Advies van het LOWI van 2 november 2016 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 18 juni 2015 betreffende het voorlopige besluit van het … Bestuur van …, inzake een klacht van 26 november 2014 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door …, … en … .
1. Het verzoek
Op 18 juni 2015 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorgenomen besluit van het Bestuur van 20 mei 2015 (verder: besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 26 november 2014 (verder: klacht).
De klacht
De klacht betreft een artikel van de hand van … (verder: Belanghebbende 1), … (verder: Belanghebbende 2), en … (verder: Belanghebbende 3) (alle gezamenlijk verder: Belanghebbenden) … 2014 (verder: artikel 2014) en een bijdrage van Belanghebbenden met drie anderen aan de proceedings van … 2013 (verder: proceedings 2013).
De klacht bestaat uit zes klachtonderdelen. Deze luiden, samengevat, als volgt. Belanghebbenden hebben vermeden om het werk van Verzoeker te citeren, terwijl dat – onder meer voor een correcte interpretatie van hun werk – wel vereist zou zijn. Twee artikelen van de hand van Verzoeker (… 2014 en … 2014) hadden moeten worden genoemd in het artikel 2014 en een derde publicatie (een gebruikershandleiding) van de hand van Verzoeker (… 2013 …) was zowel relevant voor het artikel 2014, als voor de proceedings 2013 (klachtonderdeel 1).
Aangezien Belanghebbenden bekend zijn met het werk van Verzoeker, zijn deze omissies opzettelijk gemaakt (klachtonderdeel 2).
Nadat Verzoeker Belanghebbenden naar aanleiding van de omissies in hun proceedings 2013 had aangesproken, hebben zij toegezegd in het vervolg zorgvuldiger te zijn, maar deze toezegging is in het latere artikel 2014 niet nagekomen (klachtonderdeel 3).
Verder is het artikel 2014 misleidend omdat het als nieuw publiceert wat al eerder, namelijk in het proefschrift van Belanghebbende 2, is gepubliceerd, terwijl Verzoeker grotendeels dezelfde …methode heeft gebruikt in een van zijn artikelen en daarin de vergelijking van … met … veel grondiger heeft gedaan (klachtonderdeel 4).
Belanghebbende 3 bedient zich vaak van gift-authorship (klachtonderdeel 5).
In het artikel proberen Belanghebbenden door ongefundeerde negatieve uitlatingen de … van Verzoeker (verder: ONDERWERP) in een ongunstig daglicht te stellen. Daarbij verzwijgen zij een eigen commercieel belang, namelijk dat de door Belanghebbende 2 ontwikkelde … (verder: ONDERWERP 2) als alternatief voor [ONDERWERP] wordt gezien en commercieel kan worden uitgebuit. In het artikel wordt op onjuiste en smadelijke wijze verwezen naar [ONDERWERP], terwijl Belanghebbenden kunnen weten dat zij onwaarheden verkondigen (klachtonderdeel 6).
Verzoeker meent dat hij zowel in zijn wetenschappelijke reputatie als in de uitoefening van zijn bedrijf wordt benadeeld door Belanghebbenden. Hij heeft de Co-editor-in-Chief gevraagd om het terugtrekken van het artikel 2014. Deze heeft het verzoek afgewezen, maar heeft wel gewezen op de mogelijkheid zelf een artikel voor te leggen. Ook heeft Verzoeker gevraagd om het proefschrift van Belanghebbende 1 vooraf te mogen beoordelen op de houding jegens Verzoeker en [ONDERWERP].
In een aanvulling op zijn klacht (d.d. 2 februari 2015) heeft Verzoeker aangegeven dat het vooral gaat om klachtonderdeel 6. Verzoeker en Belanghebbende 2, die [ONDERWERP]’93 heeft uitgebreid tot het programma [ONDERWERP 2], beconcurreren elkaar wetenschappelijk én commercieel. Belanghebbende 2 gebruikt oneigenlijke methoden, bijvoorbeeld door Verzoeker ten onrechte niet te citeren. Ook is er een juridisch geschil over de auteursrechten van [ONDERWERP], waarbij … (verder: Universiteit) partij is. Dit staat echter buiten de context van het onderhavige verzoek.
Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit
De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) heeft op 1 mei 2015 advies uitgebracht over de klacht. De CWI heeft, samengevat, het volgende overwogen.
Als Verzoeker de mening was toegedaan dat ervaren wetenschappers willens en wetens onwaarheden hebben gepubliceerd over de eigenschappen van [ONDERWERP], hetgeen vanwege de zwaarte van deze beschuldiging niet snel valt aan te nemen, dan had het in de rede gelegen om daarover een artikel te publiceren in het kader van een wetenschappelijk debat. Van het bewust verkeerd interpreteren van resultaten, zoals bedoeld onder punt 6 van de Bijlage bij de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling), is geen sprake.
Wil het bewust niet-citeren van Verzoekers werk een schending van punt 4 van de Bijlage bij de Klachtenregeling opleveren, dan moet er sprake moet zijn van opzettelijke en grove schendingen. Nu Belanghebbenden het werk van Verzoeker kennen, is inderdaad sprake van een bewust handelen, maar daarvoor hebben zij redenen aangevoerd. Auteurs hebben ook een zekere vrijheid om te beoordelen welke eerdere publicaties over een onderwerp wel of niet worden geciteerd. Hoewel punt 4 van de Bijlage bij de Klachtenregeling niet is geschonden, hadden Belanghebbenden ruimhartiger kunnen zijn met verwijzingen naar publicaties van Verzoeker.
Over de kern van de klacht, dat Belanghebbenden opzettelijk [ONDERWERP] in een kwaad daglicht stellen, heeft de CWI geoordeeld dat het kritisch bespreken van [ONDERWERP] past binnen een wetenschappelijk debat. De uitgever van het tijdschrift zag ook geen obstakels voor publicatie en van smaad is geen sprake. Naar de letter zijn geen normen overschreden.
Desondanks valt Belanghebbenden 2 en 3 onzorgvuldig handelen naar collega’s te verwijten. Belanghebbenden kunnen ruimhartiger naar Verzoekers werk verwijzen, recentere versies van [ONDERWERP] bespreken en hem iets meer erkenning gunnen. Belanghebbenden 2 en 3 hebben een voorbeeldfunctie voor Belanghebbende 1.
