Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit
Advies van … 2013 van het LOWI inzake de klacht van … van … 2012 tegen het (voorlopig) besluit van het College van Bestuur … van … 2012
1. De klacht
Op … 2012 heeft …, hierna te noemen Klaagster, een klacht ingediend bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI). Klaagster heeft op verzoek van het LOWI haar klacht nader toegelicht en nader onderbouwd met bijlagen bij brief van … 2012.
Tevens is haar klacht nader toegelicht door haar raadsman mr. … , bij e-mail/brief van … 2012. De klacht van Klaagster is gericht tegen het (voorlopig) Besluit van het College van … (hierna het Bestuur) van … 2012. Hierin verklaart het Bestuur de klacht van Klaagster van … 2011 ter zake niet integer handelen door … (hierna Beklaagde) ongegrond.
Het Bestuur volgt het (ongedateerde) advies van … op. De Vertrouwenspersoon … bepaalt in zijn advies dat van de zijde van Beklaagde sprake was van integer handelen op basis van de Regeling … van de Faculteit …. (hierna: Regeling Faculteit).
2. De procedure
De klacht van Klaagster van … 2012 jegens Beklaagde is conform het Reglement LOWI tijdig ingediend en voldoet ook voor het overige aan de eisen om in aanmerking te komen voor behandeling door het LOWI. Het LOWI heeft bij brief van … 2013 Klaagster en het Bestuur dienovereenkomstig geïnformeerd. Het Bestuur heeft op verzoek aan het LOWI de Regeling … van de Faculteit … (hierna Regeling…) en de Regeling … (hierna Regeling WI) doen toekomen.
Eerder, op … 2013 hebben informatieve gesprekken van het LOWI plaats gehad met Klaagster en het Bestuur. Klaagster heeft op … 2013 een document overhandigd en een e-mail gezonden aan het LOWI. Het Bestuur heeft op verzoek aan het LOWI de uitspraak van de … commissie van … 2011 nagezonden. Van beide gesprekken zijn concept-verslagen opgemaakt: Klaagster heeft op het concept gespreksverslag gereageerd bij brief resp. e-mail van … 2013. Het Bestuur heeft ingestemd met de inhoud. De definitieve verslagen en voornoemde stukken zijn over en weer aan beide partijen gezonden.
De reactie, ten slotte, van Klaagster op het gespreksverslag van … 2013 is ter kennisneming aan het Bestuur toegezonden. Het Bestuur heeft aangegeven geen aanleiding meer te zien tot het geven van commentaar of voeren van verweer. Een hoorzitting is niet nodig geacht, nu het LOWI zich afdoende geïnformeerd acht om op grond van de gesprekken en de voorgelegde stukken de klacht af te doen op stukken.
Het LOWI stelde zijn advies vast op 12 februari 2013.
3. De standpunten van partijen
(I) Het standpunt van Klaagster
I Procedureel
Uit de klacht van … 2012 van Klaagster volgt dat de klacht gericht is jegens Beklaagde. Het verzoek aan het LOWI is om uitspraak te doen over de gevolgde procedure, meer specifiek:
- De behandeling: het niet hanteren van de Regeling WI;
- De bejegening: de trage afdoening van de procedure;
- Inhoudelijk: het ontbreken van een onafhankelijk Vertrouwenspersoon en Commissie WI.
Uit de toelichting bij brief van … 2012 met bijlagen en het op … 2013 overhandigde document van Klaagster volgt een verzoek aan het LOWI om uitspraak te doen over:
- Het kwalificeren van meldingen als vermoede schendingen WI, het ontvankelijk verklaren, het behandelen van de meldingen conform de Regeling WI;
- Het handelen van de Vertrouwenspersoon, als onpartijdig en onafhankelijk klachtbehandelaar van ontvankelijk verklaarde melding(en) vermoeden schenden WI;
- De bejegening van de Vertrouwenspersoon inzake het functioneren als aanspreekpunt voor Klaagster als melder en als (door zichzelf benoemd) vertrouwenspersoon;
- De geboden gelegenheid voor hoor- en wederhoor;
- In hoeverre er sprake is van serieuze verbetering van de bejegening van de Vertrouwenspersoon na behandeling van de eerste melding WI;
- In hoeverre bescherming is geboden naar Klaagster toe als melder, conform de Klokkenluidersregeling.
Bij brief van … 2012 licht Klaagster de door haar geleden schade als gevolg van de meldingen toe. Het verzoek aan het LOWI is om het Bestuur te adviseren over bescherming van studenten conform de Klokkenluidersregeling. Klaagster verwijst onder meer naar de:
- Studievertraging en collegegeldverhoging door onder meer de langdurige vertraging van een uitspraak inzake haar klacht betreffende wetenschappelijke integriteit;
- Uitschrijving als student van Klaagster door het Bestuur.
Bij brief van … 2012 licht de raadsman de klacht van Klaagster nader toe:
- Klaagster heeft schade geleden door de melding. De faculteit heeft het Klaagster haast onmogelijk gemaakt de studie af te ronden, hetgeen veel onnodige kosten met zich heeft meegebracht voor Klaagster;
- Geen zorgvuldige procedure heeft plaats gehad aan zijde van de Vertrouwenspersoon noch van Begeleiders en/of Docenten. Vertrouwenspersoon heeft … 2012 aangegeven dat binnen 2 à 3 weken uitspraak gedaan zou worden. Uiteindelijk heeft de uitspraak een half jaar op zich laten wachten;
- Beperkte toetsing van het handelen van Beklaagde aan de Regeling Faculteit: dit had moeten geschieden op basis van de Regeling WI.
II Inhoudelijk
Bij brief van … 2012 stelt de raadsman van – en namens – Klaagster voorts dat zij (tevens) van mening zijn dat Beklaagde in strijd heeft gehandeld met de wetenschappelijke integriteit. Zij stellen hiertoe dat inhoudelijk de kwestie betrekking heeft op het handelen van Beklaagde, die bij ‘de begeleiding van Klaagster zeer recent belangrijk onderzoek niet heeft meegedeeld aan Klaagster.’
Bij brief van … 2013 stelt Klaagster dat Beklaagde en de tweede aangewezen begeleider van de masterthesis, … (op wie de klacht van … 2012 en het voorlopig besluit van de het Bestuur niet ziet) zich schuldig hebben gemaakt aan een meer dan onzorgvuldige aanpak jegens Klaagster: ‘er is sprake geweest van bewuste opzet, ten nadeel van mij als onderzoeker naar het eerste thesis onderzoek met als onderwerp ‘….’
Bij brief van … 2013 licht Klaagster de schendingen van WI door Beklaagde inhoudelijk – kort samenvattend – aanvullend volgt toe:
- Beklaagde wekt indrukt bij Klaagster alsof het onderzoek naar … (zoals omschreven in het boek ‘…’) wordt gedragen c.q. geschreven door … volwaardige onderzoekers met inherent te verwachten wetenschappelijke kwaliteit (in plaats van te vermelden dat het gaat om … als het gaat om de twee andere onderzoekers);
- Beklaagde handelt met willekeur qua benadering en begeleiding van aan hem toevertrouwde student (assistent/thesis) onderzoekers;
- Het door Beklaagde pretenderen van expertise; bewust onjuist, dan wel achterwege laten van waarachtig beeld van expertise en bekwaamheden, wekken van valse verwachtingen, mystificatie van onderzoeksomstandigheden en –resultaten; partijdigheid, tekort schieten in ‘goed mentorschap’, ongericht hanteren van ‘best practice’ werkwijze naar student (thesis) begeleiding zonder toepassing van ‘pas toe of leg uit’, een ondergeschikte/student hinderen in het opbouwen van intellectuele onafhankelijkheid;
- Het ontbreken van maatschappelijke en wetenschappelijke waarde aan het onderzoek c.q. het ontbreken zorgvuldigheid ten aanzien van precisie en nuance bij verzorging, uitvoering en publiceren van het onderzoek ‘…’;
- Ontbreken goed mentorschap bij Beklaagde.
III Verzoek
Samenvattend verzoekt Klaagster het LOWI in haar klacht van … 2012 en het document van … 2013 het Bestuur te adviseren omtrent:
- Het ontvankelijk verklaren van haar klacht;
- Hernieuwde behandeling conform c.q. op basis van de Regeling WI;
- Maximale ondersteuning te bieden aan Klaagster om afronding van de studie te realiseren;
- Een onafhankelijk Vertrouwenspersoon aan Klaagster beschikbaar te stellen;
- Bescherming WI voor studenten.
(II) Het standpunt van het Bestuur
Het standpunt van het Bestuur is vervat in zijn (voorlopig) Besluit van … 2012 waarin het Bestuur het advies van de Vertrouwenspersoon volgt, een en ander nader toegelicht door … respectievelijk de Vertrouwenspersoon in het informatieve gesprek van … 2013.
(Voorlopig) besluit van het Bestuur van … 2012
Het Bestuur verklaart in zijn voorlopig besluit van … 2012 de klacht van Klaagster jegens Beklaagde ongegrond conform het advies van de Vertrouwenspersoon.
Voor de motivering van het voorlopig besluit verwijst het Bestuur naar het advies en de toelichting op het concept- advies van de Vertrouwenspersoon. Het Bestuur stelt het advies van de Vertrouwenspersoon te hebben overgenomen en ten grondslag te hebben gelegd aan zijn besluit.
Het Bestuur merkt met betrekking tot de procedure op dat op basis van de bevindingen van de Vertrouwenspersoon het van oordeel is dat de gevolgde procedure voldoet aan de Regeling WI. Het Bestuur stelt dat het onderzoek echter niet met de gewenste voortvarendheid is uitgevoerd. In dat licht, zo laat het Bestuur weten, heeft het dan ook met instemming kennis genomen van de excuses hiervoor van de zijde van de Vertrouwenspersoon (…). Met de Vertrouwenspersoon, zo vervolg het Bestuur, zijn afspraken gemaakt over een kortere doorlooptijd.
Korte samenvatting door Vertrouwenspersoon in Advies …
De Vertrouwenspersoon stelt kort samengevat:
- Het advies heeft betrekking op een op … 2011 hervatte melding jegens Beklaagde;
- In … 2009 is Klaagster als student met de masteropleiding … bij de … aangevangen: eerder heeft zij reeds een masterstudie bij … afgerond;
- In … is Klaagster onder toezicht van Beklaagde begonnen met het voorbereiden van een participerend onderzoek met als onderwerp ‘…’ Het onderwerp wordt geaccordeerd door de thesiscoördinator van…, …;
- Het onderzoek wordt uitgevoerd bij de … en overleg heeft tevens plaats met de…: Beklaagde treedt vanuit … op als (eerste) begeleider;
- Beklaagde is daarnaast reeds betrokken bij een ander onderzoek dat gaat over …: Beklaagde heeft met het oog op dat onderzoek aan Klaagster per e-mail laten weten dat zij de resultaten van dat onderzoek (verwachte datum … 2010) ter beschikking kan krijgen;
- Op … 2010 heeft – na een eerder gesprek op … 2010 – een gesprek plaats bij … waarbij aanwezig zijn: …, …, (Klaagster en Beklaagde). Hierbij wordt niet gesproken over de resultaten van het onderzoek over …;
- Op … 2010 verschijnt het rapport van het onderzoek over … met als titel ‘…’ en met als auteurs Beklaagde, … en …. De conclusie van het onderzoek, zo volgt ook uit de pers op … 2010, is dat ….
Uit vorenstaande volgt de vraag, aldus de Vertrouwenspersoon, ‘of er nog sprake is van integer handelen van de zijde van Beklaagde die op enig moment kennis had van de uitkomsten van een onderzoek …, maar daarover geen informatie verstrekte aan een student die onder zijn hoede aan een vergelijkbaar onderzoek zou beginnen en daarover ook geen mededeling deed aan …, waar het onderzoek zou worden uitgevoerd.’
Beklaagde reageert op verzoek van de Vertrouwenspersoon schriftelijk op … 2011. Mede op basis van deze reactie gaat de Vertrouwenspersoon in zijn advies/ uitspraak uit van de volgende feiten en omstandigheden:
- Beklaagde is sinds … thesisbegeleider van Klaagster nadat de thesis coördinator van … Beklaagde hem daartoe had aangewezen;
- Het zou niet gaan om een participerend observatieonderzoek maar om een (quasi) experimenteel kwantitatief onderzoek volgens een vergelijkbare aanpak als het onderzoek dat Beklaagde uitvoerde met … naar …;
- In de periode vanaf … 2010 tot … 2010 is een aantal aanzetten voor een onderzoeksopzet – daterend van onder meer … 2010 en … 2010 – tussen Beklaagde en Klaagster besproken;
- Beklaagde heeft op … 2010 per e-mail aan Klaagster laten weten dat: ‘We verwachten het onderzoeksrapport in … af te ronden. Mocht je interesse voor het rapport hebben, dan zal ik je het t.z.t. doen toekomen.’;
- Beklaagde heeft hiermee naar eigen zeggen bedoeld dat Klaagster het gehele rapport zou ontvangen nadat zij een eigen onderzoeksopzet inclusief een theoretisch kader zou hebben ingeleverd die de toets der kritiek kon doorstaan;
- Beklaagde stelt dan ook bewust er voor te hebben gekozen om Klaagster niet voor het verschijnen van het boek reeds het gehele manuscript te overhandigen om te voorkomen dat haar onderzoek een replica zou worden van dat onderzoek: Beklaagde heeft daarom slechts een concept versie van hoofdstuk … van voornoemd rapport aan Klaagster gezonden op … 2010 om haar enigszins te helpen bij het ontwikkelen van een eigen onderzoeksplan;
- Beklaagde is van oordeel dat hij het manuscript van het rapport ook niet toe hoefde te zenden aan Klaagster omdat hij van mening is dat een afstudeerder een eigen onderzoeksplan inclusief een eigen theoretisch kader zou moeten ontwikkelen;
- Bij e-mail van … 2010 – eerst na het openbaar worden van het rapport in boekvorm: waardoor het ook openbaar voor Klaagster is geworden – biedt Beklaagde Klaagster aan het boek toe te zenden. Zij is vanaf dat moment vrij om gebruik te maken van het boek bij het schrijven van een onderzoeksplan, zo volgt uit de e-mail van Beklaagde aan Klaagster van … 2010;
- Bij het gesprek van … 2010 bij … heeft Beklaagde uitdrukkelijk aangegeven dat hij als onderzoeker ervaring had met het evalueren van … en met twee collega’s vanuit … bij … recentelijk onderzoek had gedaan. Het doel van het gesprek was om na te denken over een plan voor een eventueel onderzoek bij …;
- De reden voor Beklaagde om bij dit gesprek de negatieve resultaten van het andere onderzoek niet aan de orde te stellen was, aldus Beklaagde, omdat niemand een vraag hierover stelde noch bij Beklaagde zelf het idee is opgekomen dat hij aandacht aan de uitkomsten van dat onderzoek zou moeten besteden waar het doel van het gesprek was om meer duidelijkheid te krijgen over de opzet van een eventueel onderzoek bij …;
- In het gesprek is door Beklaagde ten slotte aan het eind aan … toegezegd dat Klaagster onder begeleiding van Beklaagde zou proberen om in … 2010 een redelijk uitgewerkte onderzoeksopzet inclusief een eerste versie van de vragenlijst aan te leveren bij …. Hiermee werd naar zeggen van Beklaagde de ongerustheid van Klaagster weggehaald over een mogelijk onderzoek naar de integriteit zoals door haar nog geuit in een e-mail van … 2010;
- Waar het ging om het zelfstandig benaderen van externe instanties door Klaagster, stond haar dit vrij eerst nadat zij een redelijk uitgewerkte onderzoeksopzet zou hebben aangeleverd aan Beklaagde. In strijd hiermee benaderde Beklaagde … reeds buiten weten van Beklaagde via de e-mail (met cc aan … als tweede begeleider en met een cc aan …) van … 2010 waarin zij stelt eveneens niet op de hoogte te zijn geweest van de opzet en resultaten van het onderzoek;
- In zijn e-mail c.q. reactie van Beklaagde aan Klaagster van … 2010 laat Beklaagde weten dat hij haar e-mail naar de externe instanties geen handige zet vindt, en een gesprek wil met hem en haar en de tweede begeleider, om te voorkomen dat zij in de toekomst, weer met onaangename reacties en e-mails van Klaagster worden geconfronteerd enerzijds, en om afspraken te maken die ertoe moeten leiden dat er wat meer vaart in het onderzoek komt omdat de concrete resultaten tegenvallend zijn. Beklaagde laat weten dat ze ervoor moeten zorgen dat de bij … en het … gewekte verwachtingen daadwerkelijk worden gerealiseerd;
- Bij e-mail van … 2010 laat Beklaagde – na een gesprek met de tweede begeleider – aan Klaagster weten dat intensieve begeleiding van zijn zijde nog niet tot voldoende tastbare resultaten en een deugdelijke onderzoeksopzet heeft geleid en Klaagster vrij is om te kiezen voor een andere begeleider in persoon van … waarmee Klaagster heeft ingestemd;
- Bij e-mail van … 2010 laat Klaagster weten niet zoveel te zien in een herhaling van een direct vergelijkbaar onderzoek, waarop Beklaagde dezelfde datum nog laat weten of het wel verstandig is om haar onderzoek anders te gaan ‘focussen’, aangezien dit gepaard zal gaan met een aanzienlijke hoeveelheid tijd en energie en dat hij liever op … 2010 een concept onderzoeksplan had willen bespreken die zij dan had kunnen uitwerken en voor had kunnen leggen aan … en …. Om Klaagster op weg te helpen doet Beklaagde haar het idee van diepte-interviews te houden;
- Beklaagde is van oordeel dat hij Klaagster zorgvuldig heeft begeleid, waarbij hij verwijst naar haar e-mails onder meer van … 2010 waaruit blijkt dat Klaagster tevreden is over de begeleiding door Beklaagde en hem ook daarvoor dank zegt, ook al loopt het anders dan gepland.
Beklaagde en Klaagster reageren op het concept advies van de Vertrouwenspersoon – voordat het definitief wordt – als volgt. Beklaagde corrigeert twee onjuiste data.
Klaagster reageert via haar raadsman bij brief van … 2012. De Vertrouwenspersoon ziet hierin geen aanleiding om het concept-advies c.q. uitspraak te herzien waarmee het concept-advies c.q. uitspraak gelijk is aan zijn definitieve advies/uitspraak. De Vertrouwenspersoon reageert op de brief van … 2012 kort samengevat als volgt:
- Vertrouwenspersoon deelt mening Klaagster (raadsman) dat, ook al noemt Regeling WI geen termijnen, de gehele procedure in deze zaak veel langer heeft geduurd dan noodzakelijk is, en stelt daarvoor zelf verantwoordelijk te zijn en biedt daarvoor zijn verontschuldigen aan aan (raadsman) Klaagster;
- Vertrouwenspersoon heeft geen overtuigende argumenten aangedragen gekregen van (raadsman) Klaagster over het gezamenlijk behandelen van de meldingen jegens Beklaagde en …, en met betrekking tot de laatste ook geen signaal om deze te hervatten;
- Vertrouwenspersoon is van oordeel dat hij over alle relevante informatie over Beklaagde beschikt;
- Vertrouwenspersoon ontkent als zou hij indruk hebben gewekt dat hoorzitting zou plaats vinden: hij ziet ook de noodzaak er niet van in;
- Vertrouwenspersoon heeft in bijzijn van studentenVertrouwenspersoon aan Klaagster duidelijk gemaakt dat haar afstuderen en meldingen inzake wetenschappelijke integriteit twee verschillende zaken betreffen.
- Vertrouwenspersoon heeft Klaagster geadviseerd af te studeren en contact te hebben met de thesis coördinator en dan meldingen te doen en na intrekking van meldingen ook thesis coördinator benaderd om te bewerkstelligen dat Klaagster kon afstuderen;
- Beklaagde en … weerspreken de mening van Klaagster dat er reeds vergevorderde plannen voor een onderzoek bestonden c.q. dat sprake was van een concreet onderzoeksplan tijdens bewuste gesprek bij …;
- Vraag of Beklaagde integer heeft gehandeld kan aan de hand van de Regeling WI niet worden beantwoord, omdat deze regeling geen toetsingsgronden bevat voor integer gedrag. In de regeling wordt slechts verwezen naar de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Daarentegen bevat de Regeling Faculteit wel regels voor het proces dat moet leiden tot een afstudeerthesis. Daarin zijn ook de verplichtingen van student en begeleider geformuleerd. Derhalve ligt daarin wel een toetsingsgrond, die in dit geval dan ook gehanteerd is. Uit de Regeling Faculteit valt af te leiden, aldus de Vertrouwenspersoon, dat het maken van een onderzoeksopzet in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de betreffende student is, waarbij van de docent een zeer terughoudende opstelling verwacht wordt. Met het niet verstrekken van informatie heeft Beklaagde op dat moment zich conform de Regeling … gedragen.
- Klaagster heeft er uiteindelijk voor gekozen niet langer activiteiten te willen uitvoeren in het kader van een afstudeeronderzoek onder begeleiding van Beklaagde.
Uitspraak c.q. (concept) advies van Vertrouwenspersoon
De Vertrouwenspersoon beantwoordt de vraag ‘of het geoorloofd is dat een begeleider van een student die een thesisonderzoek aan het voorbereiden is, geen mededeling doet van hem bekend zijnde resultaten van eigen onderzoek, dat nog niet gepubliceerd is, wanneer die informatie voor het onderzoek van de student relevant is’ bevestigend c.q. oordeelt dat sprake was van integer handelen door Beklaagde ex artikel … van de Regeling ….
Op grond van dit artikel dient een student aan de begeleider een thesisopzet ter goedkeuring aan te bieden. Door de conceptpublicatie niet ter beschikking te stellen, diende Klaagster op eigen kracht een thesis opzet te vervaardigen, hetgeen volgens de Regeling … van studenten wordt vereist, aldus de Vertrouwenspersoon.
(III) De overwegingen van het LOWI
Het LOWI is een adviesorgaan dat is opgericht op initiatief van het KNAW, NWO en VSNU.
Algemene opmerkingen
Het LOWI adviseert de bij het LOWI aangesloten instellingen (KNAW, NWO, VSNU en Stichting Sanquin) over door de besturen van voornoemde instellingen genomen (voorlopig) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijke) klacht hierover bij het LOWI.
Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit op – doch niet uitsluitend – de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 (KNAW, NWO, VSNU), de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 herzien in 2012 (VSNU), de Notitie Wetenschappelijk Onderzoek: dillema’s en verleidingen, 2005 tweede druk (KNAW) dat een nadere uitwerking is van de Notitie Wetenschappelijke Integriteit van 2001, Best Practices for Ensuring Scientific Integrity and Preventing Misconduct 2007 (OECD), The European Code of Conduct for Research Integrity 2010 (ESF, ALLEA) en The Singapore Statement on Research Integrity 2010 (Second World Conference on Research Integrity).
Schending van deze normen hoeft niet per definitie tot een schending van wetenschappelijke integriteit te leiden. Sprake kan zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat dit tevens resulteert in schending van wetenschappelijke integriteit.
Van schending van wetenschappelijke integriteit is naar het oordeel van het LOWI in ieder geval sprake, indien in openbare publicaties en/of gedragingen wordt gehandeld in strijd met de algemene verplichting om gegevens uit wetenschappelijk onderzoek naar waarheid te presenteren, waarbij met name gegevens van een wetenschappelijk onderzoek niet mogen worden vervalst, gemanipuleerd, verzwegen, verzonnen, of, indien fictief van aard, als echt gepresenteerd, of waarbij gegevens, letterlijke tekstgedeelten en wetenschappelijke ideeën die origineel en uniek zijn, ontleend aan andere bronnen, zonder juiste of volledige bronvermelding en onder eigen naam worden gepubliceerd.
Behandeling van verzoeken Klaagster
Het LOWI is slechts bevoegd te oordelen over klachten aangaande de procedure en de inhoud van vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over klokkenluidersregelingen en/of onderwijsreglementen die beide hun eigen beroepsgangen kennen, noch over (miscommunicatie in) onderwijskwesties tussen (thesis) studenten en hun begeleiders.
Het LOWI kan bovendien slechts oordelen over een voorlopig besluit van het Bestuur van een aangesloten Instelling (in casu het voorlopig besluit van het Bestuur). In het onderhavige geval leidt dit ertoe dat het LOWI slechts kan oordelen over de klachten die betrekking hebben op Beklaagde, en niet over klachten die betrekking hebben op het handelen van de tweede (thesis) begeleider (…). Voor zover de eerste en tweede begeleider evenwel hetzelfde handelen wordt verweten door Klaagster, hebben de overwegingen van het LOWI in beginsel voor beiden dezelfde strekking.
Overwegingen LOWI ten aanzien van klachtonderdeel I (Inhoud)
Het LOWI is van oordeel dat van een schending wetenschappelijke integriteit door Beklaagde in het onderhavige geval geen sprake is.
Het gaat in het onderhavige geval om het bewust door de (thesis) begeleider (gedeeltelijk) achterhouden aan Klaagster van concept versies van onderzoeksbevindingen van een eerder verricht onderzoek. Hieraan kan worden toegevoegd dat dit achterhouden plaats heeft i) voorafgaand aan een officiële publicatie van de volledige onderzoeksbevindingen in boekvorm, en ii) met het doel de (thesis) student zelfstandig te laten komen met een onderzoeksopzet voor een gelijksoortig onderzoek.
Het gaat in zo een geval niet om frauduleus onderzoek c.q. een schending van normen van wetenschappelijke integriteit zoals onder meer neergelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2012 (hierna Gedragscode VSNU), waarnaar ook de Regeling WI verwijst. Er is namelijk een essentieel verschil tussen het achterhouden of selectief weglaten van onderzoeksgegevens in de zin van de Gedragscode VSNU, en het niet door de (thesis) begeleider aan de (thesis) student voortijdig (dus voor de officiële publicatie) overhandigen van onderzoeksbevindingen van een onderzoek op grond van een (vermeende) toezegging.
Het achterhouden of selectief weglaten van of het manipuleren met onderzoekgegevens is hier apert niet aan de orde.
Naar het oordeel van het LOWI dient het onthouden van informatie over resultaten van wetenschappelijk onderzoek op geen enkele wijze gelijkgesteld te worden met het achterhouden van onderzoekgegevens, te meer daar in dit geval de officiële publicatie van het onderzoek slechts in zeer korte tijd na de beweerdelijke en betwiste onthouding is geschied. Na de officiële publicatie stonden de resultaten van het onderzoek, zoals bij elke andere publicatie van een wetenschappelijk onderzoek gebruik is, geheel ter beschikking aan een ieder, dus ook aan Klaagster.
Voor zover het gaat om een toezegging, merkt het LOWI op dat (1) voorafgaand aan de publicatie een concept versie van hoofdstuk … door de (thesis) begeleider is toegezonden aan de (thesis) student, en (2) het voor het overige gaat om een miscommunicatie c.q. een verschil van mening tussen de (thesis) begeleider en de (thesis) student met betrekking tot de vraag (i) of de (thesis) begeleider alle onderzoeksbevindingen nog voor de officiële publicatie aan de (thesis) student had toegezegd te zullen zenden, en (ii) de vraag of toezending daarvan ook onontbeerlijk was in verband met het te initiëren onderzoek bij ….
Ook de in (latere) stukken door Klaagster aangevoerde inhoudelijke bezwaren jegens Beklaagde om haar klacht over schendingen van wetenschappelijke integriteit te ondersteunen, leveren naar het oordeel van het LOWI geen schendingen van wetenschappelijke integriteit op.
Het gaat hier om klachten die veeleer de kwaliteit en niet de integriteit van het onderzoek raken, zoals (i) de inhoudelijke opzet (methode), ii) de uitvoering (onderzoekers zijn …), iii) de verslaglegging , en iv) de dubbelfunctie van Beklaagde als onderzoeker enerzijds, en … anderzijds die mogelijk de weergave van de onderzoeksbevindingen van het onderzoek zou (kunnen) hebben beïnvloed. Al deze bezwaren horen thuis in het wetenschappelijk forum en niet bij het LOWI, te meer waar de onderzoeksbevindingen vanaf … 2010 voor een ieder toegankelijk zijn inclusief voor Klaagster.
De klacht van Klaagster dat Beklaagde de onderzoeksbevindingen van het onderzoek kenbaar had moeten maken in het gesprek met … d.d. … 2010 hangt sterk samen met voornoemde vraag of kennis van de onderzoeksbevindingen onontbeerlijk was in verband met het te initiëren onderzoek bij ….
Het niet mededelen van alle (negatief uitvallende) onderzoekresultaten leidt niet tot schending van wetenschappelijke integriteit, om reden dat (1) tijdens het gesprek door Beklaagde uitdrukkelijk is gesproken over het desbetreffende vergelijkbare onderzoek, (2) het ging om een nog te initiëren onderzoek van Beklaagde bij …, (3) de onderzoeksbevindingen van het onderzoek een dag later in boekvorm voor een ieder beschikbaar waren inclusief …, (4) de negatieve onderzoeksbevindingen ook in het boek als zodanig zijn gepresenteerd, en (5) … op grond van het boek tot een al dan niet nadere invulling van het te initiëren onderzoek kon geraken.
Het feit ten slotte – zoals door Klaagster meerdere malen benadrukt in het gesprek van … 2013 – dat de Vertrouwenspersoon het handelen van Beklaagde aanvankelijk als vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit op grond van de Regeling WI heeft gekwalificeerd, doet niet af aan het feit dat in het onderhavige geval van een schending van wetenschappelijke integriteit geen sprake is.
Overwegingen LOWI ten aanzien van klachtonderdeel II (Procedure)
De klacht van Klaagster dat de procedure bij de VU onzorgvuldig is verlopen is gegrond.
Het LOWI is op grond van zijn overwegingen onder I evenwel van oordeel dat desondanks geen reden bestaat voor het LOWI om het Bestuur te adviseren om een hernieuwde afhandeling van de klacht. Immers, van een schending van wetenschappelijke integriteit is geen sprake, waarmee een advies voor een hernieuwde behandeling op grond van de Regeling WI grondslag ontbeert.
De procedure wordt door het LOWI als onzorgvuldig gekwalificeerd op grond van het feit dat (mede) door toedoen van de Vertrouwenspersoon – ondanks zijn goede intenties met als doel tot een oplossing te komen voor Klaagster – onnodig verwarring en een langdurige vertraging in de procedure is ontstaan door i) de meldingen van Klaagster aanvankelijk zelf te formuleren als vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit, ii) daarbij aan Klaagster een Commissie (Wetenschappelijke Integriteit) in het vooruitzicht te stellen, iii) gedurende de periode vanaf de meldingen door Klaagster tot aan zijn advies zich (gedurende nagenoeg … jaar) te baseren op en te handelen conform de Regeling WI, en ten slotte iv) in zijn (concept) advies aan het Bestuur vervolgens zelf de vraag te beantwoorden aan de hand van louter de Regeling Faculteit.
De oorzaken van deze onzorgvuldige procedure – zo volgt uit het gesprek met de Vertrouwenspersoon op … 2013 – liggen in (1) de onbekendheid van de Vertrouwenspersoon met de Regeling … ten tijde van de meldingen, (2) het niet toepassen van de Regeling WI omdat naar zijn zeggen de vraag of Beklaagde integer had gehandeld niet kon worden beantwoord aan de hand van de Regeling WI, en (3) de vereenzelviging van de Vertrouwenspersoon als Vertrouwenspersoon van Klaagster enerzijds, en als onafhankelijk adviseur van het Bestuur anderzijds.
In het gesprek van … 2013 onderkent de Vertrouwenspersoon dat hij geen kennis had van de Regeling Faculteit ten tijde van de meldingen, en als hij wel die kennis had gehad hij tot een andere conclusie was gekomen namelijk dat slechts sprake was van een onderwijskwestie. De beoordeling van de vraag of en hoe de Vertrouwenspersoon de onderwijskwestie had kunnen doorverwijzen of oplossen, valt buiten de bevoegdheid van het LOWI.
De stelling van de Vertrouwenspersoon in zijn toelichting op zijn advies dat hij de vraag of Beklaagde integer had gehandeld niet kon beantwoorden aan de hand van de Regeling WI maar slechts op grond van de Regeling … komt veel te laat c.q. nagenoeg … jaar na de meldingen door Klaagster.
De stelling is bovendien onjuist: waar in de Regeling WI wordt verwezen naar de Gedragscode VSNU kan op grond van de normen in die Gedragscode worden getoetst of al dan niet sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit. In het onderhavige geval was snel duidelijk te maken dat geen sprake was van (beweerd) frauduleus handelen of andere aperte schendingen van de Gedragscode, ook al was sprake van ‘het achterhouden van onderzoeksgegevens’.
De context van het geval maakte snel duidelijk of had snel duidelijk moeten maken dat geen sprake van het achterhouden van onderzoeksgegevens in de zin van de Gedragscode VSNU.
Ergo: de Vertrouwenspersoon had de onenigheid tussen Klaagster en Beklaagde in de onderwijsrelatie veel eerder kunnen – en naar het oordeel van het LOWI ook moeten – onderkennen, zodat de klachten over vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit reeds vroeg de wereld uit waren geholpen, waardoor mede was voorkomen dat in de onderhavige procedure onnodig een onredelijk lange vertraging is opgetreden.
De Vertrouwenspersoon is veel te laat tot het inzicht is gekomen, dat de vermoedens van schending van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde geen grond hadden, maar dat het vooral de onderwijsbegeleiding is geweest waar de problemen tussen Klaagster en Beklaagde ontstonden. Beklaagde hield strak vast aan de Regeling Faculteit, hetgeen naar zijn mening inhield dat zijn volledige onderzoeksbevindingen eerst aan Klaagster konden worden gestuurd nadat zij eerst zelf een onderzoeksopzet had gemaakt.
Het op een te laat tijdstip in de procedure (nagenoeg 1,5 jaar na de meldingen van Klaagster) als cruciaal naar voren brengen van de Regeling Faculteit wordt als het LOWI gekwalificeerd als het tekort schieten in een zorgvuldige procedure door de Vertrouwenspersoon.
De onnodige vertraging is dan ook de Vertrouwenspersoon aan te rekenen. De Vertrouwenspersoon heeft zich weliswaar ten aanzien van zijn concept advies laten adviseren door twee juristen, maar zij waren geen lid van een Commissie Wetenschappelijke Integriteit en het advies is ook niet mede door hen ondertekend.
Anders dan Klaagster verwachtte en de Vertrouwenspersoon in de eerdere fase van de procedure heeft overwogen of gesuggereerd, is er geen aparte Commissie Wetenschappelijke Integriteit ter beoordeling van deze klacht ingesteld. Het huidige Reglement WI van … biedt ook de mogelijkheid de Vertrouwenspersoon op te dragen een advies te formuleren.
De Vertrouwenspersoon laat in zijn toelichting op zijn advies en in het gesprek van … 2013 ook weten dat hij de verantwoording op zich neemt voor de ontstane vertraging, en met hem het Bestuur door zijn voorlopig besluit van … 2012. Het Bestuur heeft reeds laten weten in zijn besluit kortere doorlooptijden met de Vertrouwenspersoon te hebben afgesproken, echter het dient in het onderhavige geval tevens waar mogelijk mee te denken over het oplossen van de nadelige gevolgen voor Klaagster als gevolg van deze onnodige en onredelijk lange vertraging.
De Vertrouwenspersoon kan overigens niet worden verweten dat verwarring is ontstaan als gevolg van de vereenzelviging van de functie van Vertrouwenspersoon als adviseur van Klaagster enerzijds, en die van Vertrouwenspersoon als beoordelaar van de klacht en adviseur van het Bestuur anderzijds.
Het LOWI is van oordeel dat – gelijk als bijvoorbeeld bij … waar de functies voorheen eveneens niet waren gescheiden hetgeen tot soortgelijke problemen als de onderhavige leidden – in de lijn van de Model Klachtenregeling van de VSNU uit 2012 het Bestuur zou moeten overgaan tot het instellen van een onafhankelijke (al dan niet ad hoc) Commissie Wetenschappelijke Integriteit die zich in de toekomst dient te buigen over de vraag of sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit naast een Vertrouwenspersoon – die geen deel uit kan maken van de Commissie – als Vertrouwenspersoon van Klagers.
De Vertrouwenspersoon heeft de belangrijke en verantwoordelijk taak als Vertrouwenspersoon Klagers bij te staan met het formuleren van een klacht en de beantwoording van de vraag of daarbij mogelijk sprake is van een (vermoede) schending van wetenschappelijke integriteit, die de Vertrouwenspersoon in het bevestigende geval voorlegt aan een onafhankelijke adviesinstantie – bij voorkeur een Commissie Wetenschappelijke Integriteit – die het Bestuur vervolgens adviseert. In casu heeft de Vertrouwenspersoon de klachten voor en/of namens Klaagster geformuleerd. De Vertrouwenspersoon kan dan niet tevens de door hemzelf geformuleerde klachten beoordelen.
Dit blijkt ook: waar hij aanvankelijk concludeert tot vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit, luidt zijn advies vervolgens dat van vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit geen sprake is. Dit heeft – terecht – tot verwarring gezorgd bij Klaagster. Het LOWI is dan ook van oordeel dat het Bestuur voornoemde functies dient te scheiden in het belang van zowel het Bestuur als Klagers.
Het advies van het LOWI
Het LOWI acht de klacht van Klaagster gegrond voor zover de klacht zich richt op de onzorgvuldigheid van de procedure, zonder dat dit leidt tot een advies aan het Bestuur om een hernieuwde afhandeling van de klacht op grond van de Regeling WI.
Het LOWI bevestigt het (voorlopig) Besluit van het Bestuur van … 2012, met verbetering van de grondslag in de zin dat van een schending van wetenschappelijke integriteit geen sprake is op grond van de Regeling WI, en adviseert het Bestuur dienovereenkomstig te besluiten.
Het LOWI adviseert wat de procedure betreft conform de overwegingen in het advies te handelen, althans de procedure aangaande schendingen van wetenschappelijke integriteit te verhelderen in de zin dat consequent duidelijk wordt gemaakt aan alle betrokkenen wie bij meldingen een voor Klagers adviserende en vertrouwelijke positie heeft enerzijds, en wie een beoordelende taak en adviserende rol naar het Bestuur heeft anderzijds.
Het LOWI adviseert wat de onduidelijke en onredelijk lange procedure in het onderhavige geval betreft, om met Klaagster de nadelige gevolgen daarvan voor zoveel als mogelijk te repareren.
Een afschrift van dit advies wordt per gelijke datum gezonden aan Klaagster.
Indien Klaagster van mening is dat de behandeling door het LOWI niet naar behoren is geschied, kan Klaagster zich, na het nemen van het definitieve besluit van het Bestuur, op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht richten tot de Nationale Vertrouwenspersoon.
Namens het LOWI,
Prof. dr. Mr. C.J.M. Schuyt, Voorzitter
Mr. dr. E.G. van Arkel, Secretaris