Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit
Advies d.d. 25 mei 2011 inzake de klacht van … tegen het (voorlopig) besluit van het College van Bestuur van … van … 2010
1. Het verzoekschrift en de procedure
Bij brief van … 2010 heeft mr…. namens prof.dr…., hierna aan te duiden als klager, bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) een verzoekschrift ingediend met betrekking tot het aanvankelijk besluit van … 2010 van de Raad van Bestuur van …, hierna te noemen het Bestuur.
De bezwaren van klager betreffen de inhoud van het aanvankelijk oordeel alsmede de wijze waarop en de procedure waarin de beschuldiging van ongeoorloofde belangenverstrengeling door prof.dr. … bij een publicatie over medisch-wetenschappelijk onderzoek, is behandeld. Klager wordt verweten, dat met zijn instemming een brief, met als briefhoofd de vermelding van de instelling van het Bestuur, door de sponsor van het medisch-wetenschappelijk onderzoek (een farmaceutische firma) aan een lijst van artsen in Nederland is verzonden.
Hierop zijn reacties over ongeoorloofde belangenverstrengeling binnengekomen bij het Bestuur, dat naar aanleiding van deze reacties een onderzoek naar schending van wetenschappelijke integriteit door klager heeft ingesteld. De beoordeling van deze belangenverstrengeling als schending van wetenschappelijke integriteit wordt door klager betwist.
Bij brieven van … 2010 heeft het LOWI aan zowel klager als aan het bestuur meegedeeld dat het LOWI de aanvraag van klager ontvankelijk heeft verklaard. Het Bestuur is gevraagd zo nodig het dossier te completeren en uiterlijk op … een verweerschrift aan te leveren. Het Bestuur heeft op … 2011 een verweerschrift ingediend, opgesteld door gemachtigde Mr. ….
Bij brieven van … heeft het LOWI twee externe deskundigen verzocht het LOWI van advies te dienen bij de beoordeling van het verzoekschrift. Na hun bewilliging is het van klager ontvangen dossier aan beide personen gezonden. Na ontvangst van het verweerschrift met bijlagen is dit eveneens aan beide personen gestuurd. Per separaat bericht zijn aan beiden een aantal algemene en enkele specifieke vragen voorgelegd. In … 2011 is van beiden het advies ontvangen dat ter informatie is doorgezonden naar klager en het Bestuur.
Op … 2011 is een hoorzitting gehouden, waarin naast klager, vergezeld door zijn raadsman mr. …, het Bestuur aanwezig was, vertegenwoordigd door prof.dr. …, vergezeld door mr. …, alsmede prof.mr. … en mr. …, namens de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de … ( hierna CWI). Het voltallige LOWI en de secretaris mr. D.G. de Hen waren eveneens ter zitting aanwezig.
Het LOWI stelde zijn advies vast op 25 mei 2011.
2. De opvattingen van partijen
Klager heeft zowel procedurele als inhoudelijke bezwaren en heeft bemerkingen bij de door het LOWI aangezochte externe deskundigen.
2.1 Allereerst is klager van mening, dat het Bestuur onjuist heeft gehandeld door in strijd met artikel … van de Klachtenregeling … zoals deze geldt bij de instelling van het Bestuur, niet binnen twee weken na de ontvangst van het oordeel van de CWI daarover een aanvankelijk oordeel vast te stellen en bekend te maken aan klager. In vervolg daarop en in verband daarmee is klager van oordeel dat de procedure veel te lang heeft geduurd met als gevolg (reputatie)schade voor klager.
Bovendien is klager van mening dat de CWI onjuist heeft gehandeld door naast haar oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit ook te adviseren dat het nemen van een maatregel in de rechtspositionele sfeer gepast zou zijn. Klager is van mening dat hierdoor een te zwaar gewicht is gelegd op de schending van wetenschappelijke integriteit.
Ook meent klager dat het Bestuur na de ontvangst van het oordeel van de CWI het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door niet in te gaan op het nadrukkelijke, schriftelijke verzoek van klager een reactie te mogen geven op het oordeel van de CWI.
Als laatste bezwaar van procedurele aard voert klager aan, dat het Bestuur geruchtvorming heeft laten ontstaan en ook zelf ruchtbaarheid heeft gegeven aan de zaak, waardoor de reputatie van klager is geschaad.
2.2 Inhoudelijk heeft klager als bezwaar aangevoerd, dat de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 noch de Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 bepalingen bevatten die de handelingen van klager met betrekking tot de door de sponsor verzonden brief aanmerken als schendingen van wetenschappelijke integriteit. Klager meent dat genoemde documenten betrekking hebben op wetenschappelijk onderzoek en het publiceren van de resultaten daarvan. Klager wijst er daarbij op dat de wetenschappelijke integriteit van het uitgevoerde onderzoek noch de publicatie er over in de … (2009) ter discussie staan.
Voorts is klager inhoudelijk van oordeel dat de CWI een onjuist oordeel en een daarop gebaseerd advies heeft gegeven aan het Bestuur door ten onrechte te oordelen dat klager door zijn handelen de sponsor van het onderzoek in de gelegenheid heeft gesteld de behandeling van patiënten te beïnvloeden. Klager meent dat dit onjuiste oordeel veroorzaakt is door onvoldoende inhoudelijke medische kennis bij de CWI.
Tenslotte heeft klager bezwarende opmerkingen geplaatst bij de twee door het LOWI ingeschakelde externe deskundigen. Klager is van mening dat het LOWI niet op hun oordelen zou mogen afgaan bij zijn advies, omdat één deskundige bevooroordeeld is, terwijl de andere meer als getuige dan als een onafhankelijke en onpartijdige deskundige te beschouwen is.
Klager baseert deze bezwaren zowel op eerdere, en openbare uitlatingen van deze deskundigen als op de aan het LOWI gegeven adviezen… Naar de mening van het Bestuur staat centraal, dat klager zich met betrekking tot de velden zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid, zijnde twee van in totaal vier kernbegrippen in het … document zoals geldend bij de instelling van het Bestuur, schromelijk en verwijtbaar tekortgeschoten is.
Klager heeft briefpapier van de instelling, een tekst en een digitale handtekening ter beschikking gesteld van de firma om die firma op dat briefpapier een mailing te laten verzorgen aangaande een door die firma gefinancierd onderzoek, waarvan de uitkomst (mogelijk) in het commercieel belang van het bedrijf was. Klager had dit nooit mogen doen en hij heeft daardoor de naam van de instelling van het Bestuur als onafhankelijke onderzoeksinstelling geschaad.
Daarnaast heeft klager volstrekt inadequaat gehandeld na het ontstaan van de commotie over de brief, terwijl klager ook onvoldoende openheid heeft betracht over zijn financiële en commerciële connecties naast zijn reguliere functie.
2.4 Het Bestuur is van mening dat klager zijn bezwaren tegen de procedure inzake een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit vermengt met bezwaren tegen de procedure inzake plichtsverzuim. De procedure via de …is gestart nadat de CWI haar onderzoek en conclusies had uitgebracht aan het Bestuur. Deze tweede commissie is ingesteld om na te gaan of ook sprake was van plichtsverzuim (blz … onder punt … van het verweerschrift).
3. De overwegingen van het LOWI
3.1 Krachtens het reglement van het LOWI is het LOWI bevoegd advies te geven betreffende klachten en vragen over (vermeende) schendingen van wetenschappelijke integriteit, over eventueel te nemen sancties bij geconstateerde schending van wetenschappelijke intergriteit en over de gevoerde procedure inzake klachten over deze schending.
Het LOWI is niet bevoegd advies te geven inzake arbeidsrechtelijke en/of rechtspositionele kwesties, die tevens aan de orde (kunnen) zijn tussen beklaagden, klagers en de aan het LOWI verbonden instellingen in hun hoedanigheid als werkgever . Om deze reden beperkt het LOWI-advies zich tot de vraag of de beweerde belangenverstrengeling een schending van wetenschappelijke integriteit oplevert en tot de klachten over de gevoerde procedures, die door het CWI en het Bestuur zijn gevoerd.
Waar de reactie van het Bestuur in het verweerschrift en ter zitting ingaat op de bevindingen van de … laat het LOWI deze opmerkingen onbesproken nu deze kennelijk niet of grotendeels niet betrekking hebben op de schending van wetenschappelijke integriteit, maar op het plichtsverzuim.
3.2 Het LOWI beschouwt als het belangrijkste procedurele bezwaar van klager dat deze van mening is dat het Bestuur de eigen Klachtregeling … heeft geschonden , meer in het bijzonder artikel … van de Klachtregeling. Van de zijde van het Bestuur is deze klacht in feite niet bestreden; het Bestuur gaat vooral in op de lange duur die gelegen is tussen het vragen van het advies aan de CWI en de datum van het uitbrengen van het aanvankelijke oordeel.
Het Bestuur vermeldt in het verweerschrift onder punt.. en …, dat het … nader onderzoek heeft laten verrichten teneinde te kunnen vaststellen of sprake was van plichtsverzuim. In punt 12 bericht het Bestuur dat het uit een oogpunt van proceseconomie besloten heeft het aanvankelijk oordeel van het Bestuur te laten samenvallen met de vaststelling van het oordeel over het plichtsverzuim zoals bedoeld in de CAO.
Het LOWI is van oordeel, dat de klacht van klager op dit punt gegrond is. Artikel …van de Klachtregeling geeft het Bestuur geen mogelijkheid het aanvankelijk oordeel uit te stellen na de genoemde termijn van twee weken noch om het te koppelen aan een andere procedure.
3.3 Ten aanzien van de klacht van klager dat hij door de lange tijdsduur, gelegen tussen de start van het onderzoek door de CWI en het aanvankelijk oordeel van het Bestuur, zegt schade te hebben geleden, onder andere door een op gang gekomen geruchtenstroom, die het Bestuur niet heeft tegengegaan, is het LOWI eveneens van oordeel dat deze klacht gegrond is.
Het LOWI is van mening dat het Bestuur op basis van eigen overwegingen de lange duur veroorzaakt heeft en vervolgens achterwege heeft gelaten de geruchtenstroom te ontkrachten. Het LOWI acht overigens niet bewezen dat het Bestuur zelf direct verantwoordelijk is geweest voor het verspreiden van geruchten.
3.4 Ten aanzien van de klacht van klager dat het Bestuur het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden oordeelt het LOWI als volgt. Hoewel het Bestuur tegen deze klacht heeft ingebracht dat op diverse momenten gesprekken zijn gevoerd met klager, doet deze inbreng niet af aan de klacht dat met name in de cruciale periode waarin de CWI haar oordeel had uitgebracht en het Bestuur oordeelde dat een nader onderzoek moest worden uitgevoerd, het Bestuur aan klager niet de gelegenheid heeft gegeven om op het oordeel van de CWI te reageren, terwijl evenmin uit de correspondentie blijkt dat een ander onderzoek naar ambtelijk wangedrag, in casu plichtsverzuim, zou worden uitgevoerd. Op dit punt acht het LOWI de klacht van klager gegrond.
3.5 Over de inhoudelijke bezwaren heeft klager onder verwijzing naar de Klachtregeling van het Bestuur, de Notitie Wetenschappelijke Integriteit uit 2001 en de Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, gesteld dat de verwijten over het beschikbaar stellen van briefpapier van de instelling van het Bestuur en de andere zaken waardoor de commotie is ontstaan, niet te maken hebben met schending van wetenschappelijke integriteit. Klager is van mening dat het bij dergelijke schending moet gaan om vervalsing van onderzoeksgegevens, misleiding en plagiaat.
Waar in de Gedragscode wordt geschreven over principes van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid stelt klager dat het daarbij altijd gaat om wetenschappelijk onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en het publiceren van de resultaten daarvan.
Het LOWI deelt deze opvatting niet. Het LOWI constateert, dat het Bestuur naast de Klachtregeling een … document heeft vervaardigd en voor alle medewerkers geldend in gebruik heeft genomen, dat de principes en voorwaarden formuleert waaraan onderzoekers van de instelling van het Bestuur zich dienen te houden en waaraan hun gedrag, naast de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 en de Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 wordt getoetst.
De CWI heeft dit document naar het oordeel van het LOWI terecht als basis genomen voor de beoordeling van de gedragingen van klager in relatie tot de handelwijze van de sponsor- firma in kwestie. Op basis van die beoordeling heeft de CWI geconstateerd dat sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit wegens de door de klager gewekte schijn van belangenverstrengeling.
Het LOWI is met CWI en het Bestuur van oordeel dat het gebruik van het briefpapier van de instelling van het Bestuur voor mededelingen van de sponsor-firma over het door klager en anderen verrichte medisch-wetenschappelijk onderzoek, dit onderzoek in een verkeerd licht plaatst en de objectiviteit en de wetenschappelijke onafhankelijkheid van dit onderzoek, verricht door medewerkers van de instelling, schaadt.
De ongewenste vermenging van de naam van de firma, die het onderzoek heeft gefinancierd, met de naam en het briefpapier van de instelling van het Bestuur, levert naar het oordeel van het LOWI een ongeoorloofde belangenverstrengeling op, die klager onder alle omstandigheden had dienen te vermijden.
De onafhankelijkheid van de instelling , is hierdoor mede in het geding geraakt, hetgeen schade heeft toegebracht aan de goede naam van onderzoekers en medewerkers van de instelling. De handelwijze van klager is te beschouwen als een inbreuk op de vereiste wetenschappelijke integriteit.
3.6 De door klager aangevoerde misverstanden tussen klager en de firma, die de in geding zijnde brief heeft verzonden, kunnen zijn verantwoordelijkheid voor de brief niet wegnemen of verminderen, nu gebruik van het briefpapier van de instelling voor doeleinden, die daar nimmer voor zijn bedoeld, onder alle omstandigheden had kunnen en dus had moeten worden vermeden.
3.7 Ondanks de verantwoordelijkheid voor de schijn van belangenverstrengeling, is het LOWI van oordeel dat sprake is van één van de lichtere vormen van schending van wetenschappelijke integriteit in vergelijking tot de meer ingrijpende schendingen, zoals fraude, manipulatie van onderzoekgegevens of plagiaat.
Het LOWI neemt hierbij het relatief beperkte bereik en het geringe wetenschappelijke belang van het gepubliceerde artikel, in aanmerking. Het LOWI meent dat deze omstandigheden die aard en omvang van de belangenverstrengeling enigszins relativeren, mede in ogenschouw dienen te worden genomen bij het bepalen van de geëigende sanctie op de schending van wetenschappelijke integriteit.
3.8 Klager heeft opmerkingen geplaatst bij de positie van de beide door het LOWI aangezochte externe deskundigen en klaagt dat sprake is van bevooroordeeldheid en van niet-onafhankelijk en niet-onpartijdig deskundigen. Het LOWI merkt hierover op, dat de verklaringen van de beide deskundigen voor het LOWI waardevolle informatie heeft opgeleverd en in die zin van belang is geweest voor de oordeelsvorming van het LOWI. De reacties van partijen op de verklaringen van de deskundigen zijn mede in het oordeel van het LOWI betrokken.
4. Het Advies
4.1 Het LOWI is van oordeel dat de klachten van procedurele aard zowel ten aanzien van de onjuiste toepassing van de Klachtregeling, alsook ten aanzien van de lange duur van de procedure door de koppeling met een rechtspositionele procedure en daaruit mede voortvloeiende (reputatie)schade alsmede ten aanzien van het achterwege laten van hoor en wederhoor na het uitbrengen van het advies van het CWI gegrond zijn.
Het Bestuur had conform de Klachtregeling binnen twee weken een aanvankelijk besluit moeten nemen over het oordeel van de CWI dat sprake was van schending van wetenschappelijke integriteit wegens handelen in strijd met het … document en over de uitspraak van de CWI dat enigerlei sanctie op zijn plaats zou kunnen zijn.
Nu het Bestuur van mening is dat het LOWI zich niet dient uit te spreken over arbeidsrechtelijke en rechtspositionele geschillen en slechts oordeelt over schending van en inbreuk op wetenschappelijke integriteit – een opvatting, die door het LOWI gedeeld wordt – had het zelf deze twee procedures afzonderlijk moeten voeren en had eerst onomstotelijk vastgesteld dienen te worden, met inbegrip van de procedure bij het LOWI, of daadwerkelijk sprake was van schending van wetenschappelijke integriteit. Een procedure inzake plichtsverzuim, waar andere gegevens en handelingen van klager aan de orde komen, staat hier los van.
4.2 Het LOWI is met de CWI van mening dat sprake is van een onjuist handelen door klager. Dit gedrag is minimaal te beoordelen als onbetamelijk en door het daarboven nemen van risico’s op negatieve gevolgen van de ongeoorloofde belangenverstrengeling voor de goede wetenschappelijke naam en faam van de instelling als schending van wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI volgt daarmee niet de beperkte uitleg die klager aan dat begrip geeft. Ook in de concrete situatie was het de primaire verantwoordelijkheid van klager te handelen volgens de basisbeginselen zoals ook neergelegd in de Gedragscode van 2004. Door zijn feitelijk handelen heeft klager een situatie kunnen laten ontstaan dat buitenstaanders twijfelden aan de wetenschappelijke onafhankelijkheid en objectiviteit van de instelling van het Bestuur, waardoor het vertrouwen in de wetenschap is geschaad.
4.3 Het LOWI kan door de door het Bestuur veroorzaakte vermenging van procedures niet beoordelen of de reeks sancties in deze proportioneel moet worden geacht voor alle elementen, die in het aanvankelijk oordeel van het Bestuur zijn overwogen en zijn meegewogen. Het LOWI spreekt wel uit dat de voorgenomen sancties niet in verhouding staan tot het LOWI – oordeel dat sprake is van een van de lichtere vormen van schending van wetenschappelijke integriteit.
4.4 Het LOWI adviseert het Bestuur het aanvankelijk oordeel alsnog te splitsen in een afzonderlijk besluit over de schending van wetenschappelijke integriteit, al dan niet voorzien van een sanctie, en daarnaast een afzonderlijk besluit te nemen over het gestelde ambtelijk plichtsverzuim. Bij de sanctie voor de schending van wetenschappelijke integriteit adviseert het LOWI het Bestuur mede in zijn besluitvorming te betrekken dat de klachten van klager met betrekking tot belangrijke onderdelen van de gevoerde procedure gegrond verklaard zijn.
Namens het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit,
prof.dr.mr. C.J.M. Schuyt voorzitter
mr. D.G. de Hen secretaris