Categorieën
Advies

Advies 2013-03

Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit

Advies van … 2013 van het LOWI inzake de klacht van … 2013 tegen het (voorlopig) besluit van het College van Bestuur … van … 2013

1. De klacht

Op … 2013 heeft … bij het LOWI (hierna Klaagster) een klacht ingediend tegen het aanvankelijke oordeel van het College van Bestuur van de … (hierna het Bestuur) van … 2013. In dit besluit verklaart het Bestuur de klacht van Klaagster van … 2013 jegens … … (hierna Beklaagde) op dit moment niet-ontvankelijk en dat een inhoudelijke beoordeling vooralsnog achterwege dient te blijven, zolang een gerechtelijke procedure, aangespannen door Klager, nog niet heeft geleid tot een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan.

Een inhoudelijk onderzoek van de klacht kan, aldus het besluit, eventueel plaatsvinden na afloop van deze gerechtelijke procedure, voor zover de rechter zich niet heeft uitgesproken over de punten op het gebied van de wetenschappelijke integriteit. Klaagster is het niet eens met dit besluit en verzoekt het LOWI om een oordeel en een advies uit te brengen over het aanvankelijk oordeel van het Bestuur, met name om het voorlopig niet-ontvankelijk verklaren van haar klacht af te wijzen en het Bestuur te adviseren haar klacht in behandeling te nemen en de handelwijze van Beklaagde in strijd te achten met wetenschappelijke integriteit.

2. De procedure

Klaagster heeft bij e-mails van … 2013 en … 2013 haar klacht toegelicht. Het Bestuur heeft op … 2013 op verzoek van het LOWI (… 2013) het dossier van de klacht opgestuurd. Daarnaast heeft het Bestuur in diezelfde brief op twee punten verweer ingebracht tegen de klacht, te weten:

1) dat ondanks het feit dat de … (hierna ook …) op de hoogte was dat Klaagster door … voor het indienen van haar klacht jegens Beklaagde haar doorverwezen had naar de werkgever van Beklaagde, dit feit niet de reden is geweest om de klacht van Klaagster op dit moment niet in behandeling te nemen;

en

2) haar klacht op dit moment niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de zaak nog onder de rechter is. In deze rechtszaak heeft Klaagster punten aan de orde gesteld die identiek zijn aan de onderdelen van haar klacht bij de …. De inhoudelijke beoordeling van de punten, die aan de orde zijn in de rechtszaak, kan pas door de CWI kan plaatsvinden, als er een onherroepelijke uitspraak ligt.

Per e-mail van … 2013 heeft Klaagster hierop nog een reactie gestuurd aan het LOWI alsook de uitspraak van de Rechtbank … van … 2013 aan het LOWI toegezonden. Het LOWI heeft beide doorgezonden aan het Bestuur die hierop niet nader wenste te reageren.

In voornoemde uitspraak heeft de rechtbank … zich onbevoegd verklaard om het beroep van Klaagster bij deze rechtbank te beoordelen, omdat de subsidieverstrekkende instantie … niet met enig openbaar gezag is bekleed en derhalve geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 onder b van de Algemene wet Bestuursrecht (AwB).

Hoewel deze uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden, zal het LOWI een oordeel en advies met versnelde spoed geven, opdat nieuwe klachten, na deze gerechtelijke procedure, aan het juiste bestuursorgaan zullen worden gericht.

Omdat de klacht voornamelijk betrekking heeft op de formele kwestie van de tijdelijke niet-ontvankelijkheid, en de klacht van Klaagster bij het LOWI zich juist daartegen richt, gaat het LOWI over tot een oordeel en advies, op basis van de schriftelijke stukken. Een hoorzitting acht het LOWI voor de formele kwestie niet nodig.

Het LOWI advies wordt, zoals te doen gebruikelijk, op termijn in geanonimiseerde vorm op de website van het LOWI bekend gemaakt.

Het LOWI stelde zijn advies vast op 26 juli 2013.

3. De overwegingen van het LOWI

Het LOWI is een adviesorgaan dat is opgericht op initiatief van het KNAW, NWO en VSNU.

3.1 Algemene opmerkingen

Het LOWI adviseert de bij het LOWI aangesloten instellingen (KNAW, NWO, VSNU en Stichting Sanquin) over door de besturen van voornoemde instellingen genomen (voorlopig) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijke) klacht hierover bij het LOWI.

Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit op – doch niet uitsluitend – de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 (KNAW, NWO, VSNU), de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 herzien in 2012 (VSNU), de Notitie Wetenschappelijk Onderzoek: dillema’s en verleidingen, 2005 tweede druk (KNAW) dat een nadere uitwerking is van de Notitie Wetenschappelijke Integriteit van 2001, Best Practices for Ensuring Scientific Integrity and Preventing Misconduct 2007 (OECD), The European Code of Conduct for Research Integrity 2010 (ESF, ALLEA) en The Singapore Statement on Research Integrity 2010 (Second World Conference on Research Integrity).

Het gaat hier niet om nieuwe maar om bekende en reeds lang voor codificatie bestaande normen van wetenschapsbeoefening waaraan werd – en wordt – afgemeten wanneer en onder welke omstandigheden sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit. Het uitgangspunt bij de beoordeling van schending van wetenschappelijke integriteit voor het LOWI is in beginsel de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004/2012 (hierna ook Gedragscode).

Schending van deze normen hoeft tevens niet per definitie tot een schending van wetenschappelijke integriteit te leiden. Sprake kan zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat dit tevens resulteert in schending van wetenschappelijke integriteit.

Van schending van wetenschappelijke integriteit is naar het oordeel van het LOWI in ieder geval sprake, indien in openbare publicaties en/of gedragingen wordt gehandeld in strijd met de algemene verplichting om gegevens uit wetenschappelijk onderzoek naar waarheid te presenteren, waarbij met name gegevens van een wetenschappelijk onderzoek niet mogen worden vervalst, gemanipuleerd, verzwegen, verzonnen, of, indien fictief van aard, als echt gepresenteerd, of waarbij gegevens, letterlijke tekstgedeelten en wetenschappelijke ideeën die origineel en uniek zijn, ontleend aan andere bronnen, zonder juiste of volledige bronvermelding en onder eigen naam worden gepubliceerd.

Het LOWI is uitsluitend bevoegd te oordelen over klachten aangaande de procedure en de inhoud van vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civiele kwesties inclusief auteursrechtelijke kwesties.

4. Het oordeel van het LOWI

4.1 Tijdelijke niet-ontvankelijkheid?

Het LOWI bevestigt het oordeel van de CWI dat de klacht van Klaagster van … 2013 niet- ontvankelijk is, echter met verbetering van de gronden waarop dit oordeel berust. In plaats van een tijdelijke niet-ontvankelijkheid uit te spreken had de CWI en het Bestuur de klacht kunnen aanhouden, totdat genoemde gerechtelijke procedure onherroepelijk was geworden.

Een tijdelijke niet-ontvankelijkheidsverklaring (“op dit moment” niet-ontvankelijk) komt in het internationale recht en in het bestuursrecht wel voor, maar voornamelijk indien een gerechtelijke vóórprocedure verplicht voorgeschreven staat (bijvoorbeeld bij de toegang tot het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en bij de verplichte bezwaarprocedure voorafgaand aan een beroepsprocedure in het bestuursrecht). Indien echter gewacht moet worden op de uitspraak van enig rechterlijk college, dat aspecten van dezelfde zaak behandelt, dan kan en mag een behandeling van een zaak worden “aangehouden” tot het moment waarop een relevante uitspraak is gedaan en onherroepelijk is geworden.

De “Klachtenregeling …“ bevat géén bepaling die het verbiedt een klacht in behandeling te nemen, indien het onderwerp en de aard van de klacht in een gerechtelijke procedure van een rechtscollege aan de orde zijn gesteld. In de praktijk is de CWI van de … wel terughoudend in deze. De behandeling van een klacht kan en mag echter ook worden aangehouden, om de uitkomst van een gerechtelijke procedure af te wachten.

Noodzakelijk is dit echter niet, en in dit specifieke geval was daar zelfs geen reden toe, nu de aard van de klacht betrekking heeft op vermeende schending van wetenschappelijke integriteit en hiervoor een aparte klachtprocedure is ontwikkeld door het LOWI en zijn oprichters, zijnde de KNAW, NWO en VSNU. Het beroep van Klaagster bij de rechtbank …betrof echter een besluit van een subsidieverstrekkende instantie, …, en had betrekking op een afwijzing van een subsidieaanvraag en de afwijzing van het door Klaagster gemaakte bezwaar daartegen.

Hoewel Klaagster in deze procedure bij de rechtbank … vragen over vermeende schending van wetenschappelijke integriteit heeft ingebracht, was wetenschappelijke integriteit niet het onderwerp van de besluiten van de subsidieverstrekkende instantie waar dat beroep zich tegen richtte.

De rechtbank … zou zich, zelfs als zij zich wel bevoegd achtte om van het geschil kennis te nemen, hebben onthouden of hebben moeten onthouden om over deze vermeende schending van wetenschappelijke integriteit te oordelen, om niet de grenzen van het bestuursrechtelijke (thans privaatrechtelijke) geschil te buiten te gaan. Geschillen over vermeende schending van wetenschappelijke integriteit worden in een klachtprocedure bij het College van Bestuur aangebracht en, na advies van een CWI, ook door dit College beslist en kunnen derhalve, los van een geheel ander rechtsgeschil, in behandeling worden genomen of wanneer dat opportuun lijkt worden “aangehouden”.

In de klachtprocedure, zoals deze door KNAW, NWO en VSNU in het leven is geroepen en conform de klachtprocedure van Boek 9 van de AwB wordt uitgevoerd, is niet gekozen om geschillen over schending van wetenschappelijke integriteit in een openbare beroepsprocedure voor te leggen aan de bestuursrechter.

De klacht van Klaagster tegen de tijdelijke niet-ontvankelijkheidsoordeel is terecht naar voren gebracht, maar brengt niet het door Klaagster gewenste resultaat, nu het LOWI van oordeel is dat de klacht op andere gronden niet-ontvankelijk moet worden verklaard (zie hieronder).

4.2 Samenloop van klachtprocedures

Op andere gronden komt het LOWI tot het oordeel dat de klacht … 2013 van Klaagster terecht door het Bestuur niet-ontvankelijk is verklaard. Klaagster heeft zich met de klacht tot de CWI van de … gewend, nadat een vertegenwoordiger van … haar had meegedeeld dat haar klacht niet door die instantie zou worden behandeld, enerzijds omdat de vertegenwoordiger van … Klaagster had meegedeeld dat het beoordelen van wetenschappelijke onderzoeksvoorstellen niet beschouwd kan worden als vallend onder wetenschapsbeoefening, anderzijds omdat Klaagster de klacht moet indienen bij de werkgever van Beklaagde.

Dit laatste (klacht indienen bij de werkgever van beklaagde) wordt door het Bestuur niet bestreden, terwijl over het eerste aspect door het Bestuur nog geen oordeel gegeven is, in afwachting van de gerechtelijke procedure. Maar naar het oordeel van het LOWI dient het Bestuur beide klachtonderdelen niet-ontvankelijk te verklaren. Naar het oordeel van het LOWI zijn zowel … als … bevoegd om van beide klachtonderdelen kennis te nemen en te beoordelen, maar bij samenloop van klachtprocedures dient de meest gerede organisatie de klacht in behandeling te nemen, met name die organisatie waar de betwiste handelingen zijn verricht en/of de bestreden besluiten zijn genomen. Het LOWI geeft hiervoor de volgende redenen (onder 4.2.1 en 4.2.2).

4.2.1 Een klacht indienen bij de werkgever van Beklaagde of bij de instantie waar de handelingen zijn verricht en de besluiten zijn genomen?

In beginsel is het juist dat een werkgever van een wetenschapsbeoefenaar een klacht over vermeende schending van wetenschappelijke integriteit over de handelwijze van deze werknemer kan en moet beoordelen, gebaseerd op het feit dat deze instantie in beginsel gerechtigd is om disciplinaire maatregelen te treffen. Dit beginsel strekt zich eveneens uit tot emeriti hoogleraren en andere oud-medewerkers van een Instelling.

Het Bestuur heeft in eerdere integriteitszaken een dergelijke uitgebreide bevoegdheid – terecht – erkend, zelfs nu maatregelen jegens een oud-werknemer door het Bestuur als werkgever niet (of nauwelijks) genomen kunnen worden. Er is immers geen arbeidsrechtelijke relatie meer. Het Bestuur benadrukt met deze uitgebreide bevoegdheid het symbolische belang dat het Bestuur hecht aan het in stand houden van wetenschappelijke integriteit bij al zijn werknemers én oud-werknemers. De naam en reputatie van de Instelling is er mee gemoeid.

Echter, het verschil van de onderhavige klacht met een eerdere zaak waar het Bestuur een klacht jegens emeriti heeft behandeld, is dat nu een andere instantie, zijnde … , eveneens bevoegd is om klachten te behandelen over de handelwijze van personen, die in het kader van werkzaamheden voor … , mogelijk de Nederlandse Gedragscode Wetenschapbeoefening 2004/2012 (hierna Gedragscode), schenden of geschonden hebben. … heeft deze Gedragscode mede in het leven geroepen en bindend gemaakt voor de eigen organisatie. Stel nu dat in het kader van de werkzaamheden van … , het beoordelen van …voorstellen, de normen die voorgeschreven staan in de Gedragscode, ernstig worden geschonden, bijvoorbeeld door een manifest geval van belangenverstrengeling, of door een evident geval van ideeënplagiaat (een beoordelaar wijst een onderzoekvoorstel af, maar gaat daarna de originele ideeën van dit afgewezen voorstel, in eigen onderzoek uitvoeren), dan is de enige organisatie, die de gevolgen van deze ernstige schending kan repareren en het besluit dat mede was gebaseerd op de schending te niet kan doen, … zelf.

Het bestuur van welke Instelling dan ook, heeft die bevoegdheid niet. Een klacht ingediend wegens schending van integriteit tijdens werkzaamheden voor … verricht kan wel door het Bestuur van … worden behandeld en zelfs gegrond worden verklaard, maar als het om gerede maatregelen aankomt, kan het Bestuur van de … de door … genomen en door de schending beïnvloede, “vergiftigde”, besluiten op geen enkele wijze terugnemen.

Om deze reden is het LOWI van oordeel, dat bij samenloop van klachtprocedures – dat wil zeggen als zowel het Bestuur als … bevoegd zijn om de klacht in behandeling te nemen – die organisatie primair voor het in behandeling nemen is aangewezen, waarbinnen de betwiste handelwijzen zich hebben voorgedaan, en die ook de macht en de bevoegdheid heeft om besluiten terug te nemen of te vernietigen of andere consequenties aan de schending te verbinden.

Bovendien heeft … reeds een eigen Regeling … bij het beoordelen van …voorstellen (zelfstandige administratieve beroepsprocedures over de inhoudelijke afwijzing van voorstellen, staan hier geheel buiten). Het LOWI oordeelt derhalve dat het Bestuur dit klachtonderdeel dient te verwijzen naar … en de klacht niet-ontvankelijk dient te verklaren.

4.2.2 Valt het beoordelen van …voorstellen onder wetenschapsbeoefening?

Een tweede reden dat Klaagster zich gewend heeft tot de CWI van … is dat een vertegenwoordiger van … heeft verklaard dat het beoordelen van …voorstellen niet te beschouwen valt als het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Nu Klaagster het met deze opvatting niet eens is en zelfs door de Vertrouwenspersoon …, …, daarin gesteund wordt, heeft zij dit klachtonderdeel aangebracht bij de CWI die er nog niet over heeft geoordeeld.

In beginsel zou de CWI van … en het Bestuur over een dergelijke vraag kunnen oordelen, maar dan doet zich hetzelfde probleem voor als hierboven bij samenloop van klachtprocedures beschreven: als het Bestuur van … tot het oordeel komt dat de Gedragscode een veel ruimere strekking heeft dan uitsluitend het doen van wetenschappelijk onderzoek in enge zin en ook gaat over bijvoorbeeld belangenverstrengeling, ideeënplagiaat, niet-onafhankelijkheid en dergelijke, maar (de vertegenwoordiger van) … blijft de andere mening toegedaan, dan heeft de klacht weinig effect. Het bestuur zou jegens de betreffende persoon zelf wel maatregelen kunnen nemen, maar het beïnvloede “vergiftigde” besluit kan niet door het Bestuur van de Instelling worden teruggenomen of vernietigd.

Nu de opvatting dat het beoordelen van wetenschappelijke …voorstellen zelf niet tot wetenschapsbeoefening behoort, door vertegenwoordigers van … zijn gebezigd, dient die opvatting – wat daar inhoudelijk ook van zij – primair bij die organisatie in een klachtprocedure bestreden te worden. De enkele opvatting van een vertegenwoordiger van … , zonder dat de CWI van … over deze principiële kwestie een advies aan het bestuur van … heeft kunnen geven, is onvoldoende reden om deze zaak door te verwijzen naar de gewezen werkgever van Beklaagde, zijnde het Bestuur van ….

Het LOWI oordeelt derhalve dat het Bestuur ook dit klachtonderdeel om de hierboven gegeven redenen (zijnde: het Bestuur kan geïncrimineerde besluiten niet terugnemen en de opvatting wordt de facto door … aangehangen) dient te verwijzen naar … en de klacht niet-ontvankelijk dient te verklaren. Klaagster dient zich derhalve tot … te wenden.

4.2.3 Opmerking ten overvloede

Ten overvloede merkt het LOWI op dat indien het Bestuur de inhoudelijke klacht van Klaagster wel in behandeling zou nemen (nadat de uitspraak van de rechtbank … van … 2013 onherroepelijk is geworden), het Bestuur ook zou moeten ingaan op een andere principiële rechtsvraag, namelijk of de … is aangesloten bij de door VSNU, NWO en KNAW in het leven geroepen klachtprocedures en bij het LOWI, nu deze … door de rechtbank in haar uitspraak van … 2013 als een privaatrechtelijke rechtspersoon wordt gezien.

Een dergelijke vraag hoort naar het oordeel van het LOWI, eveneens primair door … die het onderzoekprogramma van deze … mede heeft mogelijk gemaakt, en niet door het Bestuur, beantwoord te worden.

5. Advies van het LOWI

Het LOWI adviseert het Bestuur als volgt:

  • Het oordeel van CWI te bevestigen met verbetering van de gronden waarop dat oordeel berust in bovengenoemde zin.
  • De klacht van … 2013 niet-ontvankelijk te verklaren en onverwijld door te sturen naar de meest bevoegde en meest in aanmerking komende instantie om de twee hierboven beoordeelde klachtonderdelen in behandeling te nemen, namelijk … .
  • Dit advies van het LOWI, met opgave van redenen, mee te sturen naar de, naar het oordeel van het LOWI, primaire adressant, … .

Namens het LOWI,

Prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt, Voorzitter

Mr. dr. E.G. van Arkel, Secretaris

Indien Klaagster van mening is dat de behandeling door het LOWI niet naar behoren is geschied, kan Klaagster zich, na het nemen van het definitieve besluit van het Bestuur, op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht richten tot de Nationale Ombudsman.