Advies van het LOWI van 24 november 2014 inzake de klacht van … tegen het voorgenomen besluit van het Bestuur van … 2014.
1. De klacht
De klacht van … (hierna te noemen Klager) betreft het voorgenomen besluit van het Bestuur van … (hierna Bestuur) van … 2014, waarin de klacht van Klager van … jegens … (hierna te noemen Beklaagde/Derde Belanghebbende), niet-ontvankelijk is verklaard.
De klacht van Klager betreft het feit dat dit voorgenomen besluit tot niet-ontvankelijkheid niet is gemotiveerd; tevens dat Beklaagde in zijn hoedanigheid als … een wetenschappelijk advies heeft uitgebracht …, dat niet voldoet aan de eis van objectiviteit en onafhankelijkheid, die in de wetenschap zijn vereist, nu Beklaagde zijn werkzaamheden aan … heeft gebruikt om het …advies een wetenschappelijke status te verlenen. Deze beweerde verstrengeling van belangen wordt door Klager opgevat als wetenschappelijk wangedrag, waartegen het Bestuur, naar de mening van Klager, dient op te treden.
2. De procedure
Reeds op … 2013 heeft Klager zich tot het LOWI gewend met bovengenoemde klacht. Het LOWI heeft op … 2014 geantwoord de klacht niet in behandeling te kunnen nemen, omdat er nog geen voorgenomen besluit van het Bestuur was genomen. Nu het Bestuur dit besluit heeft genomen op … 2014 heeft Klager per brief van … 2014 zijn klacht herhaald en bij het LOWI ingediend. Op … 2014 stuurde Klager een aanvulling van zijn klacht.
Hierop zijn het Bestuur en Beklaagde in de gelegenheid gesteld op de klacht van Klager te reageren. Beklaagde, daartoe per brief van … 2014 in de mogelijkheid gesteld door het LOWI, diende een schriftelijke reactie in bij het LOWI op … 2014. Om en nabij … 2014 zendt Klager een groot aantal bijlagen ter aanvulling op zijn klacht: deze worden door het LOWI doorgezonden aan Beklaagde en het Bestuur. Bij e-mail van … 2014 laat Beklaagde weten zijn verweer in zijn reactie van … 2014 te handhaven.
Op … 2014 dient het Bestuur – eerder aangemaand om te reageren – een verweerschrift in, gevolgd door een uitvoerige schriftelijke reactie van Klager op … 2014 (… pagina’s). Op … 2014 laat Beklaagde weten ten aanzien van het verweerschrift van het Bestuur van … 2014 en de uitvoerige reactie van Klager van … 2014 niets toe te willen voegen aan zijn reactie van … 2014. Ook het Bestuur laat bij e-mail van … 2014 weten niets meer toe te willen voegen aan zijn eerder verweer n.a.v. voornoemde uitvoerige reactie van Klager.
Hierna had het onderzoek afgesloten kunnen worden en door het LOWI op stukken kunnen worden afgehandeld, ware het niet dat Klager op … 2014 aan het Bestuur gevraagd had om inzage te verkrijgen in het advies van de … over de klacht jegens Beklaagde van … 2013 daar dit advies ten grondslag had gelegen aan het voorgenomen besluit. Het Bestuur stuurt dit advies op … 2014 aan Klager, waarna Klager per e-mail van … 2014 naar het Bestuur hierop reageert, met een afschrift (c/c) aan het LOWI.
Het Bestuur verzoekt, per e-mail van … 2014 daarna het LOWI om – gezien … – een ruime tijd om van zijn kant met een eventueel aanvullend verweerschrift te mogen komen op het uitvoerige commentaar van Klager (… pagina’s).
Per brief stuurt Klager aan het LOWI algemene informatie over zijn standpunt … en … 2014.
In zijn vergadering van … 2014 heeft het LOWI, op grond van de aanwezige en door Klager, het Bestuur, en Beklaagde ingebrachte stukken, besloten de zaak op stukken af te doen. Klager, het Bestuur, en Beklaagde zijn conform bericht alsook dat het LOWI op zo kort mogelijke termijn tot het uitbrengen van het advies zal overgaan.
Het LOWI verontschuldigt zich in dit advies, uitgebracht … 2014, dat het lang heeft gewacht met het opstellen van zijn advies. Dit laat zich verklaren … door … , alsook de uitvoerige reactie van Klager op het verweerschrift van het Bestuur en de mogelijkheid tot het geven van een reactie aan het Bestuur.
3. Standpunten van Partijen
3.1. Standpunt van Klager
Klager meent dat sprake is van een verstrengeling van belangen bij het opstellen van … door Beklaagde in diens hoedanigheid van…. Dit rapport van … mist, naar de mening van Klager, objectiviteit en onafhankelijkheid, en het bevat een onjuiste inhoud, die door Beklaagde had moeten worden gerectificeerd. Nu Beklaagde daar niet toe bereid is geweest, heeft hij zich schuldig gemaakt aan wetenschappelijk wangedrag, aldus Klager die beweert hierdoor in zijn belangen te zijn geschaad.
Tevens beweert Klager dat Beklaagde zich bij het opstellen van … en andere … ten onrechte heeft laten voorstaan op… . Dit laatste wordt door Klager eveneens opgevat als schending van wetenschappelijke integriteit, doordat … belangen worden gediend middels het aanvoeren van een wetenschappelijke status.
3.2. Standpunt van het Bestuur
Het Bestuur stelt in zijn verweerschrift van … 2014 dat op grond van artikel … van … (hierna Klachtenregeling WI) slechts geklaagd kan worden over [die] handelingen die zijn verricht … .
Het Bestuur stelt met het oog op vorenstaande dat … volstrekt los staat van … …., aldus het Bestuur, is alleen verantwoordelijk voor de werkzaamheden die Beklaagde verricht in zijn hoedanigheid als …. Op grond hiervan heeft het Bestuur de klacht van Klager niet-ontvankelijk verklaard.
Het Bestuur is van mening dat ook het LOWI de klacht van Klager niet-ontvankelijk dient te verklaren en niet in behandeling dient te nemen krachtens artikel 1 van het LOWI-Reglement. Hierin staat Beklaagde als volgt gedefinieerd:
“Onderzoek(st)er die werkzaam is (geweest) bij de lnstelling en hij of zij die wetenschappelijk werk [heeft) verricht in relatie met of onder gezag van een lnstelling, al dan niet op basis van een aanstelling of arbeidsovereenkomst.”
Het handelen van Beklaagde valt niet binnen de taak van het LOWI, aldus het Bestuur, omdat de bevoegdheid van het LOWI uitsluitend handelen in het kader van zijn werkzaamheden voor de aangesloten instelling betreft, en de onderhavige, betwiste activiteit van Beklaagde daar niet onder valt.
3.3. Standpunt van Beklaagde/Derde Belanghebbende
Beklaagde stelt in zijn verweerschrift van … 2014 dat het onderhavige onderzoek ( bedoeld wordt…) geen activiteit van wetenschapsbeoefening in de zin van de Nederlandse gedragscode Wetenschapsbeoefening betreft, doch een opdracht …; en dat geschillen over een dergelijk product beslecht dienen te worden door de civiele rechter. Bovendien is het onderhavige onderzoek niet uitgevoerd door Beklaagde.
4. Overwegingen van het LOWI
4.1. Algemeen
Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopig) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijke) klacht hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair op – doch niet uitsluitend – de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 herzien in 2012 en 2014 (VSNU).
Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke tijdschriften, bij voorkeur in het tijdschrift waarin het bekritiseerde artikel is verschenen. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.
4.2. Ne bis in idem?
Het LOWI dient allereerst de vraag te beantwoorden of de klacht in behandeling kan worden genomen, nu dezelfde klacht jegens dezelfde Beklaagde reeds door het LOWI is behandeld en beoordeeld in zijn advies van … . Klacht, Klager en Beklaagde zijn identiek, slechts de (bij het LOWI aangesloten) Instelling verschilt. In zo een geval geldt in beginsel artikel 7.4 van het LOWI-Reglement dat behelst dat een klacht niet voor een tweede maal in behandeling kan worden genomen.
Naar het oordeel van het LOWI is er echter één verschil tussen beide zaken, namelijk het feit dat Beklaagde bij … niet in dienst was van de (bij het LOWI aangesloten) Instelling waarop het advies van … betrekking had. In de onderhavige klacht is Beklaagde ten tijde van … – anders dan bij het advies van … – als … verbonden aan … . Nu de klacht betrekking heeft op juist de beweerde verstrengeling van belangen door Beklaagde van … en zijn werkzaamheden als…, dient de klacht om deze reden door het LOWI in behandeling te worden genomen.
4.3 Niet in dienstverband werkzaam bij … ?
Direct hierop volgend dient het LOWI de vraag te beantwoorden die naar voren is gebracht door het Bestuur, namelijk dat Beklaagde niet … bij … en het … ook niet heeft verricht in het kader van …, “al dan niet op basis van…”.
In beginsel heeft het Bestuur in zijn verweer het gelijk aan zijn kant: slechts jegens … de instelling kan een klacht wegens vermeende schending van wetenschappelijke integriteit worden ingediend. Uitzonderingen van personen jegens wie wel geklaagd kan worden, ook al zijn die niet (meer) in dienstverband werkzaam bij een instelling, zijn emeriti hoogleraren en zogenaamde buitenpromovendi.
Het LOWI is van mening dat toegevoegd onderzoekers, die niet in dienst zijn van een instelling, onder dezelfde uitzonderingscategorie als emeriti en buitenpromovendi vallen, waarop de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening in beginsel van toepassing is. Immers zij kunnen met eventuele handelingen en gedragingen, die als wetenschappelijk wangedrag kunnen worden gekwalificeerd, de naam en faam van een onderzoekgroep en de instelling zelf, schade berokkenen.
De sanctie die de instelling bij dit eventuele wangedrag kan toepassen is de (directe) beëindiging van de status van toegevoegd onderzoeker. Om die reden meent het LOWI dat de status van toegevoegd onderzoeker relevant is voor de vraag of een klacht jegens een toegevoegd onderzoeker ontvankelijk kan worden verklaard en derhalve in behandeling kan worden genomen.
Ten tweede dient in dit kader de vraag beantwoord te worden of het … wel in het kader van de werkzaamheden van de instelling en onder het gezag van de instelling zijn verricht. Het is evident dat … op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de opdracht tot onderzoek noch bij de uitvoering van het onderzoek. Dit onderdeel van de klacht dient naar de mening van het LOWI dan ook terecht tot niet-ontvankelijkheid te leiden.
Nu echter de klacht tevens bestaat uit de verstrengeling van belangen doordat beweerdelijk Beklaagde gebruik heeft gemaakt van … om … en andere opdrachten te verwerven, zou deze klacht door het Bestuur in behandeling genomen dienen te worden, met name om vast te stellen of deze beweerde belangenverstrengeling feitelijk wel of niet heeft plaatsgevonden en zo de naam van … te vrijwaren van onjuiste beschuldigingen.
Doordat het Bestuur de klacht op grond van het niet-werknemerschap van Beklaagde niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het Bestuur niet toegekomen aan bovengenoemde vraag van belangenverstrengeling door … bij het verkrijgen van de opdracht (in casu om …). Het advies van … aan het Bestuur gaat op dit punt wel in op de rol van Beklaagde bij…: hij constateert dat … niet van de hand van Beklaagde is geweest (… van het advies van …), hetgeen overigens weer wordt betwist door Klager. Voordat de rol van Beklaagde bij … door het LOWI kan worden beoordeeld, dient, naar het oordeel van het LOWI, eerst nog een andere, wezenlijker, vraag aan de orde gesteld te worden (zie 4.4).
4.4 Heeft de klacht betrekking op wetenschappelijk onderzoek?
Doordat het Bestuur de klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het eveneens niet toegekomen aan een tweede vraag, die naar de mening van het LOWI in deze procedure relevant is, namelijk of bij … sprake is (geweest) van een wetenschappelijk onderzoek. Zoals het LOWI in voornoemd advies van … heeft geoordeeld werd … door … opgesteld ten behoeve van …, die door Klager was ingesteld bij … en had die … betrekking op … . Het … valt derhalve te kwalificeren als een … in een … geding.
Naar het oordeel van het LOWI valt het … in deze bestuursrechtelijke context niet te kwalificeren als een wetenschappelijk werk of wetenschappelijk rapport: het valt te beschouwen als een bestuurlijk advies over de rechtmatigheid van … . Het … bevat (dan ook) geen wetenschappelijke probleemstelling, er wordt niet verwezen naar wetenschappelijke literatuur en een publicatie in een wetenschappelijk medium werd niet beoogd. Onderzoek naar bestuurlijk … wordt wel als ‘onderzoek’ aangeduid, maar heeft niet de pretentie noch de karakteristieke kenmerken van wetenschappelijk onderzoek. De conclusies van het … zijn bij uitstek normatief-juridisch van aard en hebben betrekking op concrete handelwijze van… .
Het LOWI herhaalt in dit advies daarom zijn conclusie van voornoemd LOWI-advies van … dat het … niet gezien kan worden als een wetenschappelijk onderzoek, zodat de beoordeling van dit … om die reden buiten het bereik van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening valt.
Het LOWI is van oordeel dat de klacht van Klager dan ook terecht door het Bestuur niet-ontvankelijk is verklaard, maar vult de grond waarop deze niet-ontvankelijkheid berust aan, in de zin dat de klacht geen betrekking heeft op wetenschappelijke activiteiten van Beklaagde. Het vervaardigen en het handhaven van het … kunnen slechts worden toegerekend aan de … activiteiten van Beklaagde en… .
5. Oordeel en advies van het LOWI
5.1. Oordeel van het LOWI
Het LOWI is van oordeel dat de klacht van Klager – dat het Bestuur ten onrechte zijn klacht van … 2013 jegens Beklaagde (ongemotiveerd) niet-ontvankelijk heeft verklaard – ongegrond is.
5.2. Advies van het LOWI
Het LOWI adviseert het Bestuur het voorlopig besluit van … 2014 te bevestigen, met verbetering en aanvulling van de gronden waarop het berust, zoals omschreven in 4.4.
Het LOWI adviseert het Bestuur het voorlopig besluit te willen heroverwegen in die zin dat in beginsel … wel van toepassing kan worden geacht op … . Op grond van de mogelijkheid tot een sanctie, die bestaat uit de beëindiging van de status van toegevoegd onderzoeker, is het LOWI van oordeel dat hierin voldoende reden bestaat om klachten over toegevoegde onderzoekers, in analogie met buitenpromovendi, in behandeling te nemen.
Namens het LOWI,
Dr. mr. C.J.M. Schuyt, voorzitter
Mr. dr. E.G. van Arkel, secretaris