Besluit van het LOWI van 24 juli 2017 ten aanzien van het verzoek van …, ingediend bij het LOWI op 11 mei 2017 en betreffende een klacht van 6 maart 2017, geadresseerd aan de Voorzitter van … .
1. Het verzoek
Op 11 mei 2017 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies een beoordeling te geven van zijn klacht van 6 maart 2017. Deze klacht is geadresseerd aan de Voorzitter van … .
De klacht van 6 maart 2017
Op 21 mei 2014 is een klacht ingediend over Verzoeker, inzake een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit door hem (verder: eerdere klacht). Naar aanleiding van de afhandeling van de eerdere klacht heeft Verzoeker op zijn beurt een klacht ingediend over een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit door een aantal hoogleraren die betrokken waren bij de eerdere klacht en tegen de leden van de toenmalige Commissie Wetenschappelijke Integriteit (verder: CWI). Deze klacht van Verzoeker dateert van 6 maart 2017 (verder: huidige klacht) en is geadresseerd aan de Voorzitter van … (verder: Voorzitter).
In de huidige klacht heeft Verzoeker, kort samengevat, aangevoerd dat de afhandeling van de eerdere klacht over Verzoeker is gebeurd in strijd met verschillende principes en uitwerkingen van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Ook heeft Verzoeker uiteengezet welke gevolgen de eerdere klacht voor hem heeft gehad, onder meer voor zijn beoogde promotie. Verzoeker heeft de Voorzitter gevraagd om, wanneer hij zou besluiten de huidige klacht niet zelf te onderzoeken, de huidige klacht voor advisering aan het LOWI voor te leggen.
Het verzoek aan het LOWI
Op 11 mei 2017 heeft Verzoeker zich tot het LOWI gewend, gesteld dat de Voorzitter heeft geweigerd de zaak te onderzoeken en het LOWI gevraagd om een advies te geven naar aanleiding van zijn huidige klacht.
Op 15 mei 2017 heeft het LOWI Verzoeker geantwoord alleen bevoegd te zijn om een adviesverzoek in behandeling te nemen, wanneer dit verzoek betrekking heeft op een (voorgenomen) besluit van het Bestuur. Verzoeker is erop gewezen dat het Bestuur eerst een besluit moet hebben genomen over de huidige klacht, en dat pas daarna een verzoek kan worden ingediend bij het LOWI.
Op 15 mei 2017 heeft Verzoeker opnieuw gevraagd om zijn verzoek in behandeling te nemen en gesteld dat de eerdere klacht over Verzoeker nooit in behandeling is genomen en dat ook de huidige klacht van Verzoeker niet in behandeling wordt genomen door de Voorzitter of het Bestuur.
Op 17 mei 2017 heeft het LOWI Verzoeker geantwoord dat een weigering van een Bestuur om een besluit te nemen over een klacht kan worden beschouwd als een (voorgenomen) besluit, maar dat op grond van artikel 7.2 van het LOWI-Reglement daar de voorwaarde aan is verbonden dat het moet gaan om een schriftelijke weigering. Verzoeker is gemeld dat wanneer hij een schriftelijke weigering kan overleggen, het LOWI kan beoordelen of zijn verzoek voor behandeling in aanmerking komt.
Op 17 mei 2017 heeft Verzoeker een aantal stukken overgelegd, waaronder twee mailberichten van de secretaris van de Voorzitter. Deze heeft Verzoeker op 14 maart 2017 bericht dat de Voorzitter het Bestuur en in het bijzonder de Rector bereid heeft gevonden om te zoeken naar een oplossing voor de gerezen problematiek en gevraagd de acties van de Rector af te wachten.
Naar aanleiding van een tweede beroep van Verzoeker op de Voorzitter op 25 april 2017 heeft de secretaris Verzoeker op 17 mei 2017 bericht dat geen sprake is van een calamiteit, waardoor betrokkenheid van de Voorzitter niet aan de orde is en heeft Verzoeker verwezen naar het Bestuur. Ook dit tweede beroep van Verzoeker aan de Voorzitter is aan het LOWI overgelegd.
Dit stuk bevat een eigen verslag door Verzoeker (gedateerd 4 april 2017) van een gesprek met onder meer de Rector over onder meer de beoogde promotie van Verzoeker, en het verslag van de assistent van het Bestuur (gedateerd 7 april 2017) van dat gesprek. Het eigen verslag van Verzoeker vermeldt onder meer: “De hierboven genoemde zaak is de enige zaak waarvoor u een oplossing zoekt. Voor de andere zaken zoals (…) klachten over hoogleraren … betrokken bij mijn zaak en compensatie voor de drie jaren die ik verloor in termen van wetenschappelijke vooruitgang, zal ik andere ‘bureaus’ dienen te benaderen.” In het verslag van assistent van het Bestuur staan geen opmerkingen van een vergelijkbare aard of andere tekst die betrekking heeft op de huidige klacht.
Verzoeker heeft daarop geconstateerd dat het Bestuur zijn huidige klacht niet zal behandelen en de Voorzitter opnieuw gevraagd om een onderzoek in te stellen.
Op 8 juni 2017 heeft het LOWI aan Verzoeker laten weten dat de overgelegde stukken geen aanknopingspunten bieden op grond waarvan concreet blijkt dat het Bestuur weigert om de huidige klacht in behandeling te nemen en dat om die reden deze correspondentie niet kan worden beschouwd als een schriftelijke weigering, zoals voorgeschreven in het Reglement LOWI. Ook is uitgelegd dat het LOWI geen belangenbehartiger is en daarom niet kan interveniëren. Verzoeker is in overweging gegeven om het Bestuur zelf schriftelijk te benaderen en navraag te doen.
Op 17 juli 2017 heeft Verzoeker het LOWI opnieuw gevraagd om zijn verzoek in behandeling te nemen en het volgende aangevoerd. Het is niet terecht dat de Voorzitter Verzoeker naar het Bestuur verwijst. Het heeft geen pas om een klacht die ook het Bestuur raakt te laten behandelen door het Bestuur. Ook schrijft de Regeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling) voor dat een klacht moet worden doorgestuurd naar de CWI voor een ontvankelijkheidsbeoordeling. Het is heel duidelijk dat Verzoeker klachten heeft ingediend en dat er nog steeds geen CWI is ingesteld, zodat de weigering om de huidige klacht te behandelen voldoende concreet is. Het is niet terecht dat het LOWI een schriftelijkheidseis stelt.
2. Beoordeling van het verzoek
Bevoegdheid van het LOWI
Op grond van artikel 3.1 van het Reglement LOWI is de taak van het LOWI om het Bestuur te adviseren over een (voorgenomen) besluit inzake vermoede schending(en) van wetenschappelijke integriteit. Op grond van artikel 6.1 van het Reglement LOWI kan een Belanghebbende die zich niet kan verenigen met een (voorgenomen) besluit van het Bestuur zich wenden tot het LOWI. In artikel 7 van het Reglement LOWI zijn de eisen neergelegd waaraan een verzoek aan het LOWI moet voldoen.
Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk kan behandelen, moet eerst worden beoordeeld of is voldaan aan de indieningseisen uit het Reglement LOWI. Eén van de indieningseisen is dat een verzoek moet gaan over een (voorgenomen) besluit van het Bestuur. Deze eis is expliciet neergelegd in artikel 7.2 van het Reglement LOWI, maar volgt eveneens uit de bewoordingen van de hierboven genoemde artikelen 3.1 en 6.1. Daarnaast is in artikel 7.5 onder d van het Reglement LOWI een verplichting neergelegd voor Verzoeker om een afschrift van het (voorgenomen) besluit te overleggen.
Het uitgangspunt is dus dat het LOWI alleen bevoegd is om te adviseren als er een (voorgenomen) besluit van het Bestuur is. Zolang het Bestuur geen besluit heeft genomen, heeft het LOWI géén adviesbevoegdheid. In aanvulling hierop is in artikel 7.2 van het Reglement LOWI vastgelegd dat onder besluit mede wordt verstaan de schriftelijke weigering van het Bestuur om een besluit te nemen. Op welke gronden een Bestuur bevoegd is om te weigeren om een besluit te nemen, volgt niet uit het Reglement LOWI. Die gronden zijn doorgaans neergelegd in de Klachtenregeling van de betrokken Instelling.
Kort samengevat is het LOWI slechts bevoegd om een advies uit te brengen wanneer een Bestuur daadwerkelijk een besluit heeft genomen over een klacht, of anders schriftelijk heeft verklaard te weigeren een besluit te nemen over een klacht.
Besluit of schriftelijke weigering van het Bestuur?
Het bevoegde orgaan met betrekking tot de huidige klacht is het Bestuur, niet de Voorzitter. Verzoeker heeft geen afschrift van een besluit van het Bestuur overgelegd en ook anderszins is niet gebleken dat het Bestuur een besluit heeft genomen over de huidige klacht.
Evenmin is gebleken dat het Bestuur (schriftelijk) heeft geweigerd om een besluit te nemen over de huidige klacht. De mailberichten namens de Voorzitter kunnen niet worden opgevat als een schriftelijke weigering door het Bestuur. De verslaglegging door Verzoeker van het gesprek met de Rector, kan evenmin worden opgevat als een schriftelijke weigering door het Bestuur. De verslaglegging door de assistent van het Bestuur van dit gesprek, biedt geen concrete aanknopingspunten om een schriftelijke weigering door het Bestuur aan te nemen.
Dit verslag verwijst kort naar de eerdere klacht en een eventuele gang naar de burgerlijke rechter door de indiener van de eerdere klacht en bevat voorts wat meer uitgebreide opmerkingen over de beoogde promotie van Verzoeker. Er staat niets vermeld over de afdoening van de huidige klacht. Verzoeker zelf meent dat hieruit voldoende duidelijk wordt dat het Bestuur geen CWI zal instellen. Het LOWI kan hem daar echter niet in volgen, nu die conclusie op dit moment te ver strekt.
Het LOWI heeft Verzoeker in overweging gegeven om zich schriftelijk te wenden tot het Bestuur en daar navraag te doen naar de behandeling van zijn klacht. Het is niet gebleken dat Verzoeker dit heeft gedaan. Dit had echter voor meer duidelijkheid kunnen zorgen.
Conclusie
Verzoeker heeft geen afschrift van een besluit van het Bestuur overgelegd en ook geen stukken waaruit kan worden opgemaakt dat het Bestuur weigert een besluit te nemen. Bij deze stand van zaken en gelet op het huidige Reglement LOWI, is het LOWI niet bevoegd om zijn verzoek in behandeling te nemen.
Geheel ten overvloede nog het volgende. Aan Verzoeker kan worden toegegeven dat het huidige Reglement LOWI mogelijk tekort schiet in een situatie waarin een Bestuur in zijn geheel niet zou reageren op een ingediende klacht. Immers, mocht een Bestuur ervoor kiezen om geen besluit te nemen en ook niet op schrift te stellen dat de klacht niet in behandeling wordt genomen, dan is er inderdaad geen rol weggelegd voor het LOWI. Het LOWI heeft echter nog nooit hoeven constateren dat een Bestuur op die manier handelt. Wat in de praktijk bijvoorbeeld wel eens voorkomt, is dat er een periode onduidelijkheid bestaat over de behandeling van een klacht, terwijl daarover pas in een laat stadium wordt gecommuniceerd met de Klager.
Het LOWI heeft Verzoeker in overweging gegeven om zich schriftelijk te wenden tot het Bestuur en daar navraag te doen naar de behandeling van zijn klacht. Het LOWI kan slechts herhalen dat dit de aangewezen weg is.
3. Besluit van het LOWI
Het verzoekschrift is ingediend, zonder dat het Bestuur een besluit heeft genomen naar aanleiding van de huidige klacht. Dat betekent dat het LOWI niet bevoegd is het verzoek in behandeling te nemen.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris