Advies van 2014 van het LOWI inzake de klacht van 2013 van … namens … tegen het voorgenomen besluit van het Bestuur van … van … 2013.
1. De klacht
Op … 2013 heeft …, namens …, (hierna te noemen Klager) een klacht ingediend bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI). De klacht is gericht tegen het voorgenomen besluit van het … Bestuur van … (hierna te noemen Bestuur en …) van … 2013, waarin het Bestuur de primaire klacht van Klager van … 2013, aangevuld en onderbouwd op …2013, niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De primaire klacht is gericht tegen …(hierna Beklaagde), … werkzaam aan …, tevens directeur van ……(hierna …). De commissie wetenschappelijke integriteit van …(hierna te noemen CWI) heeft in haar advies van …2013 het Bestuur geadviseerd de klacht van Klager niet-ontvankelijk te verklaren.
Klager is het met het voorgenomen besluit van het Bestuur niet eens, omdat zijn “klacht niet zorgvuldig en inhoudelijk niet correct (is) behandeld” (…). Klager verzoekt het LOWI het Bestuur te adviseren tot een hernieuwde inhoudelijke behandeling van de klacht of anders, conform het Reglement van het LOWI, zelf “een fundamenteel onderzoek” naar de primaire klacht in te stellen. In een uitvoerig klachtschrift met een aantal omvangrijke bijlagen betoogt Klager waarom het voorlopig besluit van het Bestuur onjuist is (zie hieronder punt 3).
2. De procedure
In zijn vergadering van … 2013 heeft het LOWI besloten om de klacht van Klager in behandeling te nemen. Het LOWI heeft daarop het Bestuur verzocht het gehele dossier van de klacht in eerste aanleg op te sturen naar het LOWI en tevens het Bestuur in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een verweerschrift in te dienen. Op … 2013 heeft het Bestuur een verweerschrift ingediend, waarna het LOWI op … 2013 Klager verzocht heeft hierop, desgewenst, te reageren. Klager heeft op … een uitvoerige reactie aan het LOWI doen toekomen.
Hierop heeft het Bestuur het LOWI te kennen gegeven geen behoefte te hebben in tweede termijn hierop te reageren.
Ten overvloede merkt het LOWI op dat het een aantal stukken aan Klager heeft geretourneerd.
Een deel had met name betrekking op een integriteitsklacht tegen de zakelijk partner van Beklaagde … Nu deze partner op geen enkele wijze verbonden is bij enige universiteit in Nederland valt deze klacht geheel buiten de bevoegdheid van het LOWI.
Het LOWI wenst daarbij op geen enkele wijze in kennis gesteld te worden van vertrouwelijke stukken die betrekking hebben op integriteitszaken bij andere beroepsgroepen en waaraan voor Klager als indiener van de klacht de eis tot vertrouwelijkheid is geboden. Het LOWI is hiervan niet gediend, nu het meesturen van deze stukken kan worden uitgelegd als een poging Beklaagde in een bepaald licht te stellen, met name om ‘guilt by association’ te suggereren. Voor een klachtprocedure bij het LOWI geldt eveneens de eis tot vertrouwelijkheid van alle betrokkenen.
Het andere deel van de stukken had betrekking op het civiele geschil tussen Klager en Beklaagde en is het LOWI niet bevoegd zich over privaatrechtelijke betrekkingen uit te spreken. Slechts het … rapport … en het tegenrapport van … die tevens bij deze stukken gevoegd waren, speelden een rol in de integriteitsklacht van Klager jegens Beklaagde en zijn deze door het LOWI meegenomen in de integriteitsklacht.
Na uitwisseling van de stukken heeft het LOWI het onderzoek gesloten. Het LOWI is van oordeel dat een hoorzitting met partijen niet noodzakelijk is om tot een advies te komen over de (niet)ontvankelijkheid van de primaire klacht. Het advies is om die reden afgedaan op stukken.
Het LOWI-advies wordt, zoals te doen gebruikelijk, op termijn op geanonimiseerde vorm op de website van het LOWI bekend gemaakt.
3. Standpunten van partijen
Het voorlopig besluit van het Bestuur is gebaseerd op het advies van de CWI en bevat vier redenen tot niet- ontvankelijkheid van de klacht.
Ten eerste wordt in het CWI-advies gesteld dat Beklaagde niet de auteur is van het betwiste … rapport en derhalve niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de inhoud ervan. De zakelijk partner van beklaagde is de hoofdauteur van dit rapport en deze partner is niet in dienst van….
Ten tweede is het de CWI niet duidelijk geworden van welk handelen of nalaten Beklaagde precies wordt beticht. De CWI stelt dat medewerkers van … niet automatisch ook medewerkers zijn van ….
Ten derde heeft de klacht van Klager geen betrekking op de wetenschappelijke werkzaamheden (onderzoek of onderwijs) van Beklaagde als …, maar op diens commerciële activiteiten als partner van … – een bureau op het gebied van ….
Ten vierde is het de CWI niet duidelijk geworden welke relevantie een uitspraak inzake wetenschappelijke integriteit heeft voor het civielrechtelijke geschil tussen Klager en Beklaagde.
Het Bestuur heeft deze standpunten in zijn voorgenomen besluit overgenomen; in verweer heeft het bestuur deze standpunten herhaald en gehandhaafd.
Klager is het met geen van deze vier redenen eens.
Naar de mening van Klager is Beklaagde wel degelijk betrokken geweest bij de totstandkoming van het … rapport, met name bij de offerte, de formulering van de opdracht, het … onderzoek zelf, de correspondentie over dit onderzoek en is Beklaagde ook partij in het privaatrechtelijke geschil over de inhoud van het …rapport.
Ten tweede is naar de mening van Klager geheel duidelijk gemaakt dat Beklaagde wordt verweten dat die niet overgegaan is tot rectificatie of intrekking van het …rapport. Naar de mening van Klager is het volharden in de zijns inziens onjuiste inhoud van het …rapport in strijd met de wetenschappelijke integriteit die een onderzoeker volgens de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004/2012 (hierna: Gedragscode) betaamt.
Ten derde strekt de Gedragscode zich ook uit tot de commerciële activiteiten van een hoogleraar/wetenschapsbeoefenaar, omdat … ook buiten de poorten van de universiteit zich naar de eisen van de Gedragscode dient te gedragen, zeker wanneer die activiteiten
worden aangekondigd en uitgedragen met wetenschappelijke titels. Dit geldt ook … die slechts in deeltijd aan een universiteit zijn verbonden.
Klager verwijst hierbij naar een vorig advies van het LOWI, waarin het LOWI stelde “dat niet alle wetenschappelijke handelingen uitputtend in de Gedragscode zijn vermeld en dat ook handelingen die niet vermeld zijn in de Code onder de Code kúnnen vallen”. Het betrof hier een wetenschappelijke getuige-deskundige verklaring voor een rechtbank (… 2013).
Tenslotte stelt Klager in zijn klachtschrift dat het doel van een uitspraak van de CWI en het Bestuur over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit van Beklaagde wel relevant is, omdat een dergelijke uitspraak “een opening kan verschaffen” in het civielrechtelijke geding dat Klager voert met Beklaagde.
In de reactie op het verweerschrift van het Bestuur herhaalt Klager zijn standpunten, die hij vervolgens doet vergezellen onder andere met vele – naar de mening van het LOWI – niet voor de integriteitsklacht ter zake doende verwijzingen en verwijten naar andere … misstanden in Nederlandse … en naar andere … rapporten over dergelijke … aangelegenheden.
Het LOWI heeft kennis genomen van deze uitgebreide beschouwingen, echter zonder die in zijn advies te betrekken omdat de beschuldigingen en beschouwingen, naar het oordeel van het LOWI, buiten de klacht bij het LOWI vallen.
4. Overwegingen van het LOWI
Het LOWI is een adviesorgaan dat is opgericht op initiatief van het KNAW, NWO en VSNU.
4.1 Algemene opmerkingen
Het LOWI adviseert de bij het LOWI aangesloten instellingen (KNAW, NWO, VSNU en Stichting Sanquin) over door de besturen van voornoemde instellingen genomen (voorlopig) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijke) klacht hierover bij het LOWI.
Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit op – doch niet uitsluitend – de normen van wetenschappelijke integriteit die primair zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 herzien in 2012 (VSNU). Het uitgangspunt bij de beoordeling van schending van wetenschappelijke integriteit voor het LOWI is in beginsel de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004/2012 (hierna ook Gedragscode).
Hiernaast laat het LOWI zich ook leiden door de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 (KNAW, NWO, VSNU) en de Notitie Wetenschappelijk Onderzoek: dilemma’s en verleidingen, 2005 tweede druk (KNAW) dat een uitwerking is van de Notitie Wetenschappelijke Integriteit van 2001, alsook door internationale normen vastgelegd in Best Practices for Ensuring Scientific Integrity and Preventing Misconduct 2007 (OECD), The European Code of Conduct for Research Integrity 2010 (ESF, ALLEA),The Singapore Statement on Research Integrity 2010 en The Montreal Statement 2013.
Het gaat hier niet om nieuwe maar om bekende en reeds lang voor codificatie bestaande normen van wetenschapsbeoefening waaraan werd – en wordt – afgemeten wanneer en onder welke omstandigheden sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.
Schending van deze (inter)nationale normen leidt niet per definitie tot een schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat dit resulteert in schending van wetenschappelijke integriteit.
Bij de vraag of sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit kan het LOWI gewicht toekennen aan deskundigenoordelen. Het LOWI is echter niet gebonden aan deze oordelen. Ook niet wanneer de deskundigen zich uitspreken over schending van wetenschappelijke integriteit. Uitsluitend het LOWI is bevoegd te oordelen over klachten aangaande de procedure en de inhoud van vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civielrechtelijke kwesties noch wetenschappelijke controversen. Bij schending van wetenschappelijke integriteit is het derhalve van belang onderscheid te maken tussen schending van wetenschappelijke integriteit enerzijds, en bekritiseerbare of slechte wetenschap anderzijds.
Bij kritiseerbare en slechte wetenschap is veelal sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke tijdschriften, bij voorkeur in het tijdschrift waarin het bekritiseerde artikel is verschenen. Het LOWI is noch uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.
4.2 Overwegingen van het LOWI ten aanzien van de klacht c.q. 4 klachtonderdelen
4.2.1 Is Beklaagde als auteur of anderszins betrokken geweest bij de totstandkoming van het rapport?
Naast de overweging van de CWI dat Beklaagde niet de auteur is van het rapport, constateert het LOWI allereerst dat het betwiste …rapport is uitgebracht op …, dat wil zeggen ruim vóórdat Beklaagde in dienst trad van …, namelijk op …. Al hetgeen voor deze datum van indiensttreding door Beklaagde is gedaan, gezegd of geschreven, kan naar het oordeel van het LOWI niet als handelingen worden beschouwd die voor … bepalend zijn voor een oordeel inzake wetenschappelijke integriteit. Immers, deze oordelen kunnen slechts betrekking hebben op personen in dienst van …. Dit geldt eveneens voor de hoofdauteur van het …rapport, die niet in dienst is van …, zoals de CWI terecht opmerkt.
Van de handelingen die ná indiensttreding van Beklaagde (…door Beklaagde zijn verricht en die door Klager worden beschouwd als schending van wetenschappelijke integriteit kan alleen het niet voldoen aan de eis van Klager tot rectificatie en/of intrekking van het … rapport, zoals deze eis in het civielrechtelijke geschil is neergelegd, in aanmerking komen als mogelijk relevante handeling inzake wetenschappelijke integriteit op grond van de Gedragscode.
Het niet voldoen aan een eis in een civielrechtelijk geding en/of het intrekken van een door een andere hoofdauteur geschreven rapport kunnen evenwel niet gelden als na te komen eisen van wetenschappelijke beroepsuitoefening, al dan niet voortvloeiend uit de Gedragscode. De klachtprocedure inzake wetenschappelijke integriteit is voorts ingesteld noch bedoeld geweest om een opening te forceren in een civielrechtelijk geschil.
Daar komt bij dat zowel in het LOWI Reglement als in vele universitaire regelingen wetenschappelijke integriteit een integriteitsklacht niet in behandeling mag worden genomen, wanneer de klacht ziet op een strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk proces c.q. is het LOWI niet bevoegd zich over straf-civiel-bestuursrechtelijke betrekkingen uit te spreken. In de Regeling wetenschappelijke integriteit … staat een dergelijke bepaling niet, maar dat maakt het oordeel van het LOWI inzake de ontvankelijkheid van de eerste klacht niet anders.
Ook gaat de verwijzing van Klager naar eerdere jurisprudentie van het LOWI niet op in de zin dat het bij de desbetreffende zaak ging om een hoogleraar die een wetenschappelijk advies schreef in opdracht van de Rechtbank uit hoofde van zijn expertise als hoogleraar en ook in hoedanigheid als hoogleraar. Zie meer specifiek onder 4.2.3.
De eerste klacht c.q. het eerste klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
4.2.2 Is de klacht van Klager in eerste aanleg duidelijk genoeg?
De CWI stelt dat het niet duidelijk geworden is welk handelen of nalaten door Klager aan Beklaagde precies wordt verweten. Uit het klachtschrift van Klager maakt het LOWI echter op dat het voornaamste en permanent verwijt dat jegens Beklaagde wordt geuit betrekking heeft op het rectificeren en/of intrekken van het … rapport. In zoverre is de klacht van Klager dat het duidelijk is wat door hem verweten wordt, terecht naar voren gebracht.
Deze klacht kan inhoudelijk echter niet slagen. De eis tot rectificatie en/of intrekking hebben betrekking op de auteur(s) van het … rapport echter zijn die niet in dienst zijn van …. Voorts geldt voor Beklaagde, nu hij geen hoofdauteur is van het … rapport, dat hij het niet in zijn macht heeft om alléén en zelfstandig te beslissen over een dergelijke rectificatie en/of intrekking.
De tweede klacht c.q. het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
4.2.3 Heeft de klacht betrekking op werkzaamheden van Beklaagde als hoogleraar aan …?
De CWI stelt in haar advies dat de klacht geen betrekking heeft op de werkzaamheden van Beklaagde, … verricht aan …, maar als onderdeel van een … bureau dat buiten de universiteit werkzaamheden verricht. Klager stelt daarentegen dat een hoogleraar/wetenschapsbeoefenaar, ook al heeft hij/zij slechts een deeltijdaanstelling, te allen tijde onderworpen is aan de eisen die de Gedragscode stelt, óók als dit commerciële activiteiten zijn, die met academische titels worden aangekondigd of verworven. Klager verwijst hiervoor naar eerdere adviezen van het LOWI.
Deze verwijzing is onjuist zoals hiervoor reeds onder 4.2.1 opgemerkt. Het LOWI voegt hier aan toe dat uit jurisprudentie van het LOWI weliswaar voortvloeit dat ook buitenuniversitaire activiteiten die betrekking hebben op specifiek wetenschappelijk werk, zoals een getuige- deskundige verklaring voor een rechtbank die specifiek is gevraagd vanwege de wetenschappelijke deskundigheid kunnen vallen onder de Gedragscode (zie hiervoor onder 4.2.1 en meer specifiek website knaw.lowi.adviezen onder 2012 nr. 2).
Echter, wanneer de buitenuniversitaire werkzaamheden geen betrekking hebben op wetenschappelijk werk, in casu een voorzitterschap van een particuliere vereniging of Stichting, kunnen dergelijke activiteiten niet als wetenschappelijk werk worden gekwalificeerd, zelfs niet als daar de titel van hoogleraar wordt gedragen of meegevoerd (zie website knaw.lowi.adviezen onder 2012, nr. 1). Het is daarom dat de in 2012 hernieuwde en aangescherpte Gedragscode ervoor waakt dat deze twee rollen niet in een belangenverstrengeling uitmonden: de verschillende activiteiten moeten duidelijk als zodanig in de openbaarheid (kunnen) worden onderscheiden (zie het nieuwe artikel van de Beroepscode IV.8).
Alvorens het LOWI in de onderhavige kwestie kan beoordelen of de derde klacht c.q. het derde klachtonderdeel (on) gegrond is, dient het LOWI de vraag te beantwoorden tot welk soort activiteit, namelijk wetenschappelijk rapport of commercieel-… advies, het … rapport gerekend kan worden – een vraag waar de CWI aan voorbij is gegaan.
Wat is de aard van het rapport?
Het … rapport van … werd opgesteld ten behoeve van een klachtprocedure, die door Klager was ingesteld bij … (hierna: …) en betrekking had op de integriteit van het … handelen van … en …bij …. Het … rapport valt derhalve te kwalificeren als een deskundigenrapport in een … klachtgeding over het handelen …. Klager had de voor de besluiten van … normaal openstaande bezwaar-en beroepsprocedure van … niet gevolgd en deed derhalve een beroep op de klachtprocedure bij … om de besluiten alsnog aan te vechten.
Naar het oordeel van het LOWI valt het rapport in deze … context onmogelijk te kwalificeren als een wetenschappelijk werk of wetenschappelijk rapport; het is te beschouwen als een … advies over de rechtmatigheid van het optreden van …. Er is geen wetenschappelijke probleemstelling, er wordt niet verwezen naar wetenschappelijke literatuur en een wetenschappelijke publicatie in een wetenschappelijk medium werd niet beoogd. Hier doet niet aan af dat in het rapport wordt gesproken van “onderzoek” en van “integriteit”.
Onderzoek naar … optreden is wel onderzoek, maar heeft niet de pretentie noch de karakteristieke kenmerken van wetenschappelijk onderzoek. Integendeel, de conclusies van het rapport zijn bij uitstek normatief-juridisch van aard en hebben betrekking op de concrete handelwijze van bovengenoemde …. Voorts worden de geschiedenis van de besluitvorming en onderlinge betrekkingen nauwkeurig beschreven, met het oog op een normatieve conclusie, en worden er uitspraken gedaan over de integriteit van betrokkenen en wordt er geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.
Dit kan niet worden gelijk gesteld aan een conclusie van een wetenschappelijk onderzoek, zoals ook een advies van het LOWI in een klachtprocedure niet beschouwd kan worden als een resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Mutatis mutandis geldt dit ook voor het door de Klager aangevraagd en tegen betaling vervaardigd tegenrapport van van …. Dat hierbij de wetenschappelijke titels worden vermeld maakt dit niet anders. De conclusie van het tegenrapport is eveneens stellig normatief waar onder meer wordt gesteld dat: “…” en “ …”
Het is uiteraard denkbaar dat over een reeks van adviezen over … integriteit een wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan en dat daar over gerapporteerd wordt in wetenschappelijke tijdschriften. Dit is niet het geval bij het betwiste rapport, te meer niet waar in dit rapport (anders dan bij een dergelijk wetenschappelijk onderzoek) concrete namen van betrokkenen, van … en van concrete omstandigheden worden vermeld.
De conclusie van het LOWI is dat het … rapport niet gezien kan worden als een wetenschappelijk onderzoek, zodat om die reden (het vervaardigen vóór indiensttreding van Beklaagde bij … en) het handhaven van het … rapport nadat Beklaagde in dienst trad van…, moet worden toegerekend aan de commerciële activiteiten van Beklaagde en diens zakelijke partner.
De derde klacht c.q. het derde klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
4.2.4 Relevantie van het oordeel over wetenschappelijke integriteit voor het civielrechtelijk geschil.
De CWI stelt dat niet duidelijk geworden is uit de primaire klacht wat de relevantie zou kunnen zijn van een oordeel van de CWI over wetenschappelijke integriteit voor het civielrechtelijke geschil. Voor Klager is dit wel duidelijk, namelijk dat hij meent dat bij een voor Klager gunstig oordeel een opening wordt gevonden in dit civiele geschil.
Zoals het LOWI onder paragraaf 4.2.1 reeds heeft vermeld is de klachtprocedure wetenschappelijke integriteit niet ingesteld noch bedoeld als hefboom in civielrechtelijke kwesties. Het LOWI bevestigt derhalve het oordeel van de CWI in deze en acht de vierde klacht c.q. het vierde klachtonderdeel ongegrond.
5. Oordeel en advies van het LOWI
Het LOWI is van oordeel dat de klacht c.q. de vier klachtonderdelen van Klager bij het LOWI zelfstandig en/of in samenhang ongegrond zijn en dat het voorlopig besluit van het Bestuur derhalve door het LOWI bevestigd wordt. Het Bestuur heeft terecht de klacht van Klager in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard.
Het LOWI adviseert het Bestuur het voorlopig besluit te bekrachtigen in het definitieve besluit, zij het op uitgebreider en verbeterde gronden waarop het voorlopige besluit berust. Het LOWI wijst, naast hetgeen het CWI heeft geadviseerd, op de datum van indiensttreding van Beklaagde, op de bijzondere, juridisch-normatieve aard van het … rapport en op de verstrengeling van de eis tot rectificatie en/of intrekking van het … rapport met het civielrechtelijke geschil. Op zichzelf genomen zou elk aspect reeds tot een niet-ontvankelijkheid van de klacht in eerste aanleg kunnen leiden, maar ook gezamenlijk leiden deze aspecten tot een niet- ontvankelijkheidsoordeel.
Daarnaast adviseert het LOWI het Bestuur om bij een komende herziening van de Regeling wetenschappelijke integriteit … een bepaling op te nemen, zoals impliciet reeds voortvloeit uit de
Gedragscode en expliciet uit het LOWI Reglement dat een klacht wegens wetenschappelijke integriteit niet in behandeling kan worden genomen wanneer deze ziet op een strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of civielrechtelijk proces.
Ten slotte adviseert het LOWI het Bestuur er voor te waken dat de schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden, bij onderzoekers in deeltijd, die naast hun wetenschappelijke werk, andere en met name commerciële activiteiten ondernemen en te handelen conform artikel IV.8 van de Gedragscode.
Om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, dient bij die andere activiteiten in beginsel niet verwezen te worden naar hun academische hoedanigheid, indien die activiteiten op zich zelf niet-wetenschappelijk van aard zijn en/of niet leiden tot wetenschappelijke prestaties. Voorts dient steeds op zijn minst melding gemaakt te worden, zoals nu reeds in de biomedische sfeer geldt, van (g)een verbintenis met commerciële instellingen, indien zij over dat werk wetenschappelijke publicaties het licht doen zien.
Namens het LOWI
Dr. mr. C.J.M. Schuyt, Voorzitter
Mr. dr. E.G. van Arkel, Secretaris