Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit
Advies d.d. 21 december 2010 inzake de klacht van … tegen het (voorlopig) besluit van het College van Bestuur van … van … 2010
1. Aanleiding
Bij brief van … 2010 heeft de heer dr. …, hierna te noemen klager, zich gewend tot het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) met het verzoek een oordeel te geven over het voorlopig besluit van het College van Bestuur van de .., hierna te noemen het Bestuur, van … 2010, waarbij de klacht van klager wegens inbreuk op wetenschappelijke integriteit niet-ontvankelijk is verklaard.
In zijn primaire klacht van … 2009 had klager op grond van artikel 6 van de Klachtregeling Wetenschappelijke Integriteit van de instelling van het Bestuur drie klachten wegens inbreuk op de wetenschappelijke integriteit ingediend over gedragingen van drie personen werkzaam bij de instelling van het Bestuur.
2. De Procedure
Bij brief van … 2010 heeft het LOWI aan klager en het Bestuur bericht de adviesaanvraag van klager in behandeling te zullen nemen. Wegens het vermijden van (schijn van) belangenverstrengeling heeft de voorzitter van het LOWI zich onthouden van deelname aan de zaak. Vervolgens heeft het Bestuur bij brief van … 2010 een aanvullend dossier gezonden, waaronder het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI), alsmede een verweerschrift. Dit aanvullend dossier en het verweerschrift zijn bij brief van … 2010 door het LOWI gezonden aan klager.
Op … 2010 heeft het LOWI een hoorzitting gehouden, waarbij klager, vergezeld door …, en de heer mr. … als gemachtigde namens het Bestuur aanwezig waren. Van het LOWI waren aanwezig prof. mr. E.H. Hondius, vice-voorzitter, prof. dr. J.J. Sixma en prof. dr. J.F.G. Vliegenthart, leden, alsmede mr. D.G. de Hen, secretaris. Genoemde gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting een pleitnotitie voorgelezen en uitgereikt aan de aanwezigen, die als bijlage bij dit advies wordt meegezonden. Het LOWI heeft over de stukken het hetgeen ter zitting is opgemerkt beraadslaagd en zijn advies vervolgens vastgesteld op 21 december 2010.
3. De Overwegingen van partijen
Klager stelt in zijn brief van … 2010, dat in zijn situatie de wetenschappelijke integriteit is geschonden en hij eist antwoorden op zijn vragen die hij reeds in zijn primaire klacht had geuit alsmede genoegdoening en rehabilitatie en hij tenslotte verlangt hij dat er sprake zal zijn van disciplinair straffen van de lasteraars.
Klager stelt ernstig geschaad te zijn door uitlatingen door een medewerkster van de instelling van Bestuurder in 2008 aan het adres van de voorzitter van de nieuwe vakgroep van klager in het land waar klager nu wetenschappelijk werkzaam is. Klager zou volgens deze medewerkster een fascist en Holocaust-ontkenner zijn.
Verder stelt klager geschaad te zijn door uitlatingen via internet door de voorzitter van de vakgroep van de hiervoor bedoelde medewerkster. Tenslotte stelt klager dat de rector van het Bestuur zich laakbaar en niet-integer heeft gedragen door klager geen antwoord te geven, hem niet te rehabiliteren, de betrokken medewerkers niet te straffen noch in zijn neven-functie correct te hebben gehandeld.
Het Bestuur heeft in zijn verweerschrift gesteld dat klager in zijn adviesaanvraag aan het LOWI geen nieuwe argumenten ten opzichte van zijn eerdere klachten heeft aangevoerd en verwijst daarom primair naar het oordeel van de CWI en het voorlopig besluit van het Bestuur.
In dit besluit heeft de CWI en in navolging van de CWI het Bestuur geoordeeld dat op grond van de bij de instelling van het Bestuur geldende Regeling wetenschappelijke integriteit de CWI belast is met de advisering van het Bestuur ter zake van klachten met betrekking tot vermoede inbreuk op de wetenschappelijke integriteit gepleegd bij het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op de instelling van het Bestuur dan wel gepleegd door een medewerker van de instelling bij de uitoefening van zijn of haar functie, waarvoor hij of zij door de instelling is aangesteld.
Uit hoofde van deze voren omschreven bevoegdheid heeft de CWI geconcludeerd dat op grond van de in de genoemde Regeling gebruikte omschrijving van inbreuk op de wetenschappelijke integriteit de klachten van klager geen inbreuk vormen op de wetenschappelijke integriteit en dat daarom klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het bestuur heeft deze opvatting van de CWI geheel overgenomen.
Aanvullend geeft het Bestuur een reactie op de klachten van klager tegen de voorzitter van de vakgroep en zijn veronderstelde betrokkenheid bij een reactie op een website alsmede een reactie op de handelwijze van de rector. Afsluitend vraagt het Bestuur klagers verzoek ongegrond te verklaren.
4. De Overwegingen van het LOWI
Het LOWI baseert zijn oordeel over wetenschappelijke integriteit op de normen zoals die zijn af te leiden uit de inhoud van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de vereniging van Nederlandse universiteiten (de VSNU) van oktober 2004 en uit de inhoud van de Notitie Wetenschappelijk Onderzoek: Dilemma’s en verleidingen, tweede druk, 2005, van de onder auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen functionerende Adviescommissie Wetenschap en Ethiek.
Van schending van wetenschappelijke integriteit is naar het oordeel van het LOWI in ieder geval sprake, indien in openbare publicaties en/of gedragingen wordt gehandeld in strijd met de algemene verplichting om gegevens uit wetenschappelijk onderzoek naar waarheid te presenteren, waarbij met name gegevens van wetenschappelijk onderzoek niet mogen worden vervalst, gemanipuleerd, verzwegen, verzonnen, of, indien fictief van aard, als echt gepresenteerd, of waarbij gegevens, letterlijke tekstgedeelten en wetenschappelijke ideeën, ontleend aan andere bronnen, zonder juiste, volledige bronvermelding en onder eigen naam worden gepubliceerd.
Het LOWI heeft geconstateerd dat de CWI haar taakopvatting volgens de bij de instelling geldende Regeling wetenschappelijke Integriteit heeft omschreven. Verder heeft het LOWI geconstateerd, dat in de genoemde Regeling zoals deze bij de instelling van het Bestuur sinds een aantal jaren van toepassing is, wordt gebruik gemaakt van een omschrijving voor een inbreuk op wetenschappelijke integriteit zoals die was opgenomen in de Notitie Wetenschappelijke Integriteit gezamenlijk uitgebracht door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek(NWO) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) in 2001.
Het LOWI merkt daarover op, dat het Bestuur kennelijk geen aanleiding heeft gevonden om de omschrijving van inbreuk op wetenschappelijke integriteit aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen. Het LOWI kan daarbij concreet wijzen op de omschrijving van schending van wetenschappelijke integriteit, zoals deze in diverse door het LOWI gepubliceerde adviezen te lezen is.
Ook dient te worden verwezen naar nieuwe regels, richtlijnen en brochures zoals de Brochure Wetenschappelijk Onderzoek: Dilemma´s en Verleidingen, uitgebracht in 2005 als opvolger van de eerder genoemde Notitie uit 2001, de in 2004 samengestelde en vanaf 2005 geldende Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de VSNU, de Code of Conduct van de OECD uit 2007 en tenslotte de Europese Code of Conduct van de European Science Foundation (ESF), uitgebracht in 2010.
Hoewel het LOWI van mening is, dat de CWI gelet op de tekst van de meergenoemde Regeling in grammaticale zin correct heeft geoordeeld, dat de klachten van klager buiten de omschrijving van inbreuken op de wetenschappelijke integriteit vallen, meent het LOWI dat gelet op de ontwikkelingen die zich sinds 2001 hebben voorgedaan het blijven vasthouden aan een begrips-omschrijving uit 2001 moet worden beschouwd als het handhaven van een te beperkte omschrijving van schending van wetenschappelijke integriteit.
5. Het Advies
Het LOWI adviseert het Bestuur daarom zowel de Regeling van de instelling aan een heroriëntatie te onderwerpen maar ook de klachten alsnog inhoudelijk te behandelen en tegen de achtergrond van de genoemde Gedragsode Wetenschapsbeoefening en/of de Code of Conduct van de ESF opnieuw door de CWI te doen beoordelen.
Het LOWI komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vragen/eisen van klager, nu de vragen van klager behandeld dienen tegen de achtergrond van het primaire besluit waarin sprake is van niet-ontvankelijk verklaring.
Volledigheidshalve merkt het LOWI op, dat het LOWI geen taak heeft te oordelen over het wel of niet toepassen van disciplinaire straffen ten aanzien van individuele medewerkers of leidinggevenden van een instelling.
Namens het LOWI,
prof.mr.dr. E.H. Hondius, vice-voorzitter
mr. D.G. de Hen, secretaris