In het bijzonder mag van een hoogleraar of UHD worden verwacht dat deze verantwoordelijkheid neemt voor wat wetenschappelijke integriteit praktisch impliceert; deze zaken benoemt, analyseert, bediscussieert en – bij voortdurende onenigheid – aan een hoger niveau voorlegt en advies inwint. Dit nalaten staat op gespannen voet met wetenschappelijk integer gedrag, maar kan toch niet als een inbreuk daarop worden gezien.
De CWI heeft het Bestuur geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.
Het besluit
In het besluit heeft het Bestuur conform dit advies van de CWI overwogen dat Belanghebbenden zorgvuldiger en collegialer hadden kunnen handelen, maar de klacht ongegrond verklaard omdat geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft het LOWI gevraagd advies uit te brengen over het besluit.
2. De procedure
Op 15 oktober 2015 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten om het (geherformuleerde) verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Belanghebbenden hebben dit gedaan bij brief van 15 december 2015, en het Bestuur bij brief van 17 december 2015.
Het LOWI heeft het verweerschrift van het Bestuur en Belanghebbenden aan Verzoeker gezonden, die bij brief van 7 januari 2016 heeft gereageerd op het verweer van het Bestuur en bij brief van 19 januari 2016 op het verweer van Belanghebbenden. Deze stukken van Verzoeker zijn op 27 januari 2016 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbenden gezonden. Het Bestuur heeft op 10 februari 2016 gereageerd en Belanghebbenden eveneens.
Het LOWI heeft partijen gevraagd om namen van externe deskundigen te noemen en vervolgens twee externe deskundigen om advies gevraagd, welke adviezen op 16 juni 2016 aan partijen zijn gestuurd voor een reactie. Verzoeker heeft op 29 juni 2016 gereageerd en het Bestuur en Belanghebbenden op 30 juni 2016.
In zijn vergadering van 5 oktober 2016 heeft het LOWI besloten de zaak op de stukken af te doen.
3. Standpunten van partijen
3.1 Het standpunt van Verzoeker
Naar aanleiding van het verzoekschrift heeft het LOWI Verzoeker voorgesteld om het verzoek te herformuleren, voornamelijk omdat daarin ook een civielrechtelijke kwestie (intellectuele eigendom) werd geadresseerd, waarover het LOWI niet bevoegd is om te adviseren. Na overleg met Verzoeker is het verzoek op 15 oktober 2015 als volgt geherformuleerd.
Kort samengevat stelt Verzoeker zich op het standpunt dat Belanghebbenden de stand van onderzoek bewust niet correct weergeven en opzettelijk verwarring creëren, met als gevolg dat zij de door Verzoeker ontwikkelde wetenschappelijke resultaten en [ONDERWERP] onterecht als ongunstig afschilderen.
Verzoeker heeft bezwaar tegen de proceedings 2013 en tegen het latere artikel 2014. Belanghebbenden hebben in de proceedings 2013 ten onrechte niet verwezen naar het werk van Verzoeker, terwijl dit werk wel relevant was. Ondanks dat was toegezegd dat men in de toekomst zorgvuldiger zou zijn, hebben Belanghebbenden in het latere artikel 2014 opnieuw het werk van Verzoeker genegeerd. In plaats van correct te verwijzen naar de publicaties van Verzoeker, hebben zij de door Verzoeker ontwikkelde wetenschappelijke resultaten en [ONDERWERP] in een ongunstig daglicht gesteld door bewust een verouderde versie van [ONDERWERP] uit 1993 te beschrijven en onjuiste negatieve uitlatingen te doen.
De CWI heeft de klacht van Verzoeker verkeerd geïnterpreteerd, omdat:
a. de argumenten van Verzoeker onvoldoende serieus zijn genomen,
b. te weinig aandacht is besteed aan aanvullende gevallen,
c. de onderlinge samenhang van verschillende aspecten van de klacht is genegeerd, en
d. de klacht aan verkeerde maatstaven is getoetst.
3.1.1. Nadere onderbouwing verzoekschrift
Het verzoekschrift is voorzien van een nadere onderbouwing van de hierboven genoemde onderdelen a tot en met d.
Ad a: de reden die Belanghebbenden hebben gegeven om niet naar het werk van Verzoeker te verwijzen is dat hij zou hebben geplagieerd. Dat is onjuist. Verzoeker heeft het werk aan … van Belanghebbende 2 gerepliceerd en uitgewerkt en daarbij uitgebreid verwezen naar diens auteurschap. Toch heeft Belanghebbende 2 Verzoeker beschuldigd van plagiaat. In de annotaties bij zijn artikel heeft Verzoeker het auteurschap van Belanghebbende 2 erkend. Verzoeker heeft dit bij de CWI uiteengezet, maar de CWI is daaraan voorbijgegaan.
Dat Belanghebbenden niet te goeder trouw zijn, blijkt ook uit de omstandigheid dat zij in een kort geding over auteurschap bewust onjuiste informatie hebben verstrekt. Belanghebbenden hebben beweerd dat [ONDERWERP 2] geheel onafhankelijk van [ONDERWERP] is ontwikkeld, maar in de recente schikking heeft de Universiteit erkend dat Belanghebbende 2 is uitgegaan van [ONDERWERP]’93 en dat het gedeelte van [ONDERWERP 2] dat daarop is gebaseerd substantiële delen van de … van [ONDERWERP]’93 bevat.
Ad b: de CWI heeft de klacht gebagatelliseerd door alleen het laatste incident in de beoordeling te betrekken, terwijl sprake is van een reeks incidenten waarbij Belanghebbenden Verzoeker dwarsbomen. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn klacht twee aanvullende gevallen van gesteld wangedrag van Belanghebbenden jegens hem beschreven en de CWI heeft hieraan ten onrechte geen aandacht besteed.
In een conferentie-artikel van Belanghebbende 2 met een andere auteur … 2012 (verder: conferentie-artikel) claimen de auteurs ten onrechte als eerste een [model]… te presenteren voor … . Daarbij is het artikel van Verzoeker genegeerd, waarin hij al eerder zo’n [model]… presenteerde en waarmee de auteurs bekend waren. Dat is een schending van punt 4 van de Bijlage bij de Klachtenregeling.
In zijn proefschrift beschrijft Belanghebbende 2 de door Verzoeker uitgevonden uitbreiding van de …methode voor …problemen zonder bronvermelding, alsof hij deze zelf heeft bedacht. Dit riekt naar plagiaat en is ook een schending van punt 4 van de Bijlage bij de Klachtenregeling.
Ad c: de CWI heeft de verschillende aspecten van de klacht alleen afzonderlijk bezien, terwijl het bewust onjuistheden publiceren, het niet-citeren en het negatief beoordelen van [ONDERWERP] met elkaar samenhangen. Door het werk van Verzoeker te negeren, kunnen Belanghebbenden hun werk als beter presenteren dan het is. De misleiding wordt mogelijk gemaakt door het niet-citeren en de negatieve beoordeling van [ONDERWERP] borduurt voort op de misleiding. Wanneer de uitspraken “…” en “…”, als misleidend worden gezien, zijn alle volgende negatieve uitspraken over [ONDERWERP] ook niet meer slechts kritisch bespreken, maar afkraken op basis van misleiding. Belanghebbenden maken een vergelijking tussen de capaciteiten van [ONDERWERP 2] en de [ONDERWERP]versie uit 1993.
Door latere onderzoeken te negeren, wordt voor de lezer het beeld gecreëerd dat Belanghebbenden een vergelijking maken met de [ONDERWERP]versie uit 2014. De [ONDERWERP]versie uit 1993 kan inderdaad geen … berekenen, maar sinds 2013 kan [ONDERWERP] dat wel. Als de auteurs de misleidende opmerkingen hadden verwijderd of vervangen door “de [ONDERWERP]versie uit 1993 kan geen … berekenen” dan had hun betoog geen stand gehouden. De CWI had hieraan aandacht moeten besteden.
Ad d: de CWI heeft ten onrechte alleen getoetst of punt 6 van de Bijlage bij de Klachtenregeling is geschonden. Het gaat echter niet om het interpreteren van resultaten waarover een wetenschappelijk debat kan worden gevoerd. De klacht van Verzoeker dat Belanghebbenden onwaarheden verkopen, ziet hierop dat de naam [ONDERWERP] in het vakgebied wordt geassocieerd met de versie die Verzoeker sinds 2009 verspreidt en die sinds 2013 wel degelijk … kan berekenen, terwijl Belanghebbenden in hun onderzoek de verouderde versie uit 1993 hebben gebruikt zonder dat duidelijk aan te geven.
Belanghebbenden hadden eenvoudig [ONDERWERP]’93 kunnen schrijven. Verzoeker meent dat Belanghebbenden bewust verwarring hebben gecreëerd. Punt 6 van de Bijlage bij de Klachtenregeling waaraan de CWI heeft getoetst, ziet hier niet op. Punten 2 (falsificeren), 4 (opzettelijk negeren en niet erkennen van bijdragen van andere auteurs) en 7 (het begaan van verwijtbare onzorgvuldigheden bij het verrichten van onderzoek) van de Bijlage bij de Klachtenregeling zijn meer relevant.
De overweging van de CWI dat het in de rede had gelegen om een (tegen)artikel te publiceren in het kader van een wetenschappelijk debat is niet zinnig. Dit artikel zou inhouden dat Belanghebbenden [ONDERWERP] schrijven, maar [ONDERWERP]’93 bedoelen. Dat is niet publicabel als wetenschappelijk resultaat.
Verzoeker acht het gestelde gedrag zo ernstig dat het terugtrekken van het artikel 2014 als maatregel gerechtvaardigd is. Als het artikel 2014 wordt teruggetrokken en als nieuw – gerectificeerd – artikel wordt gepubliceerd, verdwijnt het artikel 2014 uit referentielijsten en wordt recht gedaan aan het belang van Verzoeker.
3.2 Het standpunt van het Bestuur
Het standpunt van het Bestuur luidt, samengevat, als volgt.
Op nieuwe argumenten die geen deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht en het besluit wordt niet ingegaan. Verzoeker heeft miskend dat de CWI heeft geconcludeerd dat Belanghebbenden zorgvuldiger en collegialer hadden moeten handelen. Het Bestuur heeft hen hierop ook aangesproken, maar acht geen schending van de wetenschappelijke integriteit aanwezig. Op het verwijt dat Belanghebbenden het werk van Verzoeker niet citeren, is in het CWI-advies ingegaan.
De publicaties van Verzoeker bevatten geen nieuwe methoden, maar verfijningen van eerdere publicaties. Dan hoeft niet te worden verwezen. In de bibliografie van de thesis van Belanghebbende 2 zijn publicaties van Verzoeker genoemd, waarmee zijn werk is erkend. In een latere uitgave van het conferentie-artikel is verwezen naar werk van Verzoeker. Punt 6 van de Bijlage bij de Klachtenregeling is niet overtreden. Wel hadden Belanghebbenden zich ruimhartiger kunnen opstellen in hun citeergedrag.
Ad a: de argumenten van Verzoeker zijn voldoende serieus genomen, maar onvoldoende geacht voor de zware beschuldiging. Dat de klacht wel degelijk serieus is genomen, blijkt uit de aandachtspunten over collegialiteit die aan Belanghebbenden zijn meegegeven.
Ad b: niet alleen het laatste incident is meegewogen, maar alle gevallen uit de beschuldiging over niet-citeren. Het Bestuur acht evenwel geen norm van wetenschappelijke integriteit geschonden, mede gezien de vrijheid die auteurs hebben bij het gebruiken van eerdere literatuur. Er is getoetst aan punt 4 van de Bijlage bij de Klachtenregeling, maar een schending daarvan is niet aanwezig geacht.
Ad c: uit het CWI-advies blijkt de samenhang tussen de verschillende aspecten van de klacht. Eerst is onderzocht of sprake was van bewust niet-citeren en verkeerd weergeven van bestaand onderzoek om de lezer te misleiden. Vervolgens is gekeken of geciteerd had moeten worden. Het Bestuur heeft geconcludeerd dat er geen opzet aanwezig was en heeft de klacht vervolgens wel verder onderzocht.
Ad d: in het CWI-advies zijn de punten van de Bijlage bij de Klachtenregeling waaraan is getoetst genoemd, namelijk de punten 4, 5, 6 en 8. Het Bestuur is eenvoudig tot een ander oordeel gekomen dan Verzoeker.
Aanvullend heeft het Bestuur opgemerkt dat de wetenschappelijke mening van Belanghebbenden, “…” door Verzoeker kan worden bestreden in het wetenschappelijke debat. Ook de uitgever van het artikel 2014 heeft deze suggestie gedaan en zag geen reden het artikel 2014 in te laten trekken. Verzoeker heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd waarom hij geen tegenartikel heeft geschreven. Met een normaal bronnenonderzoek zou ook dit tegenartikel van Verzoeker worden gevonden, zodat geen sprake is van misleiding maar van een wetenschappelijk debat.
Tot slot heeft het Bestuur erop gewezen dat Verzoeker in strijd met de geheimhoudingsplicht de gebruikers van [ONDERWERP] per mail (d.d. … 2015) op de hoogte heeft gesteld van de lopende procedure.
3.3 Het standpunt van Belanghebbenden
Het standpunt van Belanghebbenden luidt, samengevat, als volgt.
Op nieuwe argumenten die geen deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht en het besluit, gaan Belanghebbenden niet in. Binnen grenzen staat het auteurs vrij om te kiezen wat zij willen citeren en Belanghebbenden zijn niet bereid om claims te citeren die onvoldoende wetenschappelijk zijn onderbouwd.
In de proceedings 2013 is geen gebruik gemaakt van [ONDERWERP], dus hoefde het werk van Verzoeker over [ONDERWERP] ook niet te worden geciteerd. De redenen om het werk van Verzoeker niet te citeren in het latere artikel 2014 zijn naar voren gebracht in het verweer bij de CWI. Samengevat komt het erop neer dat de publicaties die Verzoeker geciteerd zou willen zien of niet relevant zijn voor …, of alleen enige verfijning bevatten van het proefschrift van Belanghebbende 2, of niet laten zien dat … is opgelost. Daarom hebben Belanghebbenden het originele werk over …, namelijk het proefschrift van Belanghebbende 2, geciteerd.
De claim in het conferentie-artikel dat Belanghebbende 2 en een ander als eerste een [model]… presenteren voor … is correct. Anders dan in het werk van Verzoeker wordt immers een … gepresenteerd. De reden om het werk van Verzoeker niet te citeren is dat de resultaten in dat werk niet reliable zijn en niets uit het conferentie-artikel kan worden toegedicht aan het werk van Verzoeker.
De uitspraak van Belanghebbenden in het artikel 2014 “…” is juist. De publicatie van Verzoeker waarnaar Verzoeker in dit verband verwijst laat niet zien dat dit wel het geval is, omdat de karakteristieken van … niet worden getoond in de resultaten. Verzoeker kent deze karakteristieken en heeft ze ook uitgebreid getoond in andere publicaties, maar niet in deze publicatie. In de twee andere publicaties waarin Verzoeker karakteristieken wel heeft laten zien, namelijk aan de hand van figuren, kan de lezer beoordelen of de oplossingen kloppen. Om die reden zijn Belanghebbenden er zeker van dat de resultaten uit de publicaties niet reliable zijn.
Ook de uitspraak van Belanghebbenden in het artikel 2014 “…” is juist. Dat blijkt uit twee publicaties uit 2012 en 2014 van Verzoeker zelf. De twee publicaties waarnaar Verzoeker thans heeft verwezen om te onderbouwen dat zijn [ONDERWERP] wel altijd convergeert, zijn in 2009 en 2010 gepubliceerd en dus ouder. Het artikel 2014 van Belanghebbenden is gepubliceerd tussen de publicaties van Verzoeker van 2012 en 2014.
De stelling van Verzoeker dat Belanghebbenden [ONDERWERP 2] hebben vergeleken met [ONDERWERP]’93 klopt niet. In het artikel 2014 hebben Belanghebbenden [ONDERWERP 2] vergeleken met de state of the art van [ONDERWERP] zoals gerapporteerd in de literatuur. Buiten het proefschrift van Belanghebbende 2 uit 2002 was er geen gepubliceerde wijziging van [ONDERWERP] die relevant was voor … . Zoals eerder al opgemerkt bevat het werk van Verzoeker enige verfijning van het proefschrift, maar laat het niet zien dat … is opgelost.
Belanghebbenden zijn van mening dat zij voldoende redenen hebben voor hun uitspraken over het werk van Verzoeker en voor het niet-citeren van zijn publicaties.
Tot slot hebben Belanghebbenden nog opgemerkt dat Belanghebbende 2 Verzoeker niet heeft beschuldigd van plagiaat, dat Verzoeker ten onrechte suggereert dat Belanghebbende 2 X plagieert, dat Verzoeker ten onrechte suggereert dat Belanghebbende 2 doet voorkomen of hij de …methode heeft bedacht en dat Verzoeker met zijn e-mail van … 2015 aan de gebruikers van [ONDERWERP] de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.
3.4 De reactie van Verzoeker op de standpunten van het Bestuur en Belanghebbenden
Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften van het Bestuur en Belanghebbenden samengevat als volgt gereageerd.
3.4.1 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur
Verzoeker heeft bij brief van 7 januari 2016 aangevoerd dat het verweer van het Bestuur drogredenen bevat en verder als volgt gereageerd.
Ad a: het Bestuur ontduikt de bewijslast en is onvoldoende ingegaan op hetgeen Verzoeker naar voren heeft gebracht. Omdat is aangetoond dat Belanghebbenden in andere omstandigheden een valse voorstelling van zaken hebben gegeven, zou hier de bewijslast grotendeels moeten worden omgedraaid.
Ad d: Verzoekers bezwaar is niet afgehandeld door aan de punten 4, 5, 6 en 8 van de Bijlage bij de Klachtenregeling te toetsen. Het gaat niet om een wetenschappelijke mening van Belanghebbenden waarover een wetenschappelijk debat moet worden gevoerd. De gewraakte uitspraak “…” is onjuist, zodat het waarheidsgehalte ervan moet worden onderzocht.
Tot slot heeft Verzoeker gesteld dat hij bij zijn weten de geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden. Hij mocht het bestaan van het verzoek bekend maken omdat het informatie van hemzelf betrof (die buiten zijn toedoen al in het publieke domein was terecht gekomen) en heeft het Bestuur van tevoren ingelicht over de e-mail.
Verder heeft het Bestuur zelf de kwestie wereldkundig gemaakt, namelijk in het kort geding over de kwestie van de intellectuele eigendom.
3.4.2 Reactie Verzoeker op het standpunt van Belanghebbenden
Verzoekers reactie bij brief van 19 januari 2016 betreft vooral de oorspronkelijke klacht en adresseert achtereenvolgens de onderwerpen verkeerde voorstelling van zaken (1), het niet-citeren van Verzoeker (2), een onterechte prioriteitsclaim van Belanghebbende 2 in het conferentie-artikel (3) en de onterechte beschuldiging van plagiaat door Belanghebbende 2 (4).
Ad 1: Verzoeker heeft herhaald dat Belanghebbenden de stand van het onderzoek en bestaande [ONDERWERP] bewust niet juist weergeven. Dit mondt volgens Verzoeker uit in de onjuiste uitspraak “…”. In hun verweer maken Belanghebbenden niet duidelijk of ze [ONDERWERP]’93 als referentie hebben gebruikt of een andere versie. In het artikel 2014 impliceren Belanghebbenden dat [ONDERWERP]’93 de “state of the art of [ONDERWERP]” representeert, waarmee zij alle werkzaamheden van Verzoeker op dit gebied ontkennen.
De state of the art is anders dan Belanghebbenden doen voorkomen en na het verschijnen van het boek van X zijn er wel degelijk relevante ontwikkelingen geweest. Belanghebbenden horen te vertellen welke versie(s) van [ONDERWERP] en [ONDERWERP 2] ze voor het artikel 2014 hebben gebruikt.
De (nieuwe) uitleg van Belanghebbenden waarom de uitspraak “…” juist is en waarom het werk van Verzoeker niet hoeft te worden geciteerd, klopt niet. Er zijn twee redenen waarom de gevraagde plaatjes niet in het paper van Verzoeker staan: er was een maximum aantal pagina’s voorgeschreven en het is vanzelfsprekend dat [ONDERWERP] correct omgaat met … . Op basis van dit werk van Verzoeker en andere bekende informatie hadden Belanghebbenden moeten aannemen dat [ONDERWERP] wel degelijk … kan berekenen.
Het is inderdaad mogelijk om [ONDERWERP] te laten divergeren, maar [ONDERWERP] werkt betrouwbaar wanneer de gebruiker zich houdt aan de richtlijnen. De uitspraak van Belanghebbenden in het artikel “…” is dus misleidend.
De vergelijking die Belanghebbenden in het artikel 2014 hebben gemaakt, is als een vergelijking tussen een Toyota Corolla uit 1993 met een Volkswagen Golf uit 2014. De Golf had echter moeten worden vergeleken met een Toyota Prius uit 2013. Belanghebbenden doen voorkomen of de vergelijking wel een recente Toyota Prius betreft en verzwijgen publicaties van Toyota over de Prius en gebruiken de omstandigheid dat lezers bij Toyota aan de Prius denken om de verwarring in stand te houden.
Belanghebbende 1 heeft het gewraakte artikel 2014 integraal opgenomen in zijn proefschrift van … 2016, wat gelet op de klacht en de opdracht van het Bestuur om zich “collegialer” op te stellen niet had mogen gebeuren. Gegeven de klacht en de opdracht van het Bestuur hadden Belanghebbenden 2 en 3 het proefschrift niet mogen goedkeuren. Verzoeker wil dat Belanghebbenden worden gestraft en verzoekt het LOWI om het Bestuur te adviseren om het artikel 2014 te laten terugtrekken.
Ad 2: Belanghebbenden citeren het werk van Verzoeker niet omdat ze daarmee de begripsverwarring in stand houden. Verzoeker heeft als aanvulling op zijn klacht over het artikel 2014 en de proceedings 2013 op 2 februari 2015 nog extra voorbeelden genoemd, namelijk het conferentie-artikel van Belanghebbende 2 met een andere auteur en het proefschrift van Belanghebbende 2. In deze 4 publicaties hebben Belanghebbenden 11 keer nagelaten om Verzoeker te citeren. De redenen die zij daarvoor aanvoeren, acht Verzoeker niet consequent. Belanghebbenden willen het werk van Verzoeker per se niet citeren zodat sprake is van een schending van punt 4 van de Bijlage bij de Klachtenregeling.
Belanghebbenden gaan ook niet in op de stelling van Verzoeker dat zijn werk substantiële verbeteringen bevat ten opzichte van het proefschrift van Belanghebbende 2, maar zij stellen dat het werk niet laat zien dat … is opgelost.
In het conferentie-artikel had het werk van Verzoeker moeten worden geciteerd vanwege de prioriteitsclaim en als relevant achtergrondmateriaal. Verzoeker heeft onderbouwd waarom zijn werk relevant is en Belanghebbenden zijn hier niet op ingegaan. In het proefschrift van Belanghebbende 2 wordt Verzoeker opnieuw tekort gedaan. Alle voorbeelden samen tonen aan dat sprake is van een schending van punt 4 uit de Bijlage bij de Klachtenregeling.
Ad 3: Verzoeker blijft bij zijn standpunt dat de claim in het conferentie-artikel dat Belanghebbende 2 en een ander als eerste een [model]… presenteren voor …, niet correct is. Het argument van Belanghebbenden met betrekking tot de tweedimensionale analyse is gezocht, omdat zij weten dat [ONDERWERP] volledig driedimensionale analyses kan uitvoeren. Om didactische redenen was de publicatie van Verzoeker op een tweedimensionale situatie gericht. Belanghebbenden hadden de … (de gebruikershandleiding) moeten citeren als eerste publicatie voor de gezochte … .
Ad 4: In het verweer gaan Belanghebbenden maar deels in op de onterechte beschuldiging van plagiaat. De gang van zaken in … is in de klachtprocedure bij het Bestuur niet aan de orde geweest, maar wordt wel van belang als het LOWI overgaat tot hernieuwde inhoudelijke behandeling van de oorspronkelijke klacht. De onterechte plagiaatbeschuldiging is ook van belang omdat deze door Belanghebbenden als reden wordt gegeven om het werk van Verzoeker te negeren in het artikel 2014.
3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbenden
Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 hebben het Bestuur en Belanghebbenden eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.
3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur
Het Bestuur heeft verwezen naar de verweerschriften en verder aangevoerd aan de juiste maatstaven te hebben getoetst. Verzoeker kan het standpunt van Belanghebbenden weerleggen in een wetenschappelijk debat.
Verder is het Bestuur niet expliciet uitgegaan van de goeder trouw van Belanghebbenden, maar heeft geoordeeld dat Verzoeker niet heeft aangetoond dat er bewust sprake was van niet-citeren en verkeerd weergeven van bestaand onderzoek.
Het Bestuur heeft de door Verzoeker aangegeven publicaties expliciet genoemd bij de weergave van de feiten, waaruit blijkt dat hiermee rekening is gehouden bij de beoordeling. Het oordeel van de editor van artikel 2014 is een argument van een deskundige derde.
Verzoeker heeft zijn standpunt over het (niet) schenden van de geheimhoudingsplicht niet onderbouwd. De klachtprocedure is in het kort geding aan de orde gekomen, maar dat is niet te vergelijken met een uitgebreide mailing aan derden zoals Verzoeker heeft gedaan.
3.5.2 Laatste reactie van Belanghebbenden
Belanghebbenden hebben laten weten verder niet meer inhoudelijk te reageren. Het standpunt van Verzoeker is afdoende weerlegd in de verweerschriften en Verzoeker heeft in zijn reactie geen nieuwe feiten aangedragen. Verzoeker is niet ingegaan op de voorgestelde oplossing van het geschil, namelijk dat Verzoeker een nieuw artikel publiceert.
4. Adviezen deskundigen
Het LOWI heeft besloten om twee externe deskundigen om advies te vragen over de noodzakelijkheid of relevantie van het refereren in de artikelen van Belanghebbenden aan de voortgaande ontwikkelingen die door Verzoeker zijn aangebracht in [ONDERWERP]’93. Daartoe is aan partijen gevraagd om namen van mogelijk te raadplegen deskundigen voor te dragen en is eveneens gevraagd om een naam van een deskundige te noemen die uitgezonderd zou moeten worden van raadpleging door het LOWI.
Met inachtneming van de door partijen verstrekte namen, heeft het LOWI verschillende deskundigen aangezocht. Op 5 en 13 april 2016 hebben twee deskundigen (verder: deskundige 1 en deskundige 2) zich bereid verklaard om te adviseren. De deskundigen zijn op de hoogte gebracht van de identiteit van de bij het verzoek betrokken partijen en hebben desgevraagd verklaard onafhankelijk en onpartijdig te kunnen adviseren.
Vragen aan de deskundigen
Omdat de stukken van Verzoeker in het Nederlands zijn opgesteld en de deskundigen die taal niet machtig zijn, heeft het LOWI de kern van het verzoek en het standpunt van Verzoeker in het Engels samengevat voor de deskundigen. Daarnaast zijn hen de in het geding gebrachte Engelstalige publicaties van Verzoeker en Belanghebbenden toegestuurd (inclusief Verzoekers gebruikershandleiding), alsmede de Engelstalige verweren van Belanghebbenden. Aan de deskundigen is gevraagd de volgende twee vragen te beantwoorden.
- Was bekend, zoals Verzoeker stelt, dat er meer recente versies van [ONDERWERP] bestonden ten tijde van het beschrijven van [ONDERWERP]’93 door Belanghebbenden?
- Kan er een valide reden zijn waarom Belanghebbenden uitsluitend [ONDERWERP]’93 beschrijven en daaraan refereren, en daarbij voorbij gaan aan (publicaties over) latere versies van [ONDERWERP]?
Deskundige 1
Er bestaan vele … om het probleem van …, in het bijzonder …, op te lossen. X is een van de meest aangehaalde onderzoekers op dit terrein en hij is de bedenker van verschillende methoden, met verschillende graden van accuratesse. Eén van de door hem ontwikkelde methoden is de …, door X beschreven in verschillende papers en in zijn boek.
Het …programma waarin deze methode is geïmplementeerd is genaamd [ONDERWERP] en wordt eveneens uitgelegd in het boek van X. Dit boek is het meest bekende boek op het gebied van …, zodat verschillende onderzoekers in verschillende publicaties en onderzoek naar dit boek verwijzen. Daarbij komt het voor dat onderzoekers refereren aan [ONDERWERP] wanneer zij de theorie (…) van X bespreken.
Verzoeker is gepromoveerd bij X en heeft de rechten op het programma [ONDERWERP]. Gedurende de laatste jaren heeft Verzoeker meerdere verbeteringen in het programma geïmplementeerd en daarover gepubliceerd. Deze verbeteringen zijn niet zo bekend als het werk van X, dat bij alle deskundigen bekend is.
Deskundige 1 weet dat er … met de naam [ONDERWERP] bestaat, maar is niet op de hoogte van de verschillende versies daarvan omdat hij … nooit heeft gebruikt. Dit zal voor meerdere onderzoekers gelden. Deskundige 1 begrijpt dat wanneer iemand refereert naar [ONDERWERP] en de publicaties van X citeert, hij refereert naar diens … . Het kan begrijpelijk zijn om alleen het werk van X te citeren wanneer daaropvolgend werk geen directe relatie heeft met het onderzoek waarover wordt gepubliceerd (of men zich niet bewust is van het bestaan van dit opvolgend werk).
Deskundige 2
Deskundige 2 heeft aan de hand van een aantal inleidende opmerkingen laten weten dat hij het eens is met het verweer van Belanghebbenden, dat niet hoefde te worden verwezen naar het werk van Verzoeker. Verder heeft deskundige 2 opgemerkt dat ten tijde van het schrijven en publiceren van het artikel 2014, de bestaande versies van [ONDERWERP] geen stabiele oplossing voor … boden. De [ONDERWERP 2]methode, die in het artikel 2014 is gepresenteerd, is ontwikkeld om … op te lossen. Belanghebbenden hebben hun resultaten vergeleken met de resultaten van (X’s) [ONDERWERP]’93. Latere versies van [ONDERWERP], beschikbaar in de literatuur, hebben niet significant bijgedragen aan het bereiken van een stabiele oplossing voor … en dit lijkt de reden te zijn geweest voor Belanghebbenden om latere versies van [ONDERWERP] niet te noemen.
Reactie Verzoeker
Verzoeker heeft uitgebreid gereageerd op de adviezen van de deskundigen. Verzoeker had een meer technisch-inhoudelijke beoordeling verwacht, had gewild dat ook zijn (Nederlandstalige) verzoek aan de buitenlandse deskundigen was voorgelegd, en meent dat deskundige 2 bevooroordeeld is.
Naar aanleiding van het advies van deskundige 1 heeft Verzoeker als volgt gereageerd. Belanghebbenden weten precies hoe het zit en zullen dus niet per ongeluk of voor het gemak [ONDERWERP] schrijven, waar ze de … bedoelen.
Verder kent Verzoeker geen publicaties waarin de naam [ONDERWERP] nog wordt gebruikt voor de versie die X heeft gemaakt en heeft Verzoeker herhaald dat de conclusies van Belanghebbenden misleidend zijn, hetgeen had kunnen worden voorkomen door aandacht te besteden aan het werk van Verzoeker.
In casu is voldaan aan de twee voorwaarden die deskundige 1 noemt voor het citeren van andermans werk: er is een directe relatie tussen het werk van Verzoeker en dat van Belanghebbenden en Belanghebbenden waren daarmee bekend. Er is geen (andere) geldige reden om het werk van Verzoeker niet te citeren. Het standpunt van Belanghebbenden dat het artikel van Verzoeker niets wezenlijks toevoegde aan de literatuur dan wel onbetrouwbaar was, is onjuist.
Naar aanleiding van het advies van deskundige 2 heeft Verzoeker als volgt gereageerd. Deskundige 2 heeft twee evidente fouten gemaakt en is niet ingegaan op de feitelijk gestelde vragen, maar heeft deze op een voor Belanghebbenden gunstige manier geïnterpreteerd. Hieruit blijkt dat hij bevooroordeeld is, zodat zijn advies moet worden genegeerd. Als het LOWI dit advies desondanks gebruikt, dan wil Verzoeker dat de anonimiteit van deskundige 2 wordt opgeheven. De gedachte van deskundige 2, dat niet hoeft te worden geciteerd als werk weinig vernieuwend is of als er wordt getwijfeld aan het resultaat, klopt niet. Een wetenschapper hoort als er twijfel is het debat aan te gaan.
Reactie Bestuur
Het Bestuur heeft opgemerkt dat de adviezen van de deskundigen het standpunt van het Bestuur ondersteunen. Het werk van X wordt als oorspronkelijk werk gezien, waarnaar in ieder geval moet worden verwezen. Naar [ONDERWERP] of latere versies daarvan hoeft niet per se te worden verwezen. Latere versies bevatten geen significante bijdragen voor het oplossen van … . [ONDERWERP 2] van Belanghebbenden is specifiek gericht op … .
Reactie Belanghebbenden
Belanghebbenden hebben laten weten het eens te zijn met de opvatting van de deskundigen dat het werk van Verzoeker geen directe relatie heeft met hun publicaties en dat het werk van Verzoeker geen stabiele oplossing biedt voor … . Belanghebbenden maken uit de adviezen van de deskundigen op dat zij niet gehouden waren om te verwijzen naar het werk van Verzoeker en dat hun uitspraken over [ONDERWERP] correct zijn.
5. Overwegingen van het LOWI
5.1 Algemeen
Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).
Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.
5.2 Toepasselijke regelingen
De klacht van Verzoeker is door het Bestuur beoordeeld onder toepassing van de Klachtenregeling. Beoordeeld is of er sprake is van een schending van punt 4 (het opzettelijk negeren en niet erkennen van bijdragen van andere auteurs), punt 5 (het zich onterecht voordoen als (mede)auteur), punt 6 (het bewust verkeerd gebruiken van (statistische) methoden en/of het bewust verkeerd interpreteren van resultaten) of punt 8 (wangedrag van collega’s toelaten en verheimelijken) van de Bijlage bij deze Klachtenregeling.
5.3 Ten aanzien van de omvang van het geschil
Het oorspronkelijke klachtonderdeel 5, betreffende het gift-authorship, is al hangende de klachtprocedure komen te vervallen en zal nu ook niet door het LOWI worden beoordeeld. Verder treedt het LOWI, zoals onder 5.1 al is overwogen, niet in civielrechtelijke geschillen. De kwestie van de intellectuele eigendom van [ONDERWERP] en [ONDERWERP 2] blijft dus buiten beschouwing. Het LOWI zal zich uitsluitend buigen over het verzoek zoals dat op 15 oktober 2015 is geherformuleerd.
Ter toetsing door het LOWI staat het besluit van het Bestuur van 20 mei 2015, waarin het Bestuur het advies van de CWI van 1 mei 2015 heeft overgenomen. Nieuwe argumenten van partijen die geen deel uitmaken van de oorspronkelijke klachtbehandeling en het daarop genomen besluit blijven buiten beschouwing. Zo worden bij het LOWI de wederzijds geuite plagiaatbeschuldigingen die geen onderdeel waren van de oorspronkelijke klachtbehandeling – nog afgezien van het ontbreken van een nadere onderbouwing van deze beschuldigingen – reeds daarom niet meegenomen.
Verzoeker is van mening dat de CWI zijn klacht verkeerd heeft geïnterpreteerd, omdat:
a. de argumenten van Verzoeker onvoldoende serieus zijn genomen,
b. te weinig aandacht is besteed aan aanvullende gevallen,
c. de onderlinge samenhang van verschillende aspecten van de klacht is genegeerd, en
d. de klacht aan verkeerde maatstaven is getoetst.
5.4 Ten aanzien van het onvoldoende serieus nemen van Verzoekers argumenten
Het Bestuur erkent dat Belanghebbenden onzorgvuldig handelen kan worden verweten. Zij hadden ruimhartiger en collegialer naar Verzoekers werk kunnen verwijzen, recentere versies van [ONDERWERP] kunnen bespreken en hem meer erkenning kunnen gunnen. De argumenten van Verzoeker zijn volgens het Bestuur voldoende serieus genomen, maar deze argumenten zijn onvoldoende geacht voor de zware beschuldiging van bewuste misleiding en daarmee van schending van de wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI onderschrijft het oordeel van het Bestuur dat Belanghebbenden onzorgvuldig hebben gehandeld. De vraag of daarbij sprake is geweest van bewuste misleiding, laat zich moeilijker beantwoorden. Belanghebbenden geven gemotiveerd aan dat zij niet bereid waren Verzoeker te citeren omdat zijn stellingen onvoldoende wetenschappelijk zijn onderbouwd.
Het is niet aan het LOWI om inhoudelijk te beoordelen of het terecht is dat de kwaliteit van Verzoekers werk onvoldoende wordt genoemd, dan wel dat de opvattingen van Belanghebbenden ter zake evident onjuist zijn. In zoverre is sprake van een wetenschappelijk debat en het LOWI is – zoals onder 5.1. al is overwogen – geen arbiter in wetenschappelijke conflicten.
Anderzijds is er wel sprake van een vorm van negeren die in de buurt van misleiding komt.
Verzoeker stelt dat het artikel 2014 alleen [ONDERWERP]’93 vergelijkt. Belanghebbenden spreken dit niet expliciet tegen en stellen vooral dat er geen wetenschappelijke publicaties over meer recente ontwikkelingen zijn, hetgeen de deskundigen lijken te bevestigen.
Zo geeft deskundige 1 aan dat hij begrijpt dat er bij referentie naar [ONDERWERP] alleen gedacht wordt aan het werk van X omdat daaropvolgend onderzoek geen directe relatie heeft met X’s werk, dan wel omdat men zich niet bewust is van het bestaan van dit opvolgend onderzoek. Niettemin, Belanghebbenden wisten dat er wel meer recente versies van [ONDERWERP] zijn. Zij hebben hun lezers daarop niet gewezen. In zoverre is hun handelen onzorgvuldig. Of deze nieuwere versies van [ONDERWERP] nu wel of geen verbetering van [ONDERWERP]’93 zijn (door het bijdragen aan het oplossen van …), is een kwestie van wetenschappelijk debat. Daar gaat het LOWI niet over.
Het LOWI onderschrijft dan ook het standpunt van CWI en Bestuur dat het voor Verzoeker in de rede had gelegen om een (tegen)artikel te publiceren, waarin de nieuwere versies van [ONDERWERP] en hun bijdragen aan het oplossen van de problematiek van het … worden besproken. De Co-editor-in-Chief van het tijdschrift van artikel 2014 heeft Verzoeker daartoe ook uitdrukkelijk uitgenodigd.
Nu het verzoek op dit onderdeel het wetenschappelijk debat betreft, is het niet ontvankelijk. Maar het geconstateerde onzorgvuldig handelen van Belanghebbenden in dezen brengt het LOWI er wel toe het Bestuur in overweging te geven om te bezien hoe – afgezien van een (tegen)artikel door Verzoeker – het wetenschappelijk debat over dit onderwerp binnen de Universiteit gestalte kan krijgen.
5.5. Ten aanzien van het te weinig aandacht besteden aan aanvullende gevallen
Verzoeker wijst in dit verband naar gevallen van niet-citeren in het conferentie-artikel en in het proefschrift van Belanghebbende 2 waaraan de CWI ten onrechte geen aandacht zou hebben besteed.
Beide, het conferentie-artikel en het proefschrift, zijn opgenomen in de bij het advies gevoegde literatuurlijst, worden expliciet in het advies genoemd in de weergave van de feiten ter hoorzitting en zijn als zodanig door de CWI betrokken in de beoordeling van de argumenten van Verzoeker inzake het niet-citeren en opzettelijk negeren van zijn werk. In zoverre mist het argument van Verzoeker dat door de CWI te weinig aandacht is besteed aan aanvullende gevallen, feitelijke grondslag.
5.6. Ten aanzien van het negeren van de onderlinge samenhang van de verschillende aspecten van de klacht
Volgens Verzoeker zijn het bewust onjuistheden publiceren, het niet-citeren en het negatief beoordelen van zijn werk alleen afzonderlijk bezien en niet in onderlinge samenhang.
In haar advies geeft de CWI aan deze drie aspecten van de klacht in twee elkaar opvolgende paragrafen aandacht, terwijl beide paragrafen vervolgens over en weer naar elkaar verwijzen. Ook in zoverre mist het verzoek feitelijke grondslag.
Voor zover Verzoeker het met de afweging door de CWI van de onderling samenhangende aspecten niet eens is, geldt ook hier – evenals overwogen onder 5.4 – dat het in de rede had gelegen dat Verzoeker het wetenschappelijk debat had gezocht.
5.7. Ten aanzien van de maatstaven waaraan de klacht is getoetst
Volgens Verzoeker heeft de CWI zijn klacht uitsluitend getoetst aan punt 6 van de Bijlage bij de Klachtenregeling: het bewust verkeerd gebruiken van (statistische) methoden en/of het bewust verkeerd interpreteren van de resultaten.
Uit het CWI-advies blijkt evenwel dat ook getoetst is aan punt 4 (het opzettelijk negeren en niet erkennen van bijdragen van andere auteurs) en punt 8 (wangedrag van collega’s toelaten en verheimelijken), terwijl punt 5 (voordoen als medeauteur) is vervallen omdat dit klachtonderdeel niet meer door Verzoeker aan de orde werd gesteld.
Ook in zoverre mist het verzoek feitelijke grondslag en had het, zoals overwogen in 5.4, in de rede gelegen een wetenschappelijk (tegen)artikel te publiceren.
6. Oordeel en advies van het LOWI
Het LOWI is van oordeel dat het geherformuleerde Verzoek van 15 oktober 2015 deels niet-ontvankelijk is en deels feitelijke grondslag mist, en adviseert het Bestuur om zijn besluit van 20 mei 2015 ongewijzigd te bevestigen. Wel geeft het LOWI het Bestuur in overweging om te bezien hoe het wetenschappelijk debat over het onderwerp van het verzoek binnen de Universiteit gestalte kan krijgen.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris