten betrekken. Er is ook geen reden waarom Belanghebbende het weglaten van twee door Verzoeker van belang geachte sites zou moeten motiveren.

Het LOWI kan de CWI volgen in haar overweging dat het gaat om een methodologische kwestie die elders aangekaart dient te worden. Dit is hooguit een zaak van wetenschappelijk debat en niet van wetenschappelijke integriteit.

Uitwerking 2.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

In dit verband heeft Verzoeker gesteld dat Belanghebbende de auteurs van de aangehaalde reacties had moeten benaderen om te vragen of zij deze standpunten nog steeds huldigen. Verzoeker kent een internetscribent die niet langer achter zijn ooit geuite mening staat, waaruit volgens hem blijkt dat de resultaten van het onderzoek van Belanghebbende speculatief zijn en als zodanig in strijd zijn met het in uitwerking 2.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening neergelegde vereiste dat gerepresenteerde resultaten niet speculatief behoren te zijn.

Het LOWI overweegt als volgt

In aanvulling op hetgeen hierboven al is overwogen over het ontbreken van de noodzaak om de eigenaren of auteurs van de websites te benaderen, geldt nog het volgende. Het onderzoek geeft een tijdsbeeld en reeds om die reden was Belanghebbende niet gehouden om bij de verschillende auteurs na te vragen of hun opvattingen nadien wellicht zijn gewijzigd. Het doel van het onderzoek was niet om de eventuele ontwikkeling van op internet geuite meningen in kaart te brengen. Of deze meningen vluchtig zijn of solide, doet dus niet ter zake.

Het LOWI kan de CWI ook hier volgen in haar overweging dat het gaat om een methodologische kwestie die elders aangekaart dient te worden. Dit is hooguit een zaak van wetenschappelijk debat en niet van wetenschappelijke integriteit.

Uitwerking 3.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Volgens Verzoeker is er geen sprake van een goede verslaglegging van alle stappen en controle op de uitvoering als bedoeld in uitwerking 3.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI overweegt als volgt

Ook hier heeft Verzoeker zijn standpunt niet onderbouwd. Voor zover op dit punt kritiek mogelijk is op het onderzoek, heeft de CWI terecht overwogen dat het gaat om een methodologische kwestie die elders aangekaart dient te worden. Dit is hooguit een zaak van wetenschappelijk debat en niet van wetenschappelijke integriteit.

Uitwerking 4.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Verzoeker twijfelt aan de onpartijdigheid van Belanghebbende. Hij zou zijn keuze van methode en criteria in strijd met uitwerking 4.2 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (mede) hebben afgestemd op politieke invloed. Verzoeker heeft in dit verband gewezen op de partiële financiering door Y, gesteld dat de bedoeling was om aanhangers van … te stigmatiseren en zich afgevraagd of Belanghebbende door Y en X naar voren is geschoven om de standpunten van deze diensten uit te dragen. Verzoeker heeft geconcludeerd dat Belanghebbende pleit voor meer controle op het internet en voor censuur en is het daar niet mee eens.

Het LOWI overweegt als volgt

Vooropgesteld wordt dat in het proefschrift, zoals het hoort, duidelijk is aangegeven dat Y het onderzoek financieel heeft ondersteund. Anders dan Verzoeker meent, betekent die ondersteuning niet dat sprake is van contractonderzoek in de zin van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI kan het Bestuur volgen in zijn verweer, dat de financiële ondersteuning van Y niet meebrengt dat Y zeggenschap heeft gehad over de wijze waarop het onderzoek tot stand is gekomen of invloed heeft gehad op het eindresultaat.

Verder heeft Verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de objectiviteit van Belanghebbende of het onderzoek. Dat Belanghebbende in het proefschrift zorgen van Y heeft weergegeven en over X heeft geschreven, vormt geen onderbouwing van de suggestie van Verzoeker dat Belanghebbende de agenda van deze organisaties zou uitvoeren.

De keuze van Belanghebbende om het waarheidsgehalte van … niet te onderzoeken is, zoals hierboven al overwogen, een wetenschappelijk onderbouwde keuze en – anders dan Verzoeker meent – geen teken van een vooropgezette bedoeling om aanhangers van … te stigmatiseren.

Tot slot is het LOWI met de CWI van oordeel dat eventuele adviezen van Belanghebbende op basis van zijn onderzoek, zijn aan te merken als valorisatie. Het is duidelijk dat Verzoeker het niet eens is met de strekking van die adviezen, maar dat levert geen strijd op met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Uitwerking 5.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening

Verzoeker acht het wonderlijk dat een persoon die werkzaam is bij Y is aangetrokken als copromotor. Op deze wijze zou de schijn van belangenverstrengeling niet zijn vermeden, zoals vereist in uitwerking 5.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI overweegt als volgt

Vooropgesteld wordt dat in het proefschrift, zoals het hoort, duidelijk is aangegeven dat één van de copromotoren werkzaam is bij Y. De betrokkenheid van deze copromotor is conform het Promotiereglement op grond waarvan, kort gezegd, als copromotor kan worden aangewezen een gepromoveerde deskundige, niet zijnde hoogleraar, die actief werkzaam is op (een onderdeel van) het in het proefschrift beschreven onderwerp.

De melding van Verzoeker dat hij het wonderlijk acht dat een medewerker van Y als copromotor is betrokken bij het onderzoek, geeft geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van strijd met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek ongegrond is en adviseert het Bestuur om het besluit ongewijzigd over te nemen als definitief besluit.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris