Categorieën
Advies

Advies 2017-01

Advies van het LOWI van 11 januari 2017 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 25 juli 2016 betreffende het voorlopige besluit van … Bestuur van … van 11 juli 2016, inzake een klacht van 20 september 2015 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door …, … en … .

1. Het verzoek

Op 25 juli 2016 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van 11 juli 2016 (verder: besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 20 september 2015 (verder: klacht).

De klacht

De klacht betreft het artikel …, gepubliceerd in … in 2014 (verder: artikel) en geschreven door onder meer drie medewerkers van …, namelijk … (verder: Belanghebbende 1), … (verder: Belanghebbende 2) en … (verder: Belanghebbende 3, allen verder: Belanghebbenden).

In de klacht heeft Verzoeker aangevoerd dat Belanghebbenden in het artikel ten onrechte claimen dat zij de eersten zijn die het verband beschrijven tussen A en B. Verzoeker stelt degene te zijn die als eerste dit verband heeft beschreven, en wel in zijn boek … uit 2010 (verder: boek). In het artikel wordt niet verwezen naar het boek en Verzoeker is van mening dat sprake is van plagiaat. Het artikel van Belanghebbenden wordt frequent geciteerd, terwijl Verzoeker zegt de geestelijke vader van de ontdekking te zijn. Verzoeker meent dat zijn boek de inspiratie is geweest voor het artikel.

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) heeft op 27 juni 2016 advies uitgebracht over de klacht. De CWI heeft de klacht alleen behandeld voor zover deze is gericht tegen medewerkers van …, namelijk Belanghebbenden. De CWI heeft Verzoeker en Belanghebbenden uitgenodigd voor een (gescheiden) hoorzitting op 8 december 2015.

Verzoeker heeft afgezien van zijn recht om te worden gehoord en schriftelijk gereageerd op het verslag van de hoorzitting met Belanghebbenden. Voorafgaand aan de hoorzitting hebben Belanghebbenden een verweerschrift ingediend, waarop Verzoeker schriftelijk heeft gereageerd. Op 8 december 2015 heeft … (verder: deskundige) op verzoek van de CWI een deskundigenadvies uitgebracht over de vraag of er naar zijn mening sprake was van plagiaat. Verzoeker en Belanghebbenden hebben hierop schriftelijk kunnen reageren, net als op het conceptadvies van de CWI.

De CWI heeft overwogen dat van een schending van de wetenschappelijke integriteit sprake zou kunnen zijn als wordt vastgesteld dat het boek dermate gezaghebbend is dat het ontbreken van een citatie moet worden gezien als een verwijtbare omissie (1) of het op zijn minst aannemelijk is dat Belanghebbenden door het boek zijn geïnspireerd tot het doen van hun eigen onderzoek (2).

Ten aanzien van 1 heeft de CWI overwogen dat het niet de vraag is of het logisch zou zijn geweest om een citatie naar het boek op te nemen, maar of het weglaten daarvan dusdanig ernstig is dat het een schending van de wetenschappelijke integriteit oplevert.

Ook heeft de CWI overwogen dat een klager het bewijs daarvan dient te leveren. In het boek wordt een verband gelegd tussen middel en gevolg, maar zonder wetenschappelijke onderbouwing met (gepaste grootschalige) statistische analyses, er wordt geen directe kwantitatieve relatie gelegd tussen A en B. Belanghebbenden claimen niet dat zij de eersten zijn die een verband hebben gelegd tussen A en B, maar claimen dat zij de eersten zijn die dit verband kwantitatief hebben aangetoond door middel van grootschalige statistische analyse. Dit is door …, naar aanleiding van het verzoek van Verzoeker om rectificatie, onderschreven.

Belanghebbenden hadden een beperkte ruimte voor (ongeveer 30) citaties en … was van oordeel dat niet kon worden geconcludeerd dat het boek een pivotal role speelde bij de totstandkoming van het artikel. Als door middel van de gebruikte citaties de bevindingen in het artikel goed zijn onderbouwd, hoeft niet te worden verwacht dat de lijst wordt aangevuld met citaties die in beginsel niet noodzakelijk zijn. Het door Belanghebbenden overgelegde rapport … (verder: rapport), met enkele honderden relevante citaties, bevat geen verwijzingen naar het boek.

Daaruit kan worden afgeleid dat citatie naar het boek in de relevante wetenschappelijke gemeenschap niet als onmisbaar wordt aangemerkt. Verzoeker heeft niet aangetoond dat het ontbreken van een verwijzing naar zijn boek als het weglaten van een essentiële bron en dus als een verwijtbare omissie moet worden beschouwd.

De CWI heeft van het deskundigenadvies vooral relevant geacht dat de deskundige heeft geconstateerd dat Verzoeker de correlatie tussen A en B niet door middel van een (aan door Belanghebbenden gebruikte) gelijkwaardige methodiek heeft onderbouwd en dat de … groep als eerste een significant verband heeft gevonden.

Ten aanzien van 2 heeft de CWI over de overgelegde mailcorrespondentie van Verzoeker met X van … (verder: X) uit 2012 overwogen dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat Belanghebbende 1 door het boek op het idee voor het artikel is gekomen. Uit de mails valt af te leiden dat Belanghebbende 1 volgens X al bezig was met het onderwerp.

Belanghebbende 1 heeft gesteld dat zijn idee al eerder was ontstaan, na het lezen van een masterscriptie waaruit bleek dat er ruimtelijke kwantitatieve gegevens over … beschikbaar waren. X heeft Belanghebbende 1 daarna het boek aangereikt, maar hij heeft dit opzij gelegd omdat het niet een wetenschappelijke studie was, waarin een kwantitatieve analyse centraal stond.

De CWI heeft niet kunnen vaststellen dat het boek als inspiratiebron heeft gediend voor het artikel en dat uit dien hoofde een citatie opgenomen had moeten worden.

De CWI heeft het Bestuur geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.

Het besluit

In het besluit heeft het Bestuur conform dit advies van de CWI de klacht ongegrond verklaard.

Het verzoek

Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoeker is verkort weergegeven in onderdeel 3.

2. De procedure

Op 13 september 2016 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI in zijn vergadering van 7 september 2016 heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.

Het verweerschrift van het Bestuur is op 10 oktober 2016 bij het LOWI ingediend. Het verweerschrift van Belanghebbenden is op 5 oktober 2016 bij het LOWI ingediend.

Het LOWI heeft de verweerschriften van het Bestuur en Belanghebbenden op 11 oktober 2016 aan Verzoeker gezonden. Op 12 oktober 2016 heeft Verzoeker gereageerd. Dit stuk van Verzoeker is op 27 oktober 2016 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbenden gezonden. Het Bestuur heeft op 14 november 2016 gereageerd en Belanghebbenden op 7 november 2016.

Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken af te doen en partijen daarvan op 17 november 2016 in kennis gesteld. Prof. dr. J.W.M. van der Meer heeft zich verschoond en de inhoudelijke behandeling van de zaak is gedaan door de overige leden van het LOWI.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoeker

Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.

Verzoeker is het niet eens met het besluit omdat in het CWI-advies weliswaar niet wordt ontkend dat een bronvermelding voor de hand had gelegen, maar vervolgens een beoordelingsmodus wordt geconstrueerd om de klacht af te wijzen.

Verzoeker heeft op basis van een publicatie van Y uit 2009 in … ontdekt dat … . Dit heeft Verzoeker in 2010 in … gepubliceerd. Gevreesd moest worden dat … . Helaas ontbreken betrouwbare monitoringgegevens voor de meeste …, ter onderbouwing van deze these. Verzoeker heeft in het eerste halfjaar van 2010 B bestudeerd, waarbij hij … . Deze gegevens heeft Verzoeker gepubliceerd in zijn boek.

Uit de mailcorrespondentie met X blijkt dat Belanghebbende 1 mede door het boek van Verzoeker is geïnspireerd tot het onderzoek voor het artikel van Belanghebbenden. In het artikel ontbreekt een verwijzing en Verzoeker meent dat sprake kan zijn van plagiaat.

Verzoeker heeft geprotesteerd bij de editor van … die daarna een letter to the editor van Y bij het artikel heeft gepubliceerd. In deze brief heeft Y kritiek geleverd op het ontbreken van een verwijzing naar het werk van Verzoeker. Het opnemen van deze letter to the editor bij het artikel, was een diplomatieke oplossing van …, naar aanleiding van het verzoek van Verzoeker om rectificatie van het artikel. Dit wordt nu ten onrechte tegen Verzoeker gebruikt.

De CWI heeft niet ontkend dat Verzoeker voor het eerst het verband tussen A en B heeft beschreven en ook de deskundige heeft dit geconstateerd, waarbij hij heeft aangetekend dat wanneer Belanghebbenden op de hoogte waren van het werk van Verzoeker een verwijzing voor de hand had gelegen.

Verzoeker is het niet eens met de twee beoordelingscriteria die de CWI heeft gehanteerd. Verder is de kwaliteit van het werk van Verzoeker gebagatelliseerd (terwijl het boek een enorme globale werking heeft gehad) en er is, zonder X te consulteren, beweerd dat Belanghebbende 1 het boek terzijde heeft gelegd. Deze besluitvorming is in strijd met de richtlijnen van de universiteit, waaruit volgt dat van plagiaat sprake is bij het overnemen van ideeën van anderen, zonder adequate bronvermelding.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

De CWI heeft geen feitelijke uitspraak gedaan over de vraag of Verzoeker als eerste het verband tussen A en B heeft beschreven. De CWI heeft dit niet ontkend of bevestigd. De CWI heeft wél vastgesteld dat Belanghebbenden als eersten op basis van kwantitatieve analyses het verband aantonen. Omdat in het werk van Verzoeker het verband tussen A en B niet met een kwantitatieve analyse wordt onderbouwd, zoals ook door de deskundige is geconstateerd, kan het niet vermelden van dit werk niet worden beschouwd als een schending van de wetenschappelijke integriteit.

De beoordelingscriteria van de CWI zijn correct en de CWI heeft een zorgvuldige afweging gedaan.

De correspondentie met … is deel van het dossier en mag worden betrokken bij de afweging. De perceptie van Verzoeker dat … een diplomatieke oplossing heeft gezocht om gezichtsverlies te voorkomen, wordt niet gedeeld. De CWI heeft dit op basis van de correspondentie niet kunnen vaststellen.

3.3 Het standpunt van Belanghebbenden

Het standpunt van Belanghebbenden zoals verwoord in hun gezamenlijke verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Het briefadvies Correct Citeren van de KNAW (april 2014) definieert plagiaat als het “hergebruik van andermans materiaal zonder adequate bronvermelding”, hetgeen overeenkomt met de internationale definitie. Plagiaat gaat per definitie over het gebruik van materiaal van andere wetenschappers zonder adequate bronvermelding. Aangezien Belanghebbenden geen origineel, door Verzoeker verzameld materiaal uit zijn boek hebben gebruikt, kan geen sprake zijn van plagiaat.

De keuze om het boek niet te citeren was wetenschappelijk integer. Zoals ook uit het aangehaalde briefadvies blijkt, is citeren een selectief proces. Het is praktisch niet haalbaar om naar alle relevante bronnen te verwijzen. De uiteindelijke keuze zal in de eerste plaats berusten op wetenschappelijke gronden.

De vraag of gebruikte citaties de meest passende zijn en of er geen essentiële bronnen onvermeld blijven kan eigenlijk alleen worden beoordeeld door peers. Bij de keuze van de citaties (uit de honderden artikelen over dit onderwerp) hebben Belanghebbenden zich gebaseerd op wetenschappelijke gronden. Het artikel is door 4 peer reviewers bekeken en geen van hen heeft erop gewezen dat het boek niet was geciteerd. … heeft het protest van Verzoeker ook afgewezen.

Inspiratiebron was niet het boek, maar een masterscriptie waaruit bleek dat er ruimtelijke kwantitatieve gegevens beschikbaar waren over A. Belanghebbende 1 heeft daarna wel het boek aangereikt gekregen, maar dit opzij gelegd omdat het geen wetenschappelijke studie was waarin een kwantitatieve analyse centraal stond.

3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur en Belanghebbenden

Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.

3.4.1 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur

Het Bestuur weigert in te gaan op de beschrijving van de gezichtspunten die tot de publicatie van het boek hebben geleid, maar niemand kan ontkennen dat Verzoeker als eerste het verband heeft beschreven tussen A en B. Y en de deskundige hebben dit bevestigd. Verzoeker ontkent niet dat Belanghebbenden een kwantitatieve correlatie hebben aangetoond, maar aangezien zij het boek kenden, was een bronvermelding op zijn plaats geweest.

De toetsingscriteria van de CWI maken, wanneer niet aan deze criteria wordt voldaan, het mogelijk om ideeën van anderen over te nemen zonder adequate bronvermelding. Dat doorkruist de eigen richtlijn van de universiteit met betrekking tot plagiaat en overigens heeft het boek van Verzoeker belangrijke wereldwijde werking gehad.

Het LOWI wordt verzocht om X als getuige te horen om te verklaren in hoeverre Belanghebbenden door het boek zijn geïnspireerd tot hun onderzoek.

3.4.2 Reactie Verzoeker op het standpunt van Belanghebbenden

Belanghebbenden hebben in strijd gehandeld met de richtlijn van de universiteit over plagiaat, die luidt: “Een voorbeeld van plagiaat is als je ideeën van anderen overneemt zonder adequate bronvermelding.” Ter onderbouwing van zijn stelling, heeft Verzoeker enkele tekstdelen uit het artikel naast tekstdelen uit het boek gezet. Verzoeker is van mening dat hieruit blijkt dat formuleringen uit het artikel vergelijkbaar zijn met formuleringen uit het boek.

Belanghebbenden hebben met dezelfde uitgangspunten als Verzoeker het verband dat hij in zijn boek beschreef, kwantitatief onderbouwd. Er bestaat geen enkele twijfel dat Belanghebbenden voortbouwen op het boek.

Er zijn geen honderden publicaties over het verband tussen A en B. Er zijn er maar twee, waaronder het boek. Ook de andere, …, publicatie is door Belanghebbenden niet geciteerd in het artikel.

Verzoeker heeft de correspondentie met … op verzoek van de CWI beschikbaar gesteld, maar deze wordt nu oneigenlijk gebruikt door de CWI. … is verzocht om rectificatie, niet om een beoordeling van een mogelijk geval van plagiaat. Daarmee heeft de correspondentie geen relevantie voor de beoordeling van de huidige klacht.

Het onderzoek beschreven in de masterscriptie is gebaseerd op het boek en Verzoeker is zelfs gevraagd om deze scriptie te begeleiden. De student slaagde erin om beschikbare ruimtelijke gegevens over … te koppelen aan de ruimtelijke gegevens over A. In de scriptie wordt verwezen naar het werk van Verzoeker.

Bijna iedere uitspraak in het boek is met verwijzingen naar wetenschappelijke studies onderbouwd. Uit de correspondentie met X blijkt duidelijk dat Belanghebbende 1 het boek heeft gelezen.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbenden

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 heeft het Bestuur laten weten geen aanleiding te zien voor verder verweer. Belanghebbenden hebben wel een laatste reactie gegeven. Die luidt, kort samengevat, als volgt.

De reactie van Verzoeker bevat geen nieuwe elementen. De formuleringen uit het boek en het artikel zoals door Verzoeker naast elkaar gezet, laten zien dat geen sprake is van plagiaat. De formuleringen zijn geheel verschillend en Belanghebbenden hebben niet origineel, door Verzoeker verzameld materiaal overgenomen. Door de redactie van … is onderkend dat Belanghebbenden de argumentatie in het artikel overtuigend hebben opgezet aan de hand van eerdere bronnen. Verzoeker heeft de reactie van … zelf op zijn website geplaatst (… augustus 2014), van oneigenlijk gebruik daarvan is geen sprake. Het boek heeft niet als inspiratiebron gediend.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 Toepasselijke regelingen

Voor de beoordeling van de klacht en het verzoek van Verzoeker zijn relevant (Bijlage 1 bij) de Regeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling), de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening en het briefadvies Correct Citeren van de KNAW van april 2014.

Artikel 1.1 van de Klachtenregeling luidt als volgt:

Schending van de wetenschappelijke integriteit: handelen of nalaten in strijd met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, waaronder in ieder geval de gedragingen opgenomen in bijlage 1.

Bijlage 1 Schendingen van de wetenschappelijke integriteit – VSNU, bevat de volgende tekst:
(…) Onder schendingen van de wetenschappelijke integriteit wordt in ieder geval verstaan:
3. plagiëren van (delen van) publicaties en resultaten van anderen

Wetenschap functioneert slechts met de eerlijke erkenning van de intellectuele eigendom van ieders eigen bijdrage aan de kennis. Dat geldt voor de hele range van studentenwerkstukken en scripties tot wetenschappelijke publicaties en dissertaties. Het gaat niet alleen om letterlijk overschrijven, maar ook om parafraseringen, het weglaten van noten of bronvermelding, het heimelijk gebruik van door anderen vergaarde data, ontwerpen of tabellen. Het auteursrecht biedt gedupeerden de mogelijkheid tot genoegdoening via de rechter, maar ook als er geen direct gedupeerde (meer) is, kan een onderzoeker worden aangeklaagd wegens plagiaat. (…)

Uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening luidt als volgt:

Door correcte bronvermelding wordt duidelijk gemaakt welke de intellectuele herkomst is van de geciteerde of geparafraseerde teksten. Dit geldt ook voor informatie afkomstig van het internet en uit anonieme bronnen. Zonder bronvermelding worden geen teksten of resultaten van onderzoek van anderen overgenomen.

4.3 Is sprake van plagiaat?

Verzoeker heeft in dit verband geciteerd (“Een voorbeeld van plagiaat is als je ideeën van anderen overneemt zonder adequate bronvermelding.”) uit een nadere uitleg van het begrip plagiaat ten behoeve van studenten, welke uitleg is gepubliceerd op de website van … . Het LOWI zal dit citaat niet als uitgangspunt hanteren bij de beantwoording van de vraag of Belanghebbenden wellicht plagiaat hebben gepleegd, maar het normenkader toepassen zoals weergegeven onder 4.2.

Het LOWI is van oordeel dat er geen grond is voor de conclusie dat Belanghebbenden plagiaat hebben gepleegd en overweegt daartoe als volgt.

Er is niet gebleken dat in het artikel, zoals uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening beschrijft, geciteerde of geparafraseerde teksten van Verzoeker voorkomen. De vergelijking van tekstblokken die Verzoeker heeft uitgevoerd, leidt niet tot de conclusie dat is gehandeld in strijd met uitwerking 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Daarvoor verschillen de teksten te zeer van elkaar. Evenmin is gebleken dat in het artikel, zoals punt 3 van Bijlage 1 van de Klachtenregeling beschrijft, sprake is van letterlijk overschrijven of parafraseringen, of van heimelijk gebruik van door Verzoeker vergaarde data, ontwerpen of tabellen, zodat ook met toepassing van die bepaling niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van plagiaat. Of wellicht wel sprake zou kunnen zijn van het (ten onrechte) weglaten van noten of bronvermelding, wordt in onderdeel 4.4 nader besproken.

Van plagiaat in enge zin, namelijk het overschrijven of parafraseren van tekst(delen) is derhalve niet gebleken. Van plagiaat in bredere zin, namelijk het pronken met andermans veren door een idee van een ander te presenteren als een eigen idee, is evenmin gebleken. De claim van Belanghebbenden is immers niet dat zij de eersten zijn die een verband hebben gelegd tussen A en B, maar hun claim is dat zij de eersten zijn die dit verband kwantitatief hebben aangetoond door middel van grootschalige statistische analyse. Dit is bevestigd door de deskundige, die heeft geconcludeerd dat de … groep als eerste een significant verband heeft gevonden. Er kan dan ook niet worden gezegd dat Belanghebbenden het idee van Verzoeker hebben gepresenteerd als hun eigen idee.

Samengevat heeft Verzoeker niet aannemelijk gemaakt en is ook anderszins niet gebleken dat sprake is van het overschrijven of parafraseren van tekst(delen) dan wel van op andere wijze pronken met andermans veren. Dat betekent dat er geen grond is voor het oordeel dat Belanghebbenden plagiaat hebben gepleegd.

4.4 Is sprake van niet correcte bronvermelding?

Vooropgesteld wordt dat het LOWI de CWI kan volgen in de gehanteerde beoordelingsmodus. In casu zijn twee situaties denkbaar waarin Belanghebbenden gehouden waren om een verwijzing naar het boek op te nemen, waarbij het uitblijven van die verwijzing niet alleen als (verwijtbare) onzorgvuldigheid maar mogelijk zelfs als schending van de wetenschappelijke integriteit moet worden gekwalificeerd. Hieronder wordt nader ingegaan op de vraag of een van die situaties zich heeft voorgedaan.

Is het boek dermate gezaghebbend dat het ontbreken van een citatie een verwijtbare omissie is, omdat een essentiële bron is weggelaten?

Zoals in het briefadvies Correct Citeren van de KNAW wordt uiteengezet, is citeren een selectief proces en is het verwijzen naar alle voor een publicatie relevante bronnen praktisch niet haalbaar. Deze algemene notie speelde hier ook concreet een rol, nu … maar beperkte ruimte beschikbaar stelde voor citaties. Doorslaggevend is dus niet of het boek kan worden aangemerkt als een relevante bron.

Wetenschappers zijn, tenzij er een prioriteitsclaim wordt gelegd, niet gehouden om de wetenschapshistorie weer te geven. Doorslaggevend is of het boek moet worden aangemerkt als een essentiële bron, (bijvoorbeeld) omdat het boek gezaghebbend is. Daarmee ligt de vraag voor of de keuze van Belanghebbenden om het boek niet te citeren, berust op wetenschappelijk gronden.

In dit verband heeft Verzoeker gesteld dat zijn boek een essentiële bron is. Verzoeker heeft deze stelling echter niet onderbouwd, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Zijn uitspraak dat het boek een “enorme globale werking” heeft gehad, heeft Verzoeker evenmin onderbouwd.

De enkele stelling van een auteur dat zijn publicatie gezaghebbend is, is onvoldoende om inderdaad van gezaghebbendheid uit te gaan. In het verlengde daarvan geldt, zoals in het briefadvies Correct Citeren van de KNAW wordt uiteengezet, dat de vraag of er geen essentiële bronnen onvermeld zijn gebleven eigenlijk alleen door peers kan worden beantwoord.

De vereiste gezaghebbendheid van het boek is door Verzoeker niet aannemelijk gemaakt, maar ook niet anderszins gebleken. Daarbij is het volgende van belang.

Het door Belanghebbenden overgelegde rapport bevat géén verwijzingen naar het boek. De CWI heeft terecht overwogen dat daaruit kan worden afgeleid dat citatie naar het boek in de relevante wetenschappelijke gemeenschap niet als onmisbaar wordt aangemerkt.

Uit eigen onderzoek is het LOWI daarnaast nog het volgende gebleken. In de eerste zin van het artikel van Belanghebbenden, “…”, zijn zes referenties genoemd. Het LOWI heeft onderzocht of deze referenties wellicht wel verwijzen naar het boek. Daaruit zou eventueel kunnen worden afgeleid dat peers het boek als een essentiële bron beschouwen. Dat blijkt echter niet het geval te zijn. Eén van de zes referenties verwijst naar een artikel van Verzoeker (… 2010), maar geen enkele van de referenties verwijst naar het boek.

Verder heeft het LOWI vastgesteld dat ook in andere publicaties maar sporadisch wordt verwezen naar het boek. Uit het citeergedrag van anderen dan Belanghebbenden blijkt dan ook niet dat het boek van Verzoeker als gezaghebbend of als essentiële bron wordt beschouwd. Daar komt bij dat in verschillende wetenschapsgebieden de algemene consensus is om bij voorkeur niet te verwijzen naar werk dat, zoals ook hier het geval is, niet peer-reviewed is en in eigen beheer is uitgegeven.

Samenvattend is het LOWI van oordeel dat het citeren van het boek – voor zover het beperkte aantal referenties daartoe ruimte zou hebben geboden – wellicht hoffelijk zou zijn geweest, omdat het boek hetzelfde onderwerp beschrijft, maar dat het boek niet als een essentiële bron kan worden gekwalificeerd, zodat Belanghebbenden op grond van de regels van wetenschappelijke integriteit niet gehouden waren om te verwijzen naar het boek.

Is aannemelijk dat Belanghebbenden door het boek zijn aangezet tot het doen van hun eigen onderzoek?

Uit de mailcorrespondentie met X die Verzoeker heeft overgelegd kan, anders dan Verzoeker meent, niet worden afgeleid dat Belanghebbende 1 door het boek is aangezet tot het doen van onderzoek. Eerder is het tegendeel het geval. X meldt immers dat Belanghebbende 1 bezig was met een promotieonderzoek en dat hij eerder bij … al heeft gewerkt aan de statistische analyse van verspreidingsgegevens van … . Volgens X heeft Belanghebbende 1 “al helemaal uitgedacht hoe hij … wil koppelen aan … om op die manier te toetsen of er sprake is van duidelijke correlaties. (…)”. Vervolgens meldt X “Als ik [Belanghebbende 1] mag geloven is voldoende materiaal beschikbaar om een eventueel verband aan te tonen. Ik heb hem uw boek gegeven en ik denk dat u meer heeft aan een gesprek met hem dan met mij. (…)”.

Uit de mailcorrespondentie blijkt derhalve dat Belanghebbende 1 al bezig was met het (kwantitatieve) onderzoek voordat X het boek aan hem gaf. De mailcorrespondentie biedt dus geen grond voor de conclusie dat Belanghebbenden door het boek zijn aangezet tot het doen van onderzoek. Uit de mailcorrespondentie kan zelfs niet worden afgeleid dat Belanghebbende 1 het boek heeft gelezen. Dat is overigens ook logisch, want X is niet in de positie om daarover met zekerheid te verklaren.

De omstandigheid dat Verzoeker naar eigen zeggen is gevraagd om als begeleider te fungeren bij de scriptie die volgens Belanghebbenden wél als inspiratie heeft gediend en waarvan de auteur, …, wordt aangehaald in het artikel, is onvoldoende voor de conclusie dat Verzoeker tevens had moeten worden genoemd.

Hetzelfde geldt voor de niet onderbouwde stelling van Verzoeker dat het boek ten grondslag heeft gelegen aan die scriptie. Dat het boek een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de scriptie, betekent niet dat Belanghebbenden waren gehouden het boek ook in hun artikel te noemen. Zoals al eerder opgemerkt zijn wetenschappers, tenzij er een prioriteitsclaim wordt gelegd, niet gehouden om de wetenschapshistorie weer te geven.

Samenvattend is het LOWI van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het boek Belanghebbenden ertoe heeft gebracht om onderzoek te doen, zodat Belanghebbenden op grond van de regels van wetenschappelijke integriteit niet gehouden waren om te verwijzen naar het boek.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek ongegrond is en adviseert het Bestuur om het besluit ongewijzigd over te nemen als definitief besluit.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris