Categorieën
Advies

Advies 2014-08

Advies van … 2014 van het LOWI inzake de klacht van … tegen het voorgenomen besluit van het Bestuur van … 2014

1 De klacht

Op … 2014 heeft Klager bij het LOWI een klacht ingediend tegen het besluit van het Bestuur van … 2014 in reactie op de klacht van Klager bij het Bestuur van 2013.

De klacht behelst een vermoeden van een drietal schendingen van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde. In zijn besluit van … 2014 bevestigt het Bestuur het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna CWI) van … 2013 de klacht ongegrond te verklaren daar geen sprake is van schendingen van normen van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde en het CWI-advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Klager is het oneens met dit besluit en het onderliggende CWI-advies en verzoekt het LOWI een oordeel hierover te geven. De klacht van Klager behelst kort samengevat:

(A) procedureel: dat de behandeling van de klacht niet zorgvuldig is geweest;

en

(B) inhoudelijk: dat het oordeel van het Bestuur en het CWI-advies onjuist zijn in de zin dat

‘het hergebruik van eigen werk zonder bronvermelding’ (“zelfplagiaat”/”zelfcitatie zonder bronvermelding”), als het hergebruik van werk dat in samenwerking met anderen is gebruikt onder eigen naam en zonder bronvermelding (“partieel plagiaat”) en het overnemen van werk van anderen zonder bronvermelding (…) bestempelt als wetenschappelijk integer gedrag van een hoogleraar.’ (…).

2 De procedure

Klager heeft bij het LOWI bij brief van … 2014 een klacht met bijlagen ingediend en op … 2014 aanvullende bijlagen nagezonden ‘als extra onderbouwing van zijn klacht dat de procedure niet zorgvuldig is verlopen.’ Klager heeft de klacht tijdig ingediend bij het LOWI. Bij vergadering van … 2014 heeft (a) het LOWI besloten de klacht van Klager in behandeling te nemen en het Bestuur in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, en (b) de Voorzitter van het LOWI besloten zich te verschonen van de zaak.

Het LOWI heeft vervolgens het verweerschrift van het Bestuur van … 2014 aan Klager gezonden waarop Klager schriftelijk heeft gereageerd op … 2014 welke reactie is doorgezonden aan het Bestuur. Bij e-mail van … 2014 laat het Bestuur aan het LOWI weten dat het volstaat met verwijzing naar zijn verweerschrift en herhaalt het zijn standpunt dat het van oordeel is dat de CWI het onderzoek naar de klacht met de vereiste zorgvuldigheid heeft verricht en haar bevindingen en overwegingen deugdelijk heeft gemotiveerd, zodat het CWI-advies de daaraan verbonden conclusies kan dragen en het dit advies in zijn aanvankelijk oordeel heeft mogen overnemen waarop Klager een laatste schriftelijke reactie heeft gegeven op … 2014. Stukken zijn over en weer tussen partijen uitgewisseld.

Bij e-mail van … 2014 heeft het LOWI Beklaagde via de gemachtigde van Beklaagde, … , in de gelegenheid gesteld zich als derde belanghebbende te voegen. Het LOWI heeft de gemachtigde – met cc aan Beklaagde – hiertoe de klacht van Klager met bijlagen toegezonden, waaronder het Besluit van het Bestuur en het onderliggende CWI-advies, alsook ter becommentariering, het verweerschrift – op verzoek van diens gemachtigde zonder bijlagen – en de overige reacties van partijen.

Bij e-mail van … 2014 heeft de gemachtigde met cc aan Beklaagde het LOWI evenwel laten weten dat Beklaagde kennis heeft genomen van de toegezonden stukken, en heeft aangegeven hierop niet te willen reageren.

Het LOWI heeft daarop meegedeeld, conform een eerdere mededeling aan partijen, dat het zich op grond van de stukken afdoende geïnformeerd acht, en de zaak op stukken afgedaan.

Het onderhavige LOWI advies wordt op grond van het LOWI reglement en werkwijze na het definitief besluit van het Bestuur geanonimiseerd op de website van het LOWI gepubliceerd.

3 Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Klager

De klacht van Klager bij het LOWI richt zich tegen het besluit van het Bestuur van … 2014 en het onderliggende CWI-advies van … 2013.

De klacht(en) van Klager zijn onder te verdelen in:

I Procedurele bezwaren

(i) De Vertrouwenspersoon i.p.v. CWI werd ingeschakeld om de klacht af te handelen;

(ii) De Klachtenregeling WI 2012 (en niet WI 2013) had moeten worden toegepast;

(iii) De CWI had deskundigen moeten inschakelen;

(iv) Het verslag van de hoorzitting is niet compleet en bevat fouten en onzorgvuldigheden;

(v) De CWI heeft nagelaten beweringen van Beklaagde te controleren.

II Inhoudelijke bezwaren

Klager is van oordeel dat het voorgenomen besluit van het Bestuur en het CWI advies onjuist zijn waarbij Klager opmerkt dat het Bestuur/CWI onjuist oordelen ten aanzien van:

(A) (Zelf) plagiaat in gepubliceerd werk (eerste onderdeel van de klacht)

(B) Plagiaat in ongepubliceerd werk (tweede onderdeel van de klacht)

(C) Gebruik van onderzoeksideeën van Klager (derde onderdeel van de klacht)

(D) Onterecht gastauteurschap (vierde onderdeel van de klacht)

Klager merkt aanvullend hierbij, kort samengevat, op dat:

(a) De CWI ten onrechte aanneemt dat sprake is van een slordigheid en niet van opzet;

(b) De CWI vanwege ondeskundigheid uitgaat van foute aannames over volgens Klager onjuiste stellingen van Beklaagde;

(c) Het … rapport ten onrechte niet naar het werk van Klager verwijst;

(d) Anders dan de CWI stelt, Beklaagde geen auteur of samen met … auteur is;

(e) De CWI een tegenstrijdige stelling hanteert, dat Beklaagde wel auteur is van dit rapport, maar daarvoor niet verantwoordelijk is;

(f) De CWI verzuimd heeft om overlap tussen het werk van Klager … en het rapport van Beklaagde … te controleren;

(g) De CWI onterecht stelt dat Beklaagde’s boek … niet in wetenschappelijk verband tot stand is gekomen;

(h) Het oordeel van de CWI dat sprake is van ‘genoegzame wijze van bronvermelding’ door Beklaagde onjuist is;

(i) Dit laatste oordeel van de CWI inconsistent is omdat de CWI tevens een patroon van onzorgvuldig citeren vaststelt.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het Bestuur neemt het CWI-advies en diens motivering van … 2013 over en stelt ten aanzien van de klachten van Klager als volgt.

I Procedurele bezwaren

(i) Vertrouwenspersoon in plaats van het Bestuur handelt klacht af

Het Bestuur stelt dat de Vertrouwenspersoon werd ingeschakeld niet met het doel de klacht af te handelen in plaats van het Bestuur, maar omdat, naar het oordeel van de secretaris van de CWI, de klacht zich mogelijk leende voor bemiddeling.

(ii) Klachtenregeling WI 2012 met betrekking tot ongewenst gedrag had moeten gelden (en niet WI 2013)

Het Bestuur stelt dat Klachtenregeling WI 2013 op … bekend is gemaakt en ingevolge artikel … terugwerkt tot … c.q. per die datum de Klachtenregeling WI 2012 vervangt.

(iii) CWI had deskundigen moeten inschakelen

Het Bestuur stelt dat de CWI tijdens het (voor)onderzoek geen redenen heeft gezien om deskundigen in te schakelen.

(iv) Verslag van hoorzitting is niet compleet en bevat een aantal fouten en onzorgvuldigheden.

Het Bestuur stelt dat de CWI niet gekozen heeft voor een woordelijke, maar een zakelijke weergave.

(v) CWI heeft nagelaten beweringen van Beklaagde te controleren

Het Bestuur stelt dat tijdens de hoorzitting de CWI de partijen in de gelegenheid heeft gesteld hun standpunten nader toe te lichten en actief nadere informatie van partijen heeft ingewonnen door het stellen van vragen.

II Inhoudelijke bezwaren

(A) (Zelf) plagiaat in gepubliceerd werk (eerste onderdeel van de klacht)

Het Bestuur neemt het advies van de CWI over. Samenvattend oordeelt de CWI ten aanzien van dit onderdeel dat ten aanzien van elke in het geding zijnde tekst/passage van Beklaagde op zich zelf beschouwd, weliswaar niet geoordeeld zou kunnen worden dat Beklaagde daarmee (evident) de wetenschappelijke integriteit en/of auteursrechtelijke bescherming van andermans werk heeft geschonden, maar dat in de publicaties van Beklaagde wel een patroon naar voren komt waarin Beklaagde niet altijd de gewenste zorgvuldigheid met bronvermelding in acht neemt.

Gelet hierop doet de commissie de aanbeveling dat er een gesprek met Beklaagde plaatsvindt over een verbetering van zijn wijze van verantwoording van bronnen en citaatvermelding.

(B) Plagiaat in ongepubliceerd werk (tweede onderdeel van de klacht)

Het Bestuur neemt het advies van de CWI over. De CWI stelt vast dat de bijdrage van Beklaagde slechts een concept in … betreft en dit concept in een later stadium zou worden voorzien van een notenapparaat waarna het in… zou worden vertaald. De CWI kan op grond van deze conceptversie dan ook geen uitspraak doen over schending van wetenschappelijke integriteit.

(C) Gebruik van onderzoeksideeën van Klager (derde onderdeel van de klacht)

Het Bestuur neemt het advies van de CWI over. De CWI stelt voorop dat Beklaagde maar een geringe bijdrage aan het rapport heeft geleverd, en de CWI op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de hoorzitting de onderzoeksvragen achter het rapport niet heeft kunnen herleiden tot het onderzoeksvoorstel van Klager.

(D) Onterecht gastauteurschap (vierde onderdeel van de klacht)

Het Bestuur volgt het advies van de CWI. De CWI stelt vast dat Beklaagde een bijdrage heeft geleverd aan het rapport, hetgeen niet door Klager is betwist, waardoor niet gesteld kan worden dat Beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan vermelding van auteurschap zonder een bijdrage te hebben geleverd.

Aanvullend merkt het Bestuur ten aanzien van de volgende stellingen van Klager op dat:

(a) CWI ten onrechte aanneemt dat sprake is van een slordigheid en niet van opzet

Het Bestuur stelt dat het een juist normatief kader heeft toegepast bij de behandeling van de klacht van Klager inzake vermoede schendingen van de normen van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde. De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening VSNU 2012 beschrijft in dat kader gewenst gedrag waarbij sprake kan zijn van slordig of onzorgvuldig handelen zonder dat dit resulteert in schending van wetenschappelijke integriteit. Voor schending van de wetenschappelijke integriteit is opzet of roekeloosheid nodig.

(b) CWI vanwege ondeskundigheid uitgaat van foute aannames over de volgens Klager (onjuiste) stellingen van Beklaagde

Het Bestuur stelt dat Klager geen enkel bewijs heeft aangeleverd waaruit zou blijken dat de leden van de CWI (…) onvoldoende geëquipeerd zouden zijn voor hun taak. Voorts zijn bij wetenschappelijke integriteit niet de normen van het betreffende vakgebied leidend als wel de concrete omstandigheden waaronder de wetenschapsbeoefenaar handelt alsmede de vraag of gebruikelijke regels in het vakgebied worden nageleefd.

(c) … rapport ten onrechte niet naar werk Klager verwijst

Het Bestuur stelt dat de CWI ten aanzien van alle door Klager ingebrachte werken heeft onderzocht of sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit.

(d) Anders dan CWI stelt, Beklaagde geen auteur of samen met … auteur is

Het Bestuur stelt dat Beklaagde heeft aangegeven dat hij bij de totstandkoming van het … rapport onder meer een expert meeting heeft geleid en mede op basis van de uitkomsten hiervan Beklaagde in overleg met … teksten voor het rapport heeft geformuleerd. Beklaagde heeft hiermee een bijdrage geleverd als auteur. Of … mede als auteur had moeten worden opgevoerd gaat buiten bereik van de taken CWI.

(e) De stelling van CWI dat Beklaagde auteur is van het rapport, maar er niet voor verantwoordelijk is, tegenstrijdig is

Het Bestuur stelt dat de CWI zich hier niet over heeft uitgelaten.

(f) CWI verzuimt overlap tussen het werk van Klager … en het rapport van Beklaagde … te controleren

Het Bestuur stelt dat de CWI ten aanzien van alle door Klager ingebrachte werken heeft onderzocht of sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit, en iedere passage afzonderlijk heeft onderzocht en per passage heeft vastgesteld of er sprake is van een overeenkomst tussen de passages, en zo ja, de mate waarin er sprake is van een overeenkomst alsmede de aard van de overeenkomst heeft vastgesteld. Voorts heeft de CWI vastgesteld op welke wijze Beklaagde de bron heeft vermeld.

(g) CWI onterecht stelt dat Beklaagde’s boek … niet in wetenschappelijk verband is tot stand gekomen

Het Bestuur merkt op dat de CWI terecht overweegt dat voor een hoogleraar geldt dat die zichzelf geen lagere maatstaven van wetenschappelijke integriteit heeft mogen aanleggen dan die de Instelling aan haar studenten stelt, waarbij aangetekend wordt dat het in dit op zich verschil kan maken of het rapport is geschreven als leerboek voor studenten, of dat het rapport – nadat het voor een ander niet-wetenschappelijk doel is geschreven – aan studenten van de Instelling wordt voorgeschreven.

(h) CWI’s oordeel dat sprake is van ‘genoegzame wijze bronvermelding’ door Beklaagde onjuist is

Het Bestuur vat de bevindingen van de CWI samen uit het CWI-advies ten aanzien van de ingebrachte stukken en vergelijking van teksten en passages waaruit blijkt of (al dan niet) sprake is van het door Beklaagde op genoegzame wijze vermelding van bronnen.

(i) Dit oordeel van CWI inconsistent is waar het tevens een patroon van onzorgvuldig citeren vaststelt

Het Bestuur herhaalt de conclusie van de CWI dat ten aanzien van elke in het geding zijnde tekst/passage van Beklaagde, op zichzelf beschouwd, weliswaar niet geoordeeld zou kunnen worden dat Beklaagde daarmee (evident) de wetenschappelijke integriteit en/of auteursrechtelijke bescherming van andermans werk heeft geschonden, maar dat in de publicaties van Beklaagde wel een patroon naar voren komt waarin Beklaagde niet altijd de gewenste zorgvuldigheid met bronvermelding in acht neemt, en in … zijn advies daarom opneemt:

‘dat in een persoonlijk onderhoud beklaagde in algemene zin wordt gewezen op het belang van naleving van de in de wetenschap en in het vakgebied gebruikelijke regels omtrent bronvermelding en citaatvermelding en dat tevens wordt gesproken over een aanzienlijke verbetering van verantwoording van bronnen en citaatvermelding door beklaagde.’

4 Overwegingen van het LOWI

Het LOWI is een adviesorgaan dat is opgericht op initiatief van het KNAW, NWO en VSNU.

4.1 Algemene opmerkingen

Het LOWI adviseert de bij het LOWI aangesloten instellingen over door de besturen van voornoemde instellingen genomen (voorlopig) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit, eerst nadat het LOWI heeft vastgesteld dat de klacht voor behandeling door het LOWI in aanmerking komt.

Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit op normen van wetenschappelijke integriteit zoals die voortvloeien uit nationale en internationale regelingen. Het uitgangspunt voor het LOWI is in beginsel de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004/2012 (hierna ook Gedragscode). Het gaat hier om bekende en reeds lang voor codificatie bestaande normen van wetenschapsbeoefening waaraan werd – en wordt – afgemeten wanneer en onder welke omstandigheden sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

De normen van wetenschappelijke integriteit zijn (tevens) af te leiden uit de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 (KNAW, NWO, VSNU), de Notitie Wetenschappelijk Onderzoek: dillema’s en verleidingen, 2005 tweede druk (KNAW) dat een nadere uitwerking is van de Notitie Wetenschappelijke Integriteit van 2001, Best Practices for Ensuring Scientific Integrity and Preventing Misconduct 2007 (OECD), The European Code of Conduct for Research Integrity 2010 (ESF, ALLEA), The Singapore Statement on Research Integrity 2010 (Second World Conference on Research Integrity) en The Montreal Statement 2013.

Schending van deze normen hoeft niet per definitie tot een schending van wetenschappelijke integriteit te leiden. Sprake kan zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen, zonder dat dit tevens resulteert in schending van wetenschappelijke integriteit.

Bij de vraag of sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit kan het LOWI gewicht toekennen aan deskundigenoordelen. Het LOWI is echter niet gebonden aan deze oordelen. Ook niet wanneer de deskundigen zich uitspreken over schending van wetenschappelijke integriteit. Uitsluitend het LOWI is bevoegd te oordelen over klachten aangaande de procedure en het de inhoud van vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd te oordelen over wetenschappelijke controversen. Bij schending van wetenschappelijke integriteit is het daarom van belang onderscheid te maken tussen schending van wetenschappelijke integriteit enerzijds, en bekritiseerbare of slechte wetenschap anderzijds. Bij bekritiseerbare en slechte wetenschap is veelal sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke tijdschriften, bij voorkeur en wanneer mogelijk in het tijdschrift waarin het bekritiseerde artikel is verschenen.

Het LOWI is niet uitgerust, en ook niet bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen of discussies over tegengestelde stellingnames, zonder dat sprake is van nadere gegevens, bewijsmiddelen en context over vermoedens van bewust frauderen en/of opzettelijk, onzorgvuldig of frauduleus handelen in de zin van de Gedragscode.

Het LOWI ten slotte is niet bevoegd zich uit te spreken over strafrechtelijke en civielrechtelijke (inclusief arbeidsrechtelijke, auteursrechtelijke) kwesties noch over onderwijskwesties (waaronder doch niet hiertoe beperkt kwesties die vallen onder de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek WHW).

4.2 Overwegingen van het LOWI

4.2.1 Toetsingskader

Gedragscode: voor het LOWI is de Gedragscode omtrent gewenst gedrag het uitgangspunt om mede te oordelen of sprake is van ongewenst gedrag dat leidt tot schending wetenschappelijke integriteit.

Het niet naleven van in de Gedragscode omschreven gewenst gedrag kan aanleiding zijn tot een oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit, maar leidt niet per definitie of automatisch tot een dergelijke schending van wetenschappelijke integriteit. Hetzelfde geldt voor regels die door Instellingen zijn neergelegd in (klachten)regelingen bij wijze van uitwerkingen van de Gedragscode.

Zelfplagiaat: een deel van de klacht van Klager ziet op ‘zelfplagiaat’. De Gedragscode behelst in beginsel codificaties van reeds bestaande – ongeschreven – normen uit het wetenschappelijk veld.

De Gedragscode vermeldt niets over zelfplagiaat. De reden is mogelijk dat de (ongeschreven) normen (nog) niet duidelijk c.q. onbekend zijn en ten minste zeer verdeeld. Weliswaar is door de KNAW een briefadvies uitgebracht ‘Correct Citeren’ van april 2014 (hierna KNAW-briefadvies 2014), maar wordt het briefadvies eerst van belang wanneer de(ze) regels omtrent zelfplagiaat in de Gedragscode duidelijk en helder zijn geformuleerd.

Het LOWI acht het niet gewenst om op een eventuele wijziging van de Gedragscode in dit opzicht vooruit te lopen onder meer vanwege de verschillende aspecten hieromtrent zoals uitvoerig omschreven in het KNAW-briefadvies 2014.

Auteursrechtelijke bescherming: het LOWI is niet bevoegd te oordelen over schendingen van het auteursrecht. Zijn taak is beperkt tot vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit. Dit is ook het geval voor CWI’s en Besturen die moeten oordelen over schendingen van wetenschappelijke integriteit.CWI en Bestuur dienen in hun advies respectievelijk besluit zich derhalve hiertoe te beperken zonder een oordeel te geven over een eventuele inbreuk op auteursrecht.

4.2.2 Relevante jurisprudentie van voorgaande LOWI-adviezen (website KNAW.LOWI-adviezen)

Bij de beoordeling van de klacht van Klager is navolgende jurisprudentie van het LOWI van belang.

2008-01

In de onderhavige kwestie is sprake van (evident) plagiaat c.q. schending van wetenschappelijke integriteit waar auteur aaneensluitende bladzijden uit wetenschappelijk werk van een andere (buitenlandse) auteur heeft overgenomen zonder bronvermelding; bij deze omvang van plagiaat slaagt het verweer dat beklaagde het ‘niet zo bedoeld had’ en dat er dus geen sprake zou zijn van opzet, naar het oordeel van het LOWI, niet.

2008-01 en 2013-02 en 2013-10

De aard van de teksten (een leerboek of vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift enerzijds, of een populair tijdschrift, vaktijdschrift, dagblad of algemeen tijdschrift anderzijds) doet niet af aan feit dat regels omtrent bronvermelding moeten worden nagekomen. Weliswaar kan de aard van de verwijzingen in de laatstgenoemde categorie variëren, maar dergelijke verwijzingen kunnen nimmer geheel worden weggelaten en blijft de verantwoordelijkheid voor een wetenschappelijke correcte bronvermelding bij de wetenschappelijke auteur liggen.

2011-04 en 2013-02 en 2013-06 en 2014-01

Voorbeeldfunctie voor studenten telt zwaar bij de beoordeling of (patroon van) slordig handelen leidt tot verwijtbaar onzorgvuldig handelen en bij voortduring van dit patroon tot schending van wetenschappelijke integriteit.

2013-02

Schending van wetenschappelijke integriteit is iets anders dan schending van het auteursrecht.

4.2.3 Overwegingen van het LOWI ten aanzien van de procedurele klachten

Het LOWI oordeelt ten aanzien van de procedurele klachten van Klager het navolgende:

  • De Instelling heeft de Vertrouwenspersoon ingeschakeld om in plaats van het Bestuur de klacht van Klager af te handelen: uit de feiten volgt dat de voorgeschreven procedure is gevolgd. De CWI is ingeschakeld die een (uitvoerig) onderzoek heeft gedaan naar de klacht van Klager, waarop het Bestuur een voorgenomen besluit heeft genomen. Het feit dat Klager bij aanvang op grond van mededelingen van de secretaris/jurist het idee heeft gehad dat de Vertrouwenspersoon werd ingeschakeld om de klacht te behandelen, doet hier niet aan af. Een Vertrouwenspersoon kan en dient te worden ingeschakeld wanneer naar het oordeel van de Instelling een zaak zich – in welk stadium dan ook – voor bemiddeling leent.
  • Klachtenregeling WI 2012 met betrekking tot ongewenst gedrag had moeten worden toegepast (en niet WI 2013): het aanvankelijk besluit van het Bestuur dateert van ná … , en baseert zich (terecht) op de alsdan geldende Klachtenregeling WI (2013) die per … 2013 met terugwerkende kracht vanaf … 2013 in werking is getreden. Hetzelfde geldt voor het CWI-advies dat eveneens dateert van ná… . Het LOWI voegt hieraan toe – voor zover Klager stelt dat de Klachtenregeling 2012 voor de CWI had moeten gelden en de toepassing daarvan had geleid tot ander oordeel van de CWI – dat Klachtenregelingen uitwerkingen zijn van de Gedragscode: onderscheid dient daarbij te worden gemaakt tussen procedurele en inhoudelijke regels die gelden voor medewerkers van de Instelling uit hoofde van de Klachtenregelingen. Deze beogen vooral de regels van de Gedragscode nader toe te lichten c.q. in te vullen. Voor het LOWI is bij de beoordeling van vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit de Gedragscode en jurisprudentie van het LOWI leidend.
  • WI had deskundigen moeten inschakelen: zowel uit de Klachtenregelingen WI 2012 als 2013 volgt dat de CWI deskundigen kan inschakelen; hiertoe is zij niet verplicht. Het LOWI acht dit een redelijke bepaling en naar zijn oordeel dient de CWI deze discretionaire vrijheid ook te hebben/behouden. In het specifieke geval ziet ook het LOWI geen reden deskundigen in te schakelen.
  • Verslag van hoorzitting is niet compleet, bevat aantal fouten en onzorgvuldigheden: het beginsel van hoor en wederhoor is nageleefd door de CWI en het is aan de CWI om te besluiten op welke manier zij schriftelijk verslag doet van een hoorzitting: er is geen plicht om een woordelijk verslag uit te brengen en het is ook niet redelijk om zo een eis te stellen. Het LOWI geeft het Bestuur wel in overweging, gelijk het LOWI doet bij zijn eigen verslagen van informatieve gesprekken en/of hoorzittingen, om de betrokkene in staat te stellen vooraf het verslag op pertinente onjuistheden na te zien.
  • CWI heeft nagelaten beweringen van Beklaagde te controleren: het is het LOWI duidelijk op grond van de stukken dat sprake is geweest van hoor en wederhoor waarbij de CWI vragen heeft gesteld aan zowel Klager als Beklaagde. Het feit dat de CWI daarbij uitgegaan is van in de ogen van Klager onjuiste beweringen van Beklaagde, leidt niet per definitie tot de conclusie dat de CWI alsdan heeft nagelaten beweringen van Beklaagde te controleren.

4.2.4 Overwegingen van het LOWI ten aanzien van de inhoudelijke klachten

Het LOWI overweegt ten aanzien van de inhoudelijke klachten van Klager het navolgende:

A (Zelf) plagiaat in gepubliceerd werk (eerste onderdeel van de klacht)
Zelfplagiaat?

Voor de klacht van Klager met betrekking tot zelfplagiaat verwijst het LOWI naar hetgeen het hieromtrent heeft gesteld onder 4.2.1. in de zin dat deze klacht van Klager niet tot het oordeel van schending van wetenschappelijke integriteit kan leiden, zolang deze gedraging niet eerst in een geldende gedragsregel in de Gedragscode duidelijk als niet toegelaten gedrag is omschreven.

Plagiaat?

Het gaat daarbij om de volgende werken van Beklaagde: … .

Het LOWI stelt vast dat de CWI op zorgvuldige wijze en zeer uitvoerig ingaat op de klachten van Klager alsook de verweren van Beklaagde.

Het LOWI komt na een eigen vergelijking van de teksten en op grond van zijn eerdere adviezen (in het bijzonder LOWI-advies 2008-1) tot eenzelfde conclusie als de CWI/het Bestuur als het gaat om de vraag of sprake is van plagiaat.

Het LOWI is het daarbij eens met de volgende aannames van de CWI onder … van zijn advies dat buiten beschouwing gelaten kan worden:

(a) het overnemen van geringe aantal overeenstemmende woorden uitsluitend van beschrijvende of feitelijke aard;

(b) stellingen die door Klager niet zijn betwist;

(c) algemene, louter feitelijke beschrijvingen van een arrest met weinig mogelijkheid tot afwijking waardoor bepaalde feiten niet anders dan in verwante terminologie kunnen worden beschreven en

(d) referentie aan bronnen in de tekst op een zodanige manier dat het voor de lezer duidelijk is dat teksten hieruit afkomstig zijn.

Het feit echter dat van plagiaat ex artikel I.3 van de Gedragscode geen sprake is, laat onverlet dat het ontbreken van genoegzame bronvermelding wel ex artikel I.1 van de Gedragscode kan leiden tot (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat dit hoeft te resulteren in schending van wetenschappelijke integriteit; en een herhaling of voortduring van een patroon van dit (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen op zich kan resulteren in schending van wetenschappelijke integriteit.

Klager merkt over het ontbreken van genoegzame bronvermelding ondermeer in de klachtbrief van … op:

‘… daarna volgt zo ongeveer een pagina copy-paste (WOORDELIJK). Dit wordt gepresenteerd als eigen tekst . Er is nergens een bronvermelding noch een paginanummer en uiteraard geen aanhalingstekens. Ook de naam van de auteur van … is in het hele boek niet te vinden. … Er zat geen lijst met geraadpleegde bronnen bij..”.).

Los hiervan stelt ook de CWI/het Bestuur vast dat Beklaagde niet steeds genoegzaam bronnen vermeldt.

Zo stelt de CWI (onder … van zijn advies) dat … weliswaar in het … rapport van Beklaagde is genoemd, maar niet op een zodanige manier dat het voor de lezer duidelijk is dat voornoemde … de bron is. De CWI stelt (onder… van zijn advies) tevens vast dat Beklaagde letterlijk … tekst van … heeft overgenomen, hetgeen door Beklaagde is erkend. De CWI verbindt hieraan de volgende conclusie:

“Bronvermelding zou dus op zijn plaats zijn geweest en overigens ook weinig moeite hebben gekost. De VSNU Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, aangepast in 2012, beschrijft (naar eigen zeggen) echter gewenst gedrag. Het enkele feit dat een bronvermelding ontbreekt, is op zichzelf genomen niet voldoende om tot de conclusie te komen dat er sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit. Daarvoor is tevens nodig dat bijvoorbeeld sprake is van opzet of roekeloosheid. De commissie overweegt dat de omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheden dat de informatie is opgenomen in een paper dat de strekking heeft (slechts) mogelijkheden van een onderzoeksagenda vast te stellen, geen wezenlijk aspect van het paper is, van informatieve aard is, vrij (en op meerdere plaatsen) beschikbaar is, van een onbekende auteur is, en niet door beklaagde wordt gepresenteerd als een eigen wetenschappelijke vondst, onvoldoende aanleiding geven tot de conclusie dat hier sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit. De commissie merkt wel op dat de werkwijze van de beklaagde op dit punt slordig is en niet voldoet aan de standaarden van gewenst wetenschappelijk gedrag.”

Het LOWI is het eens met de CWI dat een overtreding van een regel in de Gedragscode c.q. het niet vermelden van een bron op zichzelf niet per definitie leidt tot schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI is het overigens niet eens met de CWI dat voor schending van wetenschappelijke integriteit in zijn algemeenheid en bij plagiaat in het bijzonder tevens opzet of roekeloosheid is vereist.

Deze opvatting zou er namelijk toe kunnen leiden dat wanneer opzet niet bewezen of niet aannemelijk zou kunnen worden gemaakt, er geen sprake zou kunnen zijn van schending van wetenschappelijk integriteit terwijl uit feiten (evident) het tegendeel volgt.

(Verwijtbaar) onzorgvuldig handelen?

De CWI/het Bestuur stelt vast – en het LOWI volgt hierin Bestuur en CWI – dat (a) sprake is van een patroon waarin Beklaagde niet altijd de gewenste zorgvuldigheid met bronvermelding in acht neemt c.q. niet steeds de gewenste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het citeren en het verantwoorden van gebruikte en geraadpleegde bronnen, en (b) Beklaagde erkent dat hij een voorbeeldfunctie heeft als hoogleraar.

Dit patroon levert naar het oordeel van het LOWI verwijtbaar onzorgvuldig handelen op zonder dat dit leidt tot schending van wetenschappelijke integriteit. Hierbij is het LOWI van oordeel dat van een hoogleraar mag worden verwacht dat hij of zij geen passages ontleent aan een andere bron en die verweeft in de eigen tekst waardoor – zonder genoegzame bronvermelding – toch mogelijk de schijn wordt gewekt alsof het gaat om eigen teksten. Dit is gedrag dat men niet van studenten en zeer zeker niet van hoogleraren wenst.

Beklaagde dient zich daarbij bewust te zijn van de eigen verantwoordelijkheid als wetenschapper en de voorbeeldfunctie hierin als hoogleraar. Uit het CWI-advies volgt dat Beklaagde zich nog te zeer laat leiden door anderen bij de rechtvaardiging van zijn onzorgvuldig handelen.

Zo stelt Beklaagde (zie hiertoe het CWI-advies onder …) dat de betrokken personen bij het betreffende project nimmer een signaal hebben gegeven dat het gebruik en de verwijzing van de bronnen door Beklaagde niet correct zouden zijn, en (zie onder … CWI-advies) een omvangrijk notenapparaat ook niet bij de door de opdrachtgever gewenste opzet past. De CWI merkt met het oog hierop dan ook terecht op dat dit de eigen verantwoordelijkheid van een wetenschapper betreft.

Beklaagde dient op deze eigen verantwoordelijkheid te worden gewezen, alsook op het feit dat het bij wetenschappelijk integer handelen om andere normen gaat dan die van het auteursrecht. Het valt het LOWI namelijk op dat Beklaagde zich bij de vraag of sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit in hoofdzaak (ten onrechte) laat leiden door het auteursrecht.

Zo volgt uit … van het CWI-advies dat Beklaagde de mening is toegedaan dat:

‘Voor zover de klachten zien op schending van het auteursrecht, dat daarvan in casu geen sprake zou zijn. Een belangrijk deel van de klacht ziet op het feit dat beklaagde (delen van) reeds bestaande teksten van anderen en van Beklaagde zelf zou hebben overgenomen zonder bronvermelding. Voor zover dit al het geval zou zijn, volgt daaruit niet noodzakelijkerwijs dat sprake is van inbreuk op het auteursrecht.’

Ook elders uit het CWI-advies volgt dat Beklaagde het auteursrecht als referentiekader hanteert, waar (i) Beklaagde erkent en stelt dat Beklaagde een passage van … heeft overgenomen maar dit geen auteursrechtelijke beschermde tekst betreft (… CWI-advies; (ii) de betreffende tekst van … oorspronkelijk door Beklaagde zelf is geschreven en met toestemming van Beklaagde heeft gebruikt en om die reden geen sprake kan zijn van auteursrechtinbreuk (… CWI-advies); (iii) het niet opnemen van een verwijzing naar een eerdere eigen publicatie niet leidt tot zelfplagiaat in de vorm van auteursrechtinbreuk (… CWI-advies).

Het gevolg van het zich ten onrechte laten leiden door het auteursrecht, is dat daardoor ook de stelling van Beklaagde – vanuit het oogpunt van schending van wetenschappelijke integriteit – mank gaat waar Beklaagde stelt dat bij het al dan niet vermelden van de bron hij een wetenschappelijk integere keuze heeft gemaakt, waarbij het karakter van de overgenomen teksten, hun plaats en functie in de publicatie en het karakter van die publicaties in acht heeft genomen.

Het getuigt bijvoorbeeld niet van een wetenschappelijk verantwoorde keuze wanneer – zo volgt uit … van het CWI-advies – Beklaagde erkent dat hij een passage van … heeft overgenomen, maar dat die tekst op meerdere plaatsen zonder onderlinge bronvermelding … te vinden is en het overnemen van algemene, informatieve teksten die op meerdere plaatsen … voorkomen naar Beklaagdes oordeel niet kan worden gekwalificieerd als plagiaat en het daarbij om een louter feitelijke beschrijving gaat omdat de overgenomen tekst geen auteursrechtelijke beschermde tekst betreft waarvan de beschermde trekken zijn overgenomen.

Maatregel?

Het LOWI acht de aanvullende klacht van Klager onder (i) met het oog op vorenstaande dan ook gegrond in die zin dat het LOWI het met Klager eens is dat de door de CWI/het Bestuur in zijn voorgenomen besluit voorgestelde maatregel te mild c.q. inconsistent is met het door de CWI/het Bestuur uitvoerig vastgestelde patroon van slordig en onzorgvuldig handelen in de zin dat

(a) de CWI constateert dat Beklaagde op sommige plaatsen onzorgvuldig omgaat met vermelding van bronnen, c.q. sprake is van een patroon waarin Beklaagde niet altijd de gewenste zorgvuldigheid met bronvermelding in acht neemt, c.q. niet steeds de gewenste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het citeren en het verantwoorden van gebruikte en geraadpleegde bronnen, en

(b) Beklaagde erkent dat hij een voorbeeldfunctie heeft als hoogleraar.

Het LOWI is het met Klager (en het Bestuur en de CWI) daarbij eens dat geen andere maatstaven dienen te gelden voor studenten en hoogleraren in dit opzicht.

Het LOWI stelt vast dat Beklaagde zich niet schuldig heeft gemaakt aan plagiaat ex artikel I.3 van de Gedragscode, maar is anderzijds wel van oordeel dat Beklaagde zich niet voldoende bewust lijkt te zijn van de maatstaven die gelden voor het correct citeren van bronnen in de zin dat hij zich daarbij hoofdzakelijk (ten onrechte) laat leiden door anderen en door het auteursrecht, waar hij zich als wetenschappelijk auteur in het algemeen en … in het bijzonder evenwel dient te laten leiden door de Gedragscode en regelingen die een uitwerking hiervan zijn, waaronder de plagiaatregeling voor studenten …; dit geldt te meer waar Beklaagde – zo erkent hij ook zelf – een voorbeeldfunctie bekleedt voor studenten.

Het LOWI acht daarom met Klager de maatregel die het Bestuur voorstelt te mild; die behelst dat slechts ‘in een persoonlijk onderhoud beklaagde in algemene zin wordt gewezen op het belang van naleving van de in de wetenschap en het vakgebied gebruikelijke regels omtrent bronvermelding en citaatvermelding en dat tevens wordt gesproken over een aanzienlijke verbetering en verantwoording van bronnen en citaatvermelding door beklaagde.’

Het LOWI stelt voor dat in een persoonlijk onderhoud concreet wordt ingegaan op het zorgvuldigheidsbeginsel onder I. van de Gedragscode en op de regels omtrent citeren bij het overnemen van teksten van internet en/of andere bronnen in het bijzonder, niet ter verbetering, maar ter voorkoming van herhaling of voortduring van het reeds door de CWI/het Bestuur vastgestelde patroon.

Waar tot op heden de bewustheid bij Beklaagde lijkt te ontbreken als gevolg van onvoldoende aandacht voor de geldende normen en een onjuiste interpretatie van die normen, zal Beklaagde zich hier niet langer op kunnen beroepen na het onderhavige advies en zal herhaling of voortduring van het reeds door de CWI vastgestelde patroon van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen wel kunnen resulteren c.q. alsdan overgaan in schending van wetenschappelijke integriteit ex artikel I.1 van de Gedragscode.

Overige aanvullende klachten van Klager:

Het LOWI acht de overige aanvullende klachten van Klager zoals hierboven omschreven onder (a) tot en met (h) ongegrond om dezelfde redenen als het Bestuur, met daarbij de reeds hierboven gemaakte kanttekening van het LOWI ten aanzien van de opvatting onder (a) dat bij wetenschappelijke integriteit geen opzet of roekeloosheid vereist is.

B Plagiaat in ongepubliceerd werk (tweede onderdeel van de klacht)

Het LOWI kan zich volledig vinden in het oordeel van de CWI/het Bestuur onder … dat ‘nu de onderhavige bijdrage van beklaagde geen definitieve vormgeving betreft, niet de definitieve staat van openbaarheid heeft verkregen en (nog) niet bestemd is voor de daarvoor geëigende kanalen, de commissie op basis van slechts de conceptversie geen uitspraak [kan] doen of er sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit.’ Dit geldt ook voor het LOWI.

C Gebruik van onderzoeksideeën Klager (derde onderdeel van de klacht)

Ook hier volgt het LOWI het oordeel van de CWI/het Bestuur onder … .Vooropgesteld: Beklaagde stelt slechts een gering aandeel te hebben gehad in het … rapport; Klager ontkent dit niet maar stelt dat dit feitelijk nihil is geweest, vanwege het ontbreken van een substantiële bijdrage. Voorzover Beklaagde zich al heeft laten leiden door onderzoeksideeën van Klager, komt dit naar het oordeel van het LOWI niet dan wel onvoldoende tot uiting in het … rapport. Klager dient daartoe, zoals de CWI terecht opmerkt, meer bewijsmateriaal aan te dragen.

D Onterecht gastauteurschap (vierde onderdeel van de klacht)

Ten slotte volgt het LOWI ook hier het oordeel van de CWI/het Bestuur onder … dat tussen partijen geen discussie bestaat dat Beklaagde een bijdrage heeft geleverd en dus als auteur genoemd kan of mag worden. De vereiste van substantiële bijdrage geldt wanneer een auteur meent onterecht niet als auteur te zijn genoemd in een publicatie. Dit vereiste geldt niet wanneer auteurs onderling tot overeenstemming komen dat vanwege ieders bijdrage – hoe gering misschien ook – vermelding van alle auteurs plaatsvindt.

5. Oordeel van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat de procedurele klachten van Klager ongegrond zijn.

Het LOWI is van oordeel dat de inhoudelijke klachten van Klager deels gegrond zijn. Meer specifiek:

I De klacht van Klager dat sprake is van plagiaat is ongegrond.

II Over de klacht van Klager dat sprake is van zelfplagiaat beperkt het LOWI zich tot de opmerking dat deze klacht niet kan leiden tot het oordeel van schending van wetenschappelijke integriteit, zolang deze gedraging niet eerst in een geldende gedragsregel duidelijk als niet toegelaten gedrag is omschreven.

III De klacht van Klager over het gebruik van zijn ideeën door Beklaagde is ongegrond.

IV De klacht van Klager over gastauteurschap is ongegrond.

De klacht van Klager dat de voorgestelde maatregel van het Bestuur inconsistent is met het door de CWI/het Bestuur vastgestelde patroon van slordig en onzorgvuldig handelen, is gegrond.

6. Advies van het LOWI aan het Bestuur

Het LOWI adviseert het Bestuur zijn voorgenomen besluit te bevestigen in die zin dat geen sprake is van plagiaat c.q. schending van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde.

Het LOWI adviseert het Bestuur evenwel ernstig te overwegen om een aanvullende toevoeging in zijn definitieve besluit op te nemen, dat wel sprake is van een patroon van slordig en onzorgvuldig citeren en verantwoorden van gebruikte en geraadpleegde bronnen en herhaling of voortduring van dit patroon zal kunnen resulteren in schending van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde vanwege verwijtbaar onzorgvuldig handelen ex artikel I.1 van de Gedragscode.

Namens het LOWI,

Prof. mr. E.H. Hondius, Vice-Voorzitter

Mr. dr. E.G. van Arkel, Ambtelijk Secretaris