naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van Wageningen University & Research
Procesverloop
Op 31 maart 2023 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Wageningen University & Research (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door
[Betrokkene].
De CWI heeft het College van Bestuur van de Wageningen University & Research (hierna: Bestuur) op 27 juli 2023 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.
Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en de klacht ongegrond verklaard in het aanvankelijk oordeel van 21 augustus 2023.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 28 september 2023 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Het Bestuur en Betrokkene hebben op 15 november 2023 allebei een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft op 12 december 2023 gereageerd op de ingediende verweerschriften. Het Bestuur had een dag eerder ook gereageerd op het verweerschrift van Betrokkene.
Op 17 januari 2024 hebben het Bestuur en Betrokkene allebei een laatste reactie ingediend.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 28 februari 2024 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Casus
1. Verzoeker is Chief Executive Officer (CEO) van een bedrijf in de biomedische sector.
2. Tussen de bestuurders van dit bedrijf is een conflict gerezen. Het conflict gaat onder meer over de onderlinge verdeling van bevoegdheden. Het conflict speelt hoofdzakelijk tussen Verzoeker en de Chief Technical Officer (CTO) van het bedrijf. De CTO is niet als partij in de klachtenprocedure wetenschappelijke integriteit betrokken, maar speelt wel een belangrijke rol in deze casus en is daarom ook gehoord door de CWI.
3. Betrokkene is [hoogleraar biologie].
4. Betrokkene heeft een langdurige samenwerkingsrelatie met de eerder genoemde CTO. De samenwerkingsrelatie gaat terug tot voor de oprichting van het bedrijf in kwestie.
5. Verzoekers klacht gaat over een subsidieaanvraag. Aanvragers van die subsidie waren onder meer de CTO en Betrokkene. De subsidie is overigens afgewezen.
Klacht
6. De kern van de klacht is dat Betrokkene bij de subsidieaanvraag gebruik zou hebben gemaakt van het intellectueel eigendom van het bedrijf waarvan Verzoeker CEO is. Ook zou Betrokkene concrete vragen van Verzoeker over het project niet naar waarheid of niet volledig hebben beantwoord. Op verzoek van de CWI heeft Verzoeker zijn klacht nader gespecificeerd. Met deze specificatie heeft Verzoeker zeer veel punten naar voren gebracht. Deze worden hier omwille van de leesbaarheid van het advies niet herhaald, maar het LOWI heeft ten behoeve van zijn advisering wel kennis genomen van al die punten.
CWI-advies
7. De CWI constateert dat in het bedrijf sprake was van een hoogoplopend conflict tussen Verzoeker (CEO) en de CTO waardoor de onderlinge verhouding nog steeds ernstig is verstoord. De CWI constateert ook dat Betrokkene geen zakelijk belang in het bedrijf heeft. Betrokkene had een lange en goede werkrelatie met de CTO van het bedrijf en meerdere projectvoorstellen met hem ontwikkeld. De CWI vindt de opstelling van Betrokkene begrijpelijk, te weten dat hij heeft geprobeerd neutraal en buiten het conflict te blijven (en in het begin zelfs heeft aangeboden om een mediërende rol te vervullen) en dat hij zich beroept op de afspraak dat communicatie met het bedrijf verloopt via de CTO die vervolgens intern afstemt. Daarom acht de CWI het niet verwijtbaar dat Betrokkene richting Verzoeker niet transparant is geweest over de projectaanvraag. In het CWI-advies staat beschreven hoe de communicatie over de vooraanvraag en hoofdaanvraag van het project is verlopen en in hoeverre Betrokkene daarin intransparant is geweest richting Verzoeker. De CWI constateert dat de impact van de keuze van Betrokkene om niet met Verzoeker in gesprek te treden over de projectaanvraag niet zodanig is dat gesproken moet worden van bedenkelijk gedrag of een lichte tekortkoming.
8. In het CWI-advies staat ook dat de hoofdaanvraag is ingediend ondanks protest van Verzoeker. Tussen Verzoeker en de CTO bestaat een sterk verschil van mening over de vraag of de CTO zelfstandig bevoegd was om namens het bedrijf tot indiening van de aanvraag te beslissen. De CWI vindt het begrijpelijk dat Betrokkene hierover geen standpunt kon innemen en afging op de informatie die hij hierover van de CTO ontving.
9. De CWI constateert verder dat het intellectuele eigendomsrecht van het bedrijf staat vermeld in de projectaanvraag.
10. Tot slot is volgens de CWI onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het document waarop Verzoeker heeft gewezen en dat in de stukken “Overdenkingen” wordt genoemd, inzichten van Verzoeker bevat. De CWI acht het standpunt van Betrokkene en de CTO aannemelijk dat de onderwerpen die worden geadresseerd in dit document al eerder aan de orde zijn gekomen tijdens de strategiebesprekingen.
Aanvankelijk oordeel
11. Het Bestuur heeft het CWI-advies overgenomen en de klacht ongegrond verklaard.
Verzoek
12. Het verzoek is, tezamen met een inhoudelijke reactie van 43 pagina’s op het CWI-advies, zeer uitgebreid en wordt voor de leesbaarheid van dit advies hieronder slechts verkort samengevat weergegeven.
13. Volgens Verzoeker heeft de CWI zich ten onrechte niet uitgelaten over het intellectueel eigendom van het bedrijf waarvan hij CEO is. Volgens Verzoeker maken de ideeën in het document “Overdenkingen” deel uit van het intellectueel eigendom van het bedrijf en was het zijn idee om [een bepaald type eiwitten] te meten. Betrokkene zou er met dit idee vandoor zijn gegaan in de projectaanvraag.
14. Verzoeker betoogt dat het interne conflict in het bedrijf geen rechtvaardiging is voor het feit dat Betrokkene geen openheid aan hem heeft willen geven over de projectaanvraag. Volgens Verzoeker had Betrokkene zich gelet op het conflict afzijdig moeten houden van de projectaanvraag en had hij moeten begrijpen dat de aanvraag niet buiten Verzoeker om kon worden ingediend. Dat Betrokkene bij de projectaanvraag niet langer als hoofdaanvrager stond vermeld, zoals bij de vooraanvraag nog wel het geval was, is volgens Verzoeker niet vanwege de destijds aanstaande pensionering van Betrokkene, maar omdat het Betrokkene na de vragen van Verzoeker ‘te heet werd onder zijn voeten’.
15. Verzoeker betoogt verder dat het Bestuur zijn aansprakelijkheidsstelling voorbarig heeft afgewezen omdat de CWI zijn wetenschappelijke integriteitsklacht op dat moment nog in behandeling had. Verzoeker uit inhoudelijke en procedurele kritiek op deze beslissing. Ook betoogt hij dat het Bestuur zijn zorgplicht jegens Verzoeker heeft verzuimd en dat Verzoeker zich door de gang van zaken en communiceren onveilig heeft gevoeld.
16. Verzoeker betwist de onafhankelijkheid van de CWI en voert hiertoe verschillende argumenten aan. Zo stelt hij dat de CWI de standpunten van Betrokkene niet heeft gecontroleerd terwijl dit makkelijk had gekund. Ook stelt hij dat de CWI bewijs heeft genegeerd dat Verzoeker had aangedragen. Voorts stelt hij dat de CTO niet gehoord had mogen worden vanwege diens partijdigheid en dat de CWI meer had moeten doen met het feit dat Betrokkene heeft ‘gelekt’ over Verzoekers klacht naar de CTO. Ook beklaagt hij zich over de samenstelling en werkwijze van de CWI.
Standpunt Bestuur en Betrokkene
Bestuur
17. Volgens het Bestuur gaat het verzoek voor een groot deel over de vermeende inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht van het bedrijf en de afwijzing van Verzoekers aansprakelijkheidsclaim. Dit zijn civielrechtelijke kwesties die de CWI destijds terecht buiten beschouwing heeft gelaten en die ook niet geschikt zijn voor behandeling door het LOWI.
18. Vanuit de zijde van Betrokkene is het proces van totstandkoming van de vooraanvraag en hoofdaanvraag zorgvuldig geweest, aldus het Bestuur.
19. Ook stelt het Bestuur dat het idee om [een bepaald type eiwitten] te meten geen te beschermen idee is, maar een standaard onderzoeksmethodologie om het effect van een [een bepaald type] behandeling vast te stellen. Zelfs in de literatuur waarnaar in de vooraanvraag expliciet wordt verwezen, is dit ‘idee’ al benoemd, aldus het Bestuur. De gedachtegang om [een bepaald type eiwitten] te meten als onderdeel van een verificatieproces is publieke kennis en niet vatbaar voor enig monopolie, aldus het Bestuur.
20. Het Bestuur heeft de CWI gevraagd om te reageren op Verzoekers procedurele verwijten dat de klachtbehandeling op onderdelen niet zorgvuldig zou zijn geweest. Die reactie is als bijlage bij het verweerschrift van het Bestuur gevoegd.
Betrokkene
21. Ook Betrokkene stelt in zijn verweerschrift dat [een bepaald type eiwitten] meten een gebruikelijke onderzoeksmethodologie is en geen idee dat beschermd kan worden. Verder noemt hij het ‘volkomen absurd’ en ‘een flagrante leugen’ dat het meten van [een bepaald type eiwitten] Verzoekers idee was en is het standpunt dat hij aan de haal zou zijn gegaan met Verzoekers idee volstrekt niet waar en ervaart Betrokkene dit als doelbewuste beschadiging en laster. Volgens Betrokkene is het in alle overleggen gegaan over [een bepaald type eiwitten] en heeft Betrokkene in het eerste overleg zelf nog aan Verzoeker moeten uitleggen wat dat zijn en waarom ze belangrijk zijn. Betrokkene stelt en onderbouwt dat [een bepaald type eiwitten] in zijn opleiding en werk steeds centraal staan.
Oordeel LOWI
22. Deze casus lijkt hoofdzakelijk te draaien om het geschil tussen de bestuurders van bovengenoemd bedrijf. Met zijn klacht over Betrokkene klaagt Verzoeker over een wetenschapper die slechts zijdelings, via zijn langdurige samenwerkingsrelatie met één van de bestuurders en via zijn bijdrage aan een subsidieaanvraag, te maken heeft gekregen met dit conflict zonder dat hij daar zelf verder een aandeel in heeft gehad. Dit bestuurlijke geschil zou niet in termen van wetenschappelijke integriteit bij een CWI of het LOWI moeten worden beslecht.
23. Het voorgaande laat onverlet dat het LOWI conform zijn taakstelling naar aanleiding van het verzoek heeft beoordeeld of de klachtenprocedure bij de CWI zorgvuldig is verlopen, of er normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden en, zo ja, hoe de normschending vervolgens gekwalificeerd zou moeten worden.
24. In hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd ziet het LOWI geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid waarmee de klacht is behandeld. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
24.1. Het is zorgvuldig dat de CWI de CTO van het bedrijf heeft gehoord. De CTO speelt immers een hoofdrol in deze casus. Voor een zorgvuldige klachtbehandeling is niet vereist dat getuigen onpartijdig zijn, zoals bij deskundigen wel het geval is. Dat de CWI niet op elk argument of elke onderbouwing van Verzoeker is ingegaan, maakt de klachtbehandeling nog niet onzorgvuldig. Het LOWI ziet in het CWI-advies juist een zeer zorgvuldige en complete weerslag en weging van alle daaraan ten grondslag liggende documenten en door partijen aangedragen argumenten. Verzoeker heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt welke door de CWI overgenomen standpunten van Betrokkene onjuist zouden zijn en in hoeverre dit tot een onjuiste beslissing op Verzoekers klacht zou hebben geleid. Uit de bijlage bij het verweerschrift van het Bestuur blijkt voor het LOWI overtuigend dat de CWI zorgvuldig heeft geacteerd op Verzoekers melding dat zijn klacht zou zijn ‘gelekt’. Dat het Bestuur de civielrechtelijke aansprakelijkheidsclaim van Verzoeker al had afgewezen voordat de CWI haar advies aan het Bestuur had uitgebracht, is geen bijzondere omstandigheid die erop wijst dat de CWI vooringenomen zou zijn of niet langer onafhankelijk van het Bestuur zou zijn. Een oordeel van de CWI over een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit is immers van andere orde dan een standpunt van de universiteit over intellectueel eigendom en daarmee verband houdende aansprakelijkheid (zie ook overwegingen 25 en 26).
25. De CWI heeft zich terecht niet inhoudelijk uitgelaten over het intellectuele eigendomsrecht van het bedrijf. CWI’s en het LOWI zijn immers niet bevoegd om te oordelen over intellectueel eigendomsrecht, zoals het LOWI over het auteursrecht al eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld adviezen 2020-08 en 2014-08. Het LOWI zal om dezelfde reden ook Verzoekers bezwaren tegen de afwijzing van zijn aansprakelijkheidsclaim wegens schending van intellectueel eigendomsrecht buiten beschouwing laten.
26. De CWI heeft zich terecht beperkt tot de vraag of het document “Overdenkingen” wetenschappelijke ideeën van Verzoeker bevat waarvoor hij erkenning had moeten krijgen. Dit laatste is immers een kwestie van wetenschappelijke integriteit, zoals beschreven in norm 40 van de gedragscode (doe bij het overnemen van ideeën […] recht aan het betrokken wetenschappelijk werk van anderen en verwijs zorgvuldig naar de bron). Het LOWI onderschrijft het CWI-advies en standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift dat het idee om [een bepaald type eiwitten] te meten geen wetenschappelijk origineel idee is. Reeds daarom was er vanuit het oogpunt van wetenschappelijke integriteit geen reden om Verzoeker hiervoor te erkennen in de projectaanvraag. Het LOWI acht bovendien overtuigend aangetoond dat het strategische idee om [een bepaald type eiwitten] te meten ook niet van Verzoeker afkomstig is.
27. In de communicatie van Betrokkene richting Verzoeker ziet het LOWI geen aanleiding voor het oordeel dat Betrokkene normen uit de gedragscode heeft geschonden. Het LOWI onderschrijft de overwegingen in het CWI-advies die hierover gaan. Anders dan Verzoeker, is het LOWI van oordeel dat het interne conflict tussen Verzoeker en de CTO het handelen van Betrokkene wel degelijk verklaart en rechtvaardigt. Betrokkene valt hierover vanuit het oogpunt van wetenschappelijke integriteit geen verwijt te maken.
28. In hetgeen Verzoeker voor het overige heeft aangevoerd, voor zover dat hierboven niet expliciet is genoemd, ziet het LOWI evenmin aanleiding voor het oordeel dat Betrokkene normen uit de gedragscode zou hebben geschonden.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek ongegrond;
II. adviseert het Bestuur de klacht onder verwijzing naar dit advies definitief ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld op 15 april 2024 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.