Categorieën
Advies

Advies 2019-13

Herhaalde klacht. Het LOWI adviseert om in toekomstige zaken meer aansluiting te zoeken bij strikte jurisprudentie over het begrip nova. Het klachtrecht is niet bedoeld om over één en dezelfde publicatie herhaaldelijk klachten in te blijven dienen met andere argumenten of andere gestelde schendingen van normen van wetenschappelijke integriteit.

Advies van het LOWI van 15 april 2019 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 28 augustus 2018 en betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft van 31 juli 2018, naar aanleiding van een klacht van 24 januari 2018 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door …, … en … .

1. Het verzoek

Op 28 augustus 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft (verder: het Bestuur) over het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur van 31 juli 2018 (verder: oordeel) naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 24 januari 2018 (verder: klacht).

De klacht

De klacht is gericht tegen …, … en … (samen verder: Betrokkenen).

Verzoeker heeft een eerste versie van de klacht ingediend op 21 april 2017. De behandeling daarvan is aangehouden ten behoeve van een wetenschappelijk debat tussen Verzoeker en Betrokkenen, georganiseerd naar aanleiding van twee eerdere klachten van Verzoeker over Betrokkenen (verder: klacht 2014 en klacht 2016). Op 19 januari 2018 is dit debat op verzoek van Verzoeker stopgezet. Op 24 januari 2018 heeft Verzoeker een herschreven klacht ingediend.

In de klacht heeft Verzoeker, kort samengevat, aangevoerd dat Betrokkenen in meerdere publicaties ten onrechte hebben geschreven dat bij … een uitgebreide rekenmethode is gebruikt. Volgens Verzoeker is een andere, eenvoudiger rekenmethode gebruikt. Betrokkenen hebben ten onrechte het werk van Verzoeker niet geciteerd.

De publicaties waarover Verzoeker zich heeft beklaagd zijn het proefschrift van Betrokkene 3 uit 2002 (verder: proefschrift 1), het proefschrift van Betrokkene 2 uit 2010 (verder: proefschrift 2), een gezamenlijke publicatie van Betrokkenen uit 2014 (verder: publicatie 2014) die is gebaseerd op proefschrift 1 en die integraal is overgenomen in het proefschrift van Betrokkene 1 (verder: proefschrift 3).

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Technische Universiteit Delft (verder: CWI) heeft op 20 juli 2018 advies uitgebracht over de klacht.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht heeft de CWI onder verwijzing naar de Klachtenregeling wetenschappelijke integriteit TU Delft (verder: Klachtenregeling) en het Reglement LOWI 2014 en 2018 als volgt overwogen. De klacht tegen proefschrift 1 is te laat ingediend, namelijk langer dan 10 jaar na de datum van proefschrift 1. Verder onderzoekt de CWI alleen nieuwe klachten over publicatie 2014, voor zover het niet gaat om een herhaling van klacht 2014 over deze publicatie. Ook onderzoekt de CWI de klacht niet voor zover deze onderdeel zou moeten zijn van het wetenschappelijk debat.

Ten aanzien van de omvang van het geschil heeft de CWI overwogen dat het onderwerp van onderzoek moet zijn het al dan niet aanwezig zijn van de uitgebreide rekenmethode in de publicaties van Betrokkenen. Het gaat volgens de CWI op zijn hoogst om de vraag of in publicatie 2014 integer is gehandeld en of Betrokkenen voldoende hebben aangegeven dat zij de eenvoudiger methode hebben gebruikt en of deze kwestie voldoende nieuw of anders genoeg is ten opzichte van de eerder gevoerde discussie naar aanleiding van klacht 2014.

De CWI heeft opgemerkt dat partijen het erover eens zijn dat in proefschrift 1 de eenvoudiger methode is gebruikt en dat Betrokkenen in het verweer tegen de klacht 2014 en in het gevoerde wetenschappelijke debat duidelijk zijn geweest dat zij de eenvoudiger methode hebben gebruikt. In publicatie 2014 is dit volgens de CWI niet overal duidelijk tot uitdrukking gekomen, maar er kan niet worden geconcludeerd dat Betrokkenen hebben aangegeven dat zij de uitgebreide methode hebben gebruikt. Passages zijn wellicht slordig geformuleerd, maar van (bewuste) misleiding is geen sprake.

De CWI heeft geconcludeerd dat de klacht tegen proefschrift 1 niet-ontvankelijk is omdat deze te laat is ingediend en verder dat de klacht deels niet-ontvankelijk is omdat deze herhalingen bevat van klacht 2014 en klacht 2016. Volgens de CWI is de klacht ontvankelijk voor zover deze gaat over de vraag of Betrokkenen in publicatie 2014 de juiste informatie hebben gegeven over de door hen gebruikte methode. De CWI heeft geoordeeld dat geen sprake is van bewust geven van onjuiste informatie of misleiding. Wel hadden bepaalde passages duidelijker kunnen worden geformuleerd, maar dit had aan de orde kunnen komen in een wetenschappelijk tegenartikel van Verzoeker of in een wetenschappelijk debat. Bij de afdoening van zijn eerdere klachten is Verzoeker gewezen op die mogelijkheid, maar hij heeft afgezien van een publicatie en hij heeft het wetenschappelijk debat stopgezet. Er is slechts sprake van een nuanceverschil met eerdere klachtformuleringen door Verzoeker, zodat de CWI tot een vergelijkbare oproep komt aan Verzoeker als eerder, namelijk om kritiek in een wetenschappelijk dispuut te uiten en niet via het starten van klachtprocedures.

De CWI heeft het Bestuur geadviseerd om de klacht, voor zover deze is gericht tegen proefschrift 1 en herhalingen bevat van klacht 2014 en klacht 2016, niet-ontvankelijk te verklaren en om de klacht verder ongegrond te verklaren.

Het oordeel

Het Bestuur heeft conform dit advies van de CWI zijn oordeel vastgesteld.

Het verzoek

Verzoeker is het niet eens met het oordeel van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoeker is verkort weergegeven in onderdeel 3.

2. De procedure

Op 17 september 2018 zijn Verzoeker, het Bestuur en Betrokkenen ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.

Het verweerschrift van het Bestuur is op 31 oktober 2018 bij het LOWI ingediend. Het verweerschrift van Betrokkenen is op 28 oktober 2018 bij het LOWI ingediend.

Het LOWI heeft de verweerschriften van het Bestuur en Betrokkenen op 31 oktober 2018 aan Verzoeker gezonden. Op 8 november 2018 heeft Verzoeker gereageerd. Het LOWI heeft dit stuk van Verzoeker op 15 november 2018 voor een laatste reactie aan het Bestuur en Betrokkenen gezonden. Het Bestuur heeft op 29 november 2018 gereageerd en Betrokkenen op 26 november 2018.

Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken te behandelen en dit aan partijen medegedeeld op 23 januari 2019.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoeker

Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.

Het is volgens Verzoeker onjuist dat de CWI het onderzoek heeft beperkt. De klacht gaat niet over niet-citeren maar over fingeren en plagiëren.

Het is volgens Verzoeker onjuist dat de CWI heeft geoordeeld dat geen sprake is van misleiding. Volgens Verzoeker moet worden beoordeeld of publicatie 2014 op zichzelf misleidend is, is de CWI er ten onrechte niet op ingegaan dat Betrokkenen hun stellingen niet hebben gerectificeerd, heeft de CWI tekst uit publicatie 2014 die volgens Verzoeker misleidend is in het voordeel van Betrokkenen opgevoerd en heeft de CWI niet doorzien dat de door Betrokkenen gegeven voorstelling van zaken niet klopt. Volgens Verzoeker hebben Betrokkenen in het wetenschappelijk debat onjuiste uitlatingen gedaan en aanvullende vragen van Verzoeker onvoldoende beantwoord.

Het is volgens Verzoeker onjuist dat de klacht over proefschrift 1 niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens Verzoeker gaat het om een ernstige integriteitsschending die vele jaren onopgemerkt is gebleven, zodat sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. Bovendien is volgens Verzoeker de misleiding blijven voortduren, zodat geen sprake is van verjaring.

Het is volgens Verzoeker onjuist dat ook andere delen van de klacht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Volgens Verzoeker is geen sprake van een herhaalde klacht of van een wetenschappelijk debat.

Volgens Verzoeker is de CWI vooringenomen. Verzoeker meent dat de CWI onzorgvuldig is omgegaan met zijn argumenten en in het voordeel van Betrokkenen heeft gehandeld. Onder meer heeft de CWI de nadruk gelegd op niet-citeren in plaats van op fingeren, is de CWI blijven aansturen op een wetenschappelijk debat en heeft de CWI onvoldoende getoetst of sprake is van nova.

Tot slot is Verzoeker van mening dat de klachtbehandeling met 67 weken te lang heeft geduurd.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Verzoeker heeft voor de derde maal een klacht ingediend met dezelfde problematiek. Meermalen is geoordeeld dat geen sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit, en dat het gaat om herhalingen dan wel om een wetenschappelijk debat. Voor zover eerder is geoordeeld dat Betrokkenen zorgvuldiger hadden kunnen handelen is daarop gereageerd door het voeren van een wetenschappelijk debat, dat Verzoeker echter eenzijdig heeft beëindigd.

Nieuw in deze zaak was de vraag of Betrokkenen wel of niet naar de eenvoudiger methode hebben verwezen in publicatie 2014. De schriftelijke ronde na de hoorzitting heeft zich met instemming van partijen daarop geconcentreerd. Het Bestuur is van mening dat de CWI een genuanceerd oordeel heeft gegeven. De schendingen fingeren en plagiaat zijn aannames van Verzoeker. Hiervan is geen sprake, de CWI heeft geoordeeld dat geen sprake is van misleiding.

Rectificatie is nooit als eis opgelegd aan Betrokkenen. Overigens is het wetenschappelijke debat bij uitstek het podium om te vragen om rectificatie, maar Verzoeker heeft dit debat zelf beëindigd. De vele argumenten en technische gegevens in het verzoekschrift, illustreren dat Verzoeker in wezen bezig is met het voeren van een wetenschappelijk debat.

Het verjaringsprincipe dient om rechtszekerheid en rust te borgen. Het Bestuur ziet geen reden om van dat principe af te wijken. Als geen sprake was geweest van verjaring, was dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard, omdat het gaat om een herhaalde klacht.

Verzoekers bezwaren tegen proefschrift 2 zijn nauwelijks onderbouwd en vrijwel niet aan de orde gekomen. Ook hier is volgens het Bestuur sprake van een herhaalde klacht.

Er is geen vooringenomenheid bij de CWI. Reeds op voorhand was duidelijk dat de klacht deels een herhaling van eerdere klachten betrof. Verder bepaalt de CWI de procesorde, niet Verzoeker. Het zakelijk samenvatten van de stukken van Verzoeker is niet het negeren van Verzoekers argumenten. De voorzitter van de CWI is juist vervangen vanwege mogelijk te grote betrokkenheid bij het mediation proces. Ook het LOWI heeft het wetenschappelijk debat voorgestaan.

Klacht en wetenschappelijk debat gaan niet samen. Het uitstel van de klachtbehandeling is aan Verzoeker medegedeeld. Verzoeker heeft een herziene versie van de klacht ingediend na het debat, dus dan is het redelijk om de termijn vanaf dit moment te laten lopen. De CWI had tijd nodig om zich een oordeel te vormen.

3.3 Het standpunt van Betrokkenen

Het standpunt van Betrokkenen zoals verwoord in hun gezamenlijke verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Betrokkenen hebben verwezen naar hun verweer in de klachtprocedure. Verder zijn Betrokkenen inhoudelijk ingegaan op de uitleg van Verzoeker van de door de CWI aangehaalde passages uit publicatie 2014 en op Verzoekers stelling dat zij onjuiste uitlatingen hebben gedaan. Ook is het volgens Betrokkenen onjuist dat zij geen goede wil tonen of dat zij Verzoekers aanvullende vragen niet hebben beantwoord. Het wetenschappelijke debat was gereguleerd en werd gevoerd met moderatoren. Betrokkenen hebben volledig deelgenomen aan het debat. Het was Verzoeker die het debat beëindigde, vóór de tweede ronde.

3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur en Betrokkenen

Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.

3.4.1 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur

Volgens Verzoeker is de klacht geen herhaalde klacht. Proefschriften 1 en 2 zijn eerder niet aan de orde geweest, het verwijt van fingeren is eerder niet aan de orde geweest en Verzoeker heeft een novum (dat Betrokkene 3 geen … heeft geïmplementeerd) aangedragen. De huidige klacht gaat over andere schendingen van de Klachtenregeling.

Het Bestuur heeft de klacht niet goed onderzocht en is daardoor tot een onjuiste beoordeling gekomen. Naar aanleiding van de ernstige verwijten van fingeren en plagiëren had een grondiger onderzoek moeten plaatsvinden. Het verwijt van fingeren had Verzoeker overigens al in de eerste versie van de klacht (21 april 2017) aan de orde gesteld.

Verzoeker vindt dat het door het Bestuur overgelegde verslag van de moderatoren van het debat gekleurd is, in het voordeel van Betrokkenen. Verzoeker verklaart dit uit vooringenomenheid van de moderatoren. Om diverse redenen achtte Verzoeker geen gemeenschappelijke basis aanwezig voor voortzetting van het debat en heeft hij verzocht om over te gaan tot het behandelen van de klacht.

3.4.2 Reactie Verzoeker op het standpunt van Betrokkenen

In publicatie 2014 hebben Betrokkenen bewust een onjuiste indruk gewekt van de gebruikte methode. Dat er drie verschillende methodes van belang zijn voor de klacht, is Verzoeker eens met Betrokkenen, maar de bewering van Betrokkenen in publicatie 2014 over de derde methode is volgens hem onjuist. Dat wat volgens Verzoeker niet klopt aan de publicatie, valt voor (deskundige) buitenstaanders niet te herleiden. Verzoeker heeft een en ander inhoudelijk nader toegelicht.

De klacht is kortweg dat Betrokkenen fingeren dat hun resultaten zijn berekend met methode 1 en dat Betrokkenen ten onrechte de prioriteit van de volledige methode claimen, die echter toekomt aan o.a. Verzoeker.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Betrokkenen

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 hebben het Bestuur en Betrokkenen eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.

3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur

Het Bestuur heeft verwezen naar zijn verweerschrift van 31 oktober 2018 en dit deels herhaald. Verder heeft het Bestuur benadrukt dat voor de CWI tijdens de hoorzitting een nieuw inzicht ontstond, dat betrekking had op één onderdeel van de eerdere klachten van Verzoeker en aan partijen is voorgelegd. Ook heeft het Bestuur erop gewezen dat Verzoekers twijfel aan de integriteit van de moderatoren en de CWI niet zijn gefundeerd. De moderatoren hebben zich op beide partijen gericht, zonder enige vooringenomenheid. De voorzitter van de CWI heeft getracht een bemiddelende rol te spelen en heeft zich verder onthouden van de klachtbehandeling. Verder illustreert Verzoekers reactie op het verweer van Betrokkenen dat de klacht voornamelijk een wetenschappelijk dispuut is. Tot slot heeft het Bestuur benadrukt dat de klacht niet is genegeerd.

3.5.2 Laatste reactie van Betrokkenen

De (technische) laatste reactie van Verzoeker toont volgens Betrokkenen aan dat het gaat om een wetenschappelijk debat. De bedoeling van het eerdere debat was om te komen tot een workshop discussie, gevoerd tussen Verzoeker en Betrokkenen en in de aanwezigheid van peers. Dit zou hebben moeten plaatsvinden tijdens de grootste en meest relevante internationale conferentie over het betreffende onderwerp. Dat was bij uitstek de gelegenheid geweest voor Verzoeker om zich te laten horen. Betrokkenen hebben hieraan volledige medewerking verleend. De workshop kon echter niet doorgaan omdat Verzoeker zich heeft teruggetrokken.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Na een ontvankelijk verzoek hiertoe, adviseert het LOWI het Bestuur van een bij het LOWI aangesloten instelling over een door het Bestuur vastgesteld (aanvankelijk) oordeel naar aanleiding van een klacht over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI baseert zijn oordeel over de vermoede schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die hetzij zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, laatstelijk herzien in 2014, hetzij uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit, in werking getreden op 1 oktober 2018 (VSNU). Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl.

Het oordeel dat een of meer normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, leidt niet per definitie ook tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Wetenschappelijke controversen dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum.

4.2 Toepasselijke regelingen

Op de beoordeling van de klacht is de Klachtenregeling van toepassing. Op de beoordeling van het verzoek is het Reglement LOWI 2018 van toepassing.

Verder is het volgende relevant. Op 1 oktober 2018 is de nieuwe Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit in werking getreden. Deze Gedragscode vervangt de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Op grond van de overgangsbepalingen in paragraaf 1.5 van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit is op de onderhavige casus nog de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van toepassing.

4.3 Ten aanzien van de meer procedurele bezwaren

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de volgens hem te strenge beoordeling van de vraag of sprake is van niet-ontvankelijke herhaalde klachtonderdelen, tegen de duur van de klachtprocedure en tegen de opstelling van de CWI.

Herhaalde klacht?

Volgens Verzoeker zijn klachtonderdelen ten onrechte gekwalificeerd als herhaalde klacht en niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker meent dat de CWI meer nova aanwezig had moeten achten dan zij heeft gedaan. Het LOWI volgt Verzoeker hierin niet en overweegt daartoe als volgt.

Aan de huidige klacht van Verzoeker zijn twee eerdere klachten van hem voorafgegaan, namelijk klacht 2014 en klacht 2016. Klacht 2014 betreft publicatie 2014 en klacht 2016 betreft proefschrift 3. Publicatie 2014 is gebaseerd op proefschrift 1 en is integraal overgenomen in proefschrift 3. De huidige klacht, die ook over publicatie 2014 en proefschriften 1 en 3 gaat, heeft geleid tot een nieuw inhoudelijk onderzoek van de CWI en een daarop gebaseerd nieuw oordeel van het Bestuur. Dat maakt het huidige verzoek aan het LOWI ontvankelijk. Dat neemt echter niet weg dat het LOWI van oordeel is dat het Bestuur naast het klachtonderdeel over proefschrift 1 ook de klachtonderdelen over publicatie 2014 en proefschrift 3 niet-ontvankelijk had kunnen c.q. moeten verklaren. Na klachten 2014 en 2016 zijn deze klachtonderdelen immers een herhaalde klacht over dezelfde publicaties, zonder dat sprake is van nova.

Zoals het LOWI ook in zijn advies 2017-10 (naar aanleiding van klacht 2016) heeft overwogen, geldt in een klachtprocedure eenzelfde uitgangspunt als in een gerechtelijke procedure. Met het oog op de rechtszekerheid moet een procedure op enig moment tot een definitief einde kunnen komen. Dit definitieve einde voor de klachtprocedure wordt gevormd door het definitieve besluit van het Bestuur, eventueel na een advies van het LOWI. Aan dit uitgangspunt wordt, net als bij een gerechtelijke procedure, streng de hand gehouden.

Alleen voor de duidelijkheid wordt er hier op gewezen dat het LOWI in zijn advies 2017-10 ten aanzien van drie van de vier klachtonderdelen van klacht 2016 oordeelde dat sprake was van een herhaalde klacht zonder nova, en ten aanzien van één van de vier klachtonderdelen oordeelde dat geen sprake was van een herhaalde klacht. Redengevend was dat dit specifieke klachtonderdeel over een andere gedraging ging dan klacht 2014, namelijk het in proefschrift 3 niet-naleven van het definitieve besluit van het Bestuur op klacht 2014, terwijl daartoe wel de gelegenheid bestond. Het LOWI benadrukt dat in de huidige klacht een dergelijke situatie niet aan de orde is.

Het definitieve oordeel van het Bestuur over klacht 2014 is neergelegd in het besluit van 17 november 2016 en het definitieve oordeel van het Bestuur over klacht 2016 is neergelegd in het besluit van 24 augustus 2017. Met deze oordelen heeft het Bestuur zich definitief uitgesproken over de vraag of in publicatie 2014 en proefschrift 3 normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden. Verzoeker heeft met de huidige klacht deze vraag opnieuw opgeworpen en daarmee een herhaalde klacht ingediend.

Op grond van artikel 4.5, tweede lid, van de Klachtenregeling juncto artikel 9:8, eerste lid onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) en gelet op de hier relevante jurisprudentie inzake artikel 4:6 van de Awb, was het Bestuur bevoegd om de klachtonderdelen die een herhaalde klacht zijn, niet (verder) in behandeling te nemen. Een herhaalde klacht hoeft alleen te worden behandeld wanneer de klager nova heeft aangedragen, die bovendien van zodanige aard zijn dat zij aanleiding kunnen geven voor een ander besluit.

Het begrip nova wordt strikt uitgelegd; het gaat om nieuwe feiten of omstandigheden die ná de eerdere beslissing zijn voorgevallen of feiten en omstandigheden (of bewijsstukken) die niet vóór de eerdere beslissing konden en dus moesten worden aangevoerd. Volgens vaste jurisprudentie gelden nieuwe argumenten of nieuwe invalshoeken uitdrukkelijk niet als nova.

Anders dan Verzoeker meent, is er geen sprake van nova. Verzoeker heeft in dit verband aangevoerd dat het verwijt van fingeren eerder niet aan de orde is geweest, dat Verzoeker thans nieuw heeft aangedragen dat Betrokkene 3 geen … heeft geïmplementeerd en dat de huidige klacht over andere schendingen van de Klachtenregeling gaat dan klacht 2014 en klacht 2016. Dit zijn echter nieuwe argumenten en nieuwe invalshoeken, geen nova. Dat Verzoeker deze argumenten niet heeft aangedragen in zijn klachten 2014 en 2016 en in die klachten voor een andere invalshoek heeft gekozen (onvoldoende citeren van Verzoeker) dan nu (een verkeerde voorstelling geven van de gebruikte rekenmethode), komt voor zijn rekening en risico. Wanneer een herhaalde klacht is gebaseerd op gestelde andere schendingen van wetenschappelijke integriteit dan waarop de eerdere klacht was gebaseerd, levert dat geen novum op. De klachtprocedure is uitdrukkelijk niet bedoeld als herkansing van een eerdere klachtprocedure die niet tot het door de klager gewenste resultaat heeft geleid.

Verzoekers bezwaar dat de CWI méér nova aanwezig had moeten achten dan zij nu heeft gedaan, treft dan ook geen doel. Eerder is het tegendeel het geval. De CWI had zich niet hoeven buigen over de vraag of in publicatie 2014 (en daarmee ook in proefschrift 3) integer is gehandeld en of Betrokkenen voldoende hebben aangegeven dat zij de eenvoudiger methode hebben gebruikt. De CWI is uitgegaan van een ruimere uitleg van het begrip nova dan in de jurisprudentie. Het LOWI adviseert het Bestuur om, in ieder geval voor toekomstige zaken, meer aansluiting te zoeken bij de strikte jurisprudentie. Een andere keuze leidt er immers toe dat de mogelijkheid ontstaat om over één en dezelfde publicatie herhaaldelijk klachten in te blijven dienen, zo lang maar andere gestelde schendingen van normen van wetenschappelijke integriteit worden aangevoerd. Dat is niet de bedoeling van het klachtrecht.

De duur van de klachtbehandeling

Verzoeker heeft verder aangevoerd dat de klachtprocedure te lang heeft geduurd. Het LOWI volgt Verzoeker hierin en overweegt daartoe als volgt.

Anders dan Verzoeker meent, is de termijn voor de klachtbehandeling eerst aangevangen op 24 januari 2018, te weten de datum van indiening van de herschreven klacht. De klachtprocedure heeft niet de door Verzoeker gestelde 67 weken in beslag genomen, maar 27 weken. Desalniettemin heeft de klachtbehandeling te lang geduurd, nu het oordeel van het Bestuur op 31 juli 2018 is vastgesteld. Volgens de termijnen in de Klachtenregeling zou dat uiterlijk op 16 mei 2018 moeten zijn gebeurd. Overigens wijken de termijnen in de Klachtenregeling af van de dwingendrechtelijke termijnen uit de Awb. Op grond van artikel 9:11 van de Awb had het Bestuur zijn oordeel uiterlijk op 2 mei 2018 moeten vaststellen.

Voor zover het verzoek is gericht tegen de te lange duur van de klachtprocedure is het gegrond. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat de klachtbehandeling overigens onzorgvuldig is geweest.

Zorgvuldigheid, vooringenomenheid bij de CWI?

Verzoeker heeft gesteld dat de klachtbehandeling door de CWI niet voldoet aan de zorgvuldigheidseisen en dat de CWI vooringenomen is. Het LOWI volgt Verzoeker hierin niet en overweegt daartoe als volgt.

Van een onterechte beperking van het onderzoek door de CWI of het negeren van argumenten van Verzoeker is geen sprake. De CWI heeft een uitgebreid onderzoek gedaan, en is vervolgens tot een ander oordeel gekomen dan door Verzoeker bepleit. Hetgeen Verzoeker in dit verband heeft aangevoerd is onvoldoende voor de conclusie dat de klachtbehandeling onzorgvuldig was.

Daarnaast is niet gebleken van enige vooringenomenheid van de CWI. Zoals ook eerder is uiteengezet (zie onder meer LOWI-adviezen 2018-02 en 2019-05) is het uitgangspunt dat de leden van de CWI uit hoofde van hun functie worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een bijzondere omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de CWI vooringenomenheid koestert of dat de daarvoor bij een partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Alleen het subjectieve oordeel bij die partij is onvoldoende. Het is aan de betreffende partij om aannemelijk te maken dat zo’n bijzondere omstandigheid zich voordoet. Verzoeker is daar niet in geslaagd. De enkele omstandigheid dat de CWI tot een andere beoordeling van de klacht is gekomen dan voorgestaan door Verzoeker is onvoldoende.

Conclusie procedurele bezwaren

De klachtbehandeling heeft langer geduurd dan (wettelijk) is bepaald. In dit opzicht is het verzoek gegrond. Dit leidt echter niet tot het advies aan het Bestuur om tot een gewijzigd definitief oordeel te komen. Voor het overige zijn de procedurele bezwaren van Verzoeker ongegrond.

Aanvullend wordt het volgende opgemerkt. De CWI heeft de vraag of sprake is van nova eerder te soepel dan te strikt beantwoord. Naar het oordeel van het LOWI hadden de klachtonderdelen die betrekking hebben op publicatie 2014 en proefschrift 3 niet-ontvankelijk kunnen c.q. moeten worden verklaard. Dit oordeel van het LOWI hoeft niet noodzakelijk te leiden tot een gewijzigd definitief oordeel over de klacht, het Bestuur is immers wel bevoegd om een herhaalde klacht (zonder nova) in behandeling te nemen. Het LOWI geeft het Bestuur echter in overweging om zeer terughoudend te zijn met het gebruik van die bevoegdheid, in het belang van de rechtszekerheid.

4.4 Ten aanzien van de meer inhoudelijke bezwaren

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn klacht over proefschrift 1 en tegen het uitblijven van het oordeel dat sprake is van fingeren en plagiëren.

Proefschrift 1

Verzoeker meent dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, dan wel dat ten aanzien van proefschrift 1 geen sprake is van verjaring. Het LOWI volgt Verzoeker hierin niet en overweegt daartoe als volgt.

Proefschrift 1 dateert van 2002, de klacht over dit proefschrift dateert van 2018. Uit artikel 4.5, tweede lid, van de Klachtenregeling vloeit voort dat de CWI kan bepalen dat een klacht niet in behandeling wordt genomen als de gestelde schending naar het oordeel van de CWI te lang geleden heeft plaatsgevonden. Aan de CWI komt hierbij beoordelingsvrijheid toe. Overigens was in een eerdere versie van de Klachtenregeling een termijn van 5 jaar gesteld en is in het geldende Reglement LOWI 2018 voorzien in een termijn van 10 jaar. In casu zijn er meer dan 15 jaar verstreken tussen de gewraakte publicatie en de klacht. Verzoekers beroep op een verontschuldigbare termijnoverschrijding is gebaseerd op het niet meer geldende LOWI Reglement 2014 en zou overigens ook niet worden gehonoreerd. Het is immers niet aannemelijk dat Verzoeker de door hem gestelde schending niet eerder zou hebben opgemerkt. Verzoekers stelling dat de gestelde schending na 2002 zou zijn doorgegaan maakt het voorgaande niet anders.

Het LOWI is met de CWI van oordeel dat de klacht voor zover deze is gericht tegen proefschrift 1, niet-ontvankelijk is omdat zij te laat is ingediend.

Fingeren, plagiëren?

Verzoeker is van mening dat Betrokkenen in de verschillende publicaties hebben doen voorkomen dat zij een uitgebreide rekenmethode hebben gebruikt, terwijl zij in werkelijkheid een eenvoudige rekenmethode hebben gebruikt. Verzoeker kwalificeert een en ander als fingeren of plagiëren. Het LOWI volgt Verzoeker hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het LOWI met het Bestuur van oordeel is dat de vele inhoudelijke argumenten en technische gegevens die Verzoeker heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt thuishoren in het wetenschappelijke debat, niet in een klachtprocedure. De procedure bij de CWI en het LOWI is niet bedoeld om een wetenschappelijke discussie te voeren. CWI noch LOWI is arbiter in een wetenschappelijk dispuut. Overigens is het de vraag of Verzoeker bereid is om daadwerkelijk een wetenschappelijk debat te voeren. Hem is uitgebreid de mogelijkheid daartoe geboden maar Verzoeker heeft zich teruggetrokken, waardoor de beoogde discussie voor het forum van peers niet kon plaatsvinden. Volgens het door het Bestuur overgelegde verslag van de moderatoren hebben Betrokkenen zich aan de gemaakte afspraken gehouden en goede wil getoond bij het aangaan van de wetenschappelijke discussie en de discussie voor het forum van peers. Het LOWI heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit verslag. Verder hebben de moderatoren gemeld dat hun niet duidelijk is geworden waarom Verzoeker zich heeft teruggetrokken en dat ze zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat Verzoeker wellicht de confrontatie met de wetenschappelijke peers als een … risico zag.

Voor zover het Bestuur in de overwegingen van het LOWI in onderdeel 4.3 van dit advies onvoldoende aanleiding ziet om zijn oordeel over de ontvankelijkheid van de verschillende klachtonderdelen te wijzigen, wordt hieronder alsnog ingegaan op de inhoudelijke beoordeling door de CWI van die klachtonderdelen.

Er is geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van fingeren of plagiëren in proefschrift 1. In de samenvatting van het proefschrift wordt geen uitspraak gedaan over welke rekenmethode is gebruikt en eerder in proefschrift 1 wordt duidelijk gemaakt dat de … wordt gebruikt. Derhalve is in proefschrift 1, dat de basis vormt voor publicatie 2014 (die vervolgens is overgenomen in proefschrift 3), de rekenmethode aangegeven. De details van de uitvoering van de berekening zijn onderdeel van het wetenschappelijk debat.

Er is geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van fingeren of plagiëren in proefschrift 2. Anders dan Verzoeker stelt, is in proefschrift 2 een correcte weergave opgenomen van proefschrift 1. In proefschrift 2 is geen uitspraak gedaan over de berekening, die overigens onderdeel is van het wetenschappelijk debat. Verder is het LOWI met het Bestuur van oordeel dat de klacht over proefschrift 2 onvoldoende is onderbouwd. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de klager om zijn klacht te substantiëren door deze te motiveren. Dat heeft Verzoeker ten aanzien van proefschrift 2 niet of nauwelijks gedaan. Het is niet de verantwoordelijkheid van de CWI om na te gaan of de ten aanzien van de andere publicaties aangevoerde argumenten eveneens van toepassing zouden kunnen zijn op proefschrift 2.

Er is geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van fingeren of plagiëren in publicatie 2014 en proefschrift 3. De CWI heeft na het door Verzoeker afgebroken wetenschappelijk debat een analyse gemaakt van publicatie 2014 en geconcludeerd dat geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit. Dat de CWI in haar beoordeling ook gebruik heeft gemaakt van informatie uit het wetenschappelijk debat en de klachtbehandeling, acht het LOWI niet onjuist. Bovendien wordt de conclusie van de CWI dat geen sprake is van (bewuste) misleiding of fingeren al gedragen door de beoordeling van de citaten uit publicatie 2014.

Het LOWI kan zich in beginsel vinden in de analyse van de CWI, zij het dat de CWI vrij streng heeft geoordeeld en dat de CWI duidelijker had kunnen uitleggen dat de … in publicatie 2014 op een essentiële manier worden gebruikt in de begripsvorming. Hoe daarna verder wordt gerekend is in de (beknopte) publicatie niet uiteengezet, behalve dat een … is gebruikt. De reden dat de berekening verder niet in detail is uitgelegd, is dat dit geen hoofdzaak is in het artikel. De doeltreffendheid van het in publicatie 2014 beschreven programma (en dus de gebruikte methodes) volgt niet uit beschouwingen over … achtergronden, maar uit … geïnspireerd op de praktijk.

Tot slot het volgende. Voor zover Verzoeker ook heeft gesteld dat sprake is van misleiding in het eerdere verweer van Betrokkenen, kan dit geen doel treffen. Het voeren van verweer in een klachtprocedure is geen wetenschapsbeoefening in de zin van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI is met de CWI van oordeel dat de klacht voor zover deze ontvankelijk is, ongegrond is omdat er geen sprake is van het verweten fingeren of plagiëren door Betrokkenen.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek gegrond is voor zover het de te lange duur van de klachtprocedure betreft. Dit leidt echter niet tot een advies aan het Bestuur om zijn oordeel gewijzigd vast te stellen. Voor het overige is het verzoek ongegrond.

Het Bestuur kan zijn aanvankelijk oordeel ongewijzigd overnemen als definitief oordeel.

Het Bestuur kan desgewenst ook zijn aanvankelijk oordeel gewijzigd vaststellen. In dat geval adviseert het LOWI het Bestuur om het klachtonderdeel tegen proefschrift 1 niet-ontvankelijk te verklaren omdat dit te laat is ingediend, het klachtonderdeel tegen proefschrift 2 ongegrond te verklaren omdat dit onvoldoende is gesubstantieerd, de klachtonderdelen tegen publicatie 2014 en proefschrift 3 niet-ontvankelijk te verklaren omdat het gaat om een herhaalde klacht zonder nova en het klachtonderdeel over het verweer van Betrokkenen ongegrond te verklaren omdat het bij het voeren van verweer in een klachtprocedure niet gaat om wetenschapsbeoefening in de zin van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Prof. mr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